Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
NB: Op dit formulier zijn gedeelten voorgedrukt, maar die zijn
gewoon in de tekst opgenomen
Pro Justitia
No. 16
Op heden den tienden Maart achttien honderd drie en veertig is
voor mij Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbank te
Assen, Provincie Drenthe, geadsisteerd door den Griffier bij
genoemde Regtbank, geëxploiteerd door den deurwaarder C.F. Poulie
wonende te Meppel verschenen de persoon gedagvaard onder den naam
van dochter van Montanus, dewelke, na in onze handen te hebben
afgelegd de belofte van de geheele waarheid en niets dan de
waarheid te zullen zeggen, desgevraagd heeft geantwoord te zijn
genaamd Antoinette Cornelia Montanus, oud vierendertig jaren, van
beroep zonder, wonende te Frederiksoord, dat er geene
dienstbetrekking, noch bloedverwantschap of aanhuwelijking bestond
tusschen haar getuige en den beklaagden J.H. Kniezenburg, en die
verder op de daartoe gedane vragen heeft verklaard hetgeen volgt:
dat zij zich in het geheel niet herinnert dat
een klein kind van de dochter van den kolonist Dammers ten harent
in den winkel van haar vader zoude hebben gezegd dat Kniezenburg
bij Dammers aan huis had te kennen gegeven dat hij (sprekende van
het voorgevallene met den Heer Hulst) hem toch een fikse veeg over
zijn bakkes had gegeven maar dat hij er ook een fiks mes toe had
medegenomen;
Dat het haar getuige wel bijligt en dat het
zelfs wel waarschijnlijk is dat het bedoelde kind ’t geen bijna
dagelijks in de winkel komt over het voorgevallene heeft gesproken
gelijkerwijs vele andere lieden op den bedoelden dag of later over
dit voorval mede hebben gesproken, doch dat getuige bij geene
mogelijkheid kan nagaan wat ieder in het bijzonder daaromtrent
heeft gezegd.
Na voorlezing blijft de getuige hierbij en bekomt taxe.
Tarief ƒ 3,54½.
w.g. C.E.Oosting
A.C. Montanus
D.H. Westra