Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
NB: Op dit formulier zijn gedeelten voorgedrukt, maar die zijn
gewoon in de tekst opgenomen
Pro Justitia
No. 17
Op heden den tienden Maart achttien honderd drie en veertig is
voor mij Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbank te
Assen, Provincie Drenthe, geadsisteerd door den Griffier bij
genoemde Regtbank, geëxploiteerd door den deurwaarder C.F. Poulie
wonende te Meppel verschenen de persoon gedagvaard onder den naam
van Adrianus van den Brink, dewelke, na in onze handen te hebben
afgelegd de belofte van de geheele waarheid en niets dan de
waarheid te zullen zeggen, desgevraagd heeft geantwoord te zijn
genaamd Adrianus van den Brink, oud vijfendertig jaren, van
beroep arbeider en kolonist, wonende te Frederiksoord, dat er
geene dienstbetrekking, noch bloedverwantschap of aanhuwelijking
bestond tusschen hem getuige en den beklaagden J.H.
Kniezenburg, en die verder op de daartoe gedane vragen heeft
verklaard hetgeen volgt:
Nadat aan den getuige zijne verklaring afgelegd voor den Heer
Burgemeester van Vledder op den zesden February jongstleden zeer
duidelijk was voorgelezen,
dat dezelve alles inhoudt wat hem ten aanzien
van het voorgevallene bekend is, maar dat hij de opmerking moet
maken dat men hem niet heeft begrepen toen er gerelateerd is dat
hij getuige zoude gezien hebben dat Kniezenburg de deur was
uitgedrongen door den Heer Hulst, want dat hij alleenlijk gezien
heeft dat de Heer Hulst Kniezenburg in de borst vatte,
dat hij na dit gebeurde niets meer heeft gezien
omdat hij hierop dadelijk aan zijn werk was gegaan;
Dat hij in het geheel niet nieuwsgierig naar de
uitslag was geweest van hetgeen er gebeurde en dat hij steeds aan
zijn werk was gebleven;
Dat hij er ook in het geheel niets van weet of
de Heer Hulst toen hij Kniezenburg in de borst vatte reeds aldan
niet gewond was omdat hij alles ’t geen hij gezien heeft terloops
door de geopende staldeuren zag terwijl hij de beesten voederde.
Na voorlezing blijft de getuige hierbij en bekomt taxe.
Tarief ƒ 3,54½.
w.g. C.E. Oosting
D.H. Westra
A. v.d. Brink