Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
Requisitoir
De Officier van Justitie bij de ArrondissementsRegtbank te Assen:
Gezien de nevengaande stukken en voorloopige
informatiën in de zaak tegen Johannes Hermanus Kniezenburg, van
beroep kolonist, wonende te Frederiksoord, gemeente Vledder
Overweegende dat er genoegzame gronden van
bezwaar aanwezig zijn dat de beklaagde op den 3 February 1843,
zijnde Vrijdag des morgens omstreeks acht uren, den Heer Coenraad
Hulst, adjunct directeur, in of nabij de schuur van deszelfs
woning te Frederiksoord, gemeente Vledder, met een mes
voorbedachtelijk heeft verwond en eene snede toegebragt op de
regterwang, lang 5 à 6 duim, diep een duim, alsmede eene snede op
de regterhand tusschen den duim en de voorste vinger, ter lengte
van omstreeks 4 duim, doorgaande tot op het been, eindelijk eene
wond of snede op den duim derzelfder regterhand;
Overwegende dat dit feit daarstelt het
wanbedrijf van verwonding met voorbedachten rade, strafbaar
volgens artikels 309, 310 en 311 van het Wetboek van Strafregt met
lijf- en ont??? straf, en in allen gevallen met correctionele
straf gezien artikels 83 en 88 van het Wetboek van Strafvordering
Requireert, onder aanbieding der stukken dat de
Regtbank voormeld, tegen genoemden beklaagde, ter zake
voorschreven bevel van gevangenneming verleent.
Assen, 8 February 1843
w.g. Thuessink van der Hoop
Subst.