Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
NB: Op dit formulier zijn gedeelten voorgedrukt, maar die zijn
gewoon in de tekst opgenomen
Pro Justitia
No. 10
Op heden den tienden Maart achttien honderd drie en veertig is
voor mij Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbank te
Assen, Provincie Drenthe, geadsisteerd door den Griffier bij
genoemde Regtbank, geëxploiteerd door den deurwaarder C.F.Poulie
wonende te Meppel verschenen de persoon gedagvaard onder den naam
van H.K.Vossebelt, dewelke, na in onze handen te hebben afgelegd
de belofte van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te
zullen zeggen, desgevraagd heeft geantwoord te zijn genaamd
Hillegonda Klaziena Vossebelt, oud 19 jaren, van beroep
dienstmeid, wonende te Frederiksoord, dat er geene
dienstbetrekking, noch bloedverwantschap of aanhuwelijking bestond
tusschen haar getuige en den beklaagden
J.H.Kniezenburg, en die verder op de daartoe gedane vragen heeft
verklaard hetgeen volgt:
Nadat haar zeer duidelijk was voorgelezen de verklaring door haar
afgelegd voor den Burgemeester der gemeente Vledder op den zesden
February jongstleden, dat zij bij die verklaring blijft en dat
dezelve geheel overeenkomt met hetgeen zij dienaangaande heeft
gezien en gehoord.
Voorts verklaart getuige dienaangaande
gevraagd: Op het oogenblik dat Kniezenburg brutaal wierd en dat de
Heer Hulst hem gelastte de deur uittegaan en hem bij de arm nam om
hem uit de deur te dringen stond ik op de drempel van de gang die
naar de Deel leid.
Zij waren toen twee of drie passen van de deur
die naar de tuin leidt en de Heer Hulst drong hem ook werkelijk
buiten die deur terwijl Kniezenberg van de buitenkant moeite deed
om den Heer Hulst naar binnen te dringen, ten gevolge waarvan de
bedoelde deur half open half toe was.
Onder dat dringen scheen de Heer Hulst een mes
bij Kniezenburg te hebben opgemerkt, immers hij riep onder dit
dringen “Wil jij mij snijden” terwijl de Heer Hulst onder
dit zeggen een luiwagen greep die onmiddelijk hing aan de muur bij
de bedoelde deur.
Eindelijk gelukte het den Heer Hulst om naar
buiten te komen waarop ik, die naar dit alles nieuwsgierig had
staan kijken, van de drempel over de deel liep naar een venster ’t
geen zich ter regterzijde van de bedoelde deur bevindt en hetgeen
uitzigt geeft in den tuin.
Voor dit venster staande zag ik èn mijn
loonheer èn Kniezenburg in de tuin.
Zij waren toen nog niet geheel en al genaderd
tot aan de put in de tuin aanwezig en de Heer Hulst liep
Kniezenburg achterna van tijd tot tijd met de luiwagen de beweging
makende om naar hem te slaan, zonder dat ik evenwel gezien heb dat
een dier slagen trof.
Kniezenburg liep toen dwars door de vlierheg
die de tuin afscheidt van mijnen loonheer en die van Kolkers, liep
vervolgens dwars door de tuin van Kolkers en sprong toen over de
wal die ook wederom deze tuin afscheidt, steeds achtervolgd
wordende op weinige passen door den Heer Hulst.
Onder dit loopen heb ik niet bemerkt dat
Kniezenburg zich heeft omgedraaid, hij liep steeds vooruit,
terwijl de Heer Hulst hem steeds op de hielen bleef zitten.
Wij hebben aan de getuige gevraagd hoe lang
naar haar beste berekening het dringen met de deur had geduurd,
waarop zij antwoordt: “Misschien vijftien à twintig seconden”.
Vr. Naar het ons voorkomt hadt Gij gedurende
dit dringen de gelegenheid om gedurende één of meer oogenblikken
de regterwang te zien van de Heer Hulst, daar Gij destijds nog op
de drempel van de gang stond. Hebt Gij ook bespeurd dat de Heer
Hulst toen reeds aan zijne wang bloedde?
A. Neen, hoezeer de Heer Hulst zijn regterzijde
wel naar mij toegekeerd had, had ik daarop niet het volle gezigt,
omdat mijne standplaats meer achterwaarts was en het mij ook nog
bijligt dat bedoelde Heer met de regterzijde tegen de deur drong.
Voorts desgevraagd: Ik heb ook niet gezien dat
de Heer Hulst aan Kniezenburg een schop toebragt bij de wal van
Kolkers, evenmin als ik weet te verklaren of Kniezenburg zich bij
de wal naar de Heer Hulst heeft gewend.
Voorts desgevraagd dat zij wel stellig weet te
verklaren dat de Heer Hulst nog geene wonde had op het oogenblik
dat hij Kniezenburg bij de arm nam. Ik had dat dunkt mij moeten
opmerken bijaldien dit het geval ware geweest.
Na voorlezing blijft de getuige hierbij en en bekomt taxe.
ƒ 3.54½
w.g. H.K.Vossebelt
J.H.Westra
C.E.Oosting