Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
Nr. 20
Pro Justitia
De ArrondissementsRegtbank te Assen, provincie Drenthe,
overeenkomstig Artikel 114 van het Wetboek van Strafvordering in
raadskamer vergaderd;
Gezien het requisitoir van den Officier van Justitie bij gemelde
Regtbank en de daarbij overgelegde stukken in de zaak tegen Johannes
Hermanus Kniezenburg, volgens opgave oud 53 jaren, van
beroep kolonist, geboren te Utrecht, laatst woonachtig in de
kolonie Frederiksoord, gemeente Vledder, thans gedetineerd in het
huis van arrest en justitie te Assen;
Overwegende dat er genoegzame bezwaren tot verdere vervolging
tegen den beklaagde uit de genoemde instructie zijn gedaan, dat
hij op Vrijdag den derden February 1800 drie en veertig des
morgens omstreeks acht uur, den Heer Coenraad Hulst,
adjunctdirecteur, in of nabij de schuur van deszelfs woning te
Frederiksoord, gemeente Vledder moedwillig een snede heeft
toegebragt op den regterwang, lang vijf à zes duim, diep een duim,
verder een snede op de linkerhand tusschen den voorsten vinger en
den duim van en bovenop de linkerhand, lang ongeveer vier
nederlandsche duimen en diep bijna een halve duim, eindelijk eene
kneuzing op den duim der zelfde hand, zonder dat die verwonding
eene ziekte of beletsel van te werken gedurende meer dan twintig
dagen bij den verwonden heeft veroorzaakt;
Overwegende dat dergelijke daadzaak bij de wet wordt verklaard te
zijn wanbedrijf strafbaar uit krachte van artikel 311 vergeleken
met 309 van het Wetboek van Strafregt;
Gezien artikel 114 en volgende van het Wetboek van Strafvordering,
Verwijst den beklaagde ter zake voorschreven naar de correctionele
teregtzitting der Regtbank en
Beveelt deszelfs gevangenhouding.
Aldus gedaan ter Raadkamer binnen Assen op heden dingsdag den
veertienden Maart 1800 drie en veertig bij Mrs Homan, president,
Alsthorphius Greveling en Bertling, regter, Carsten, griffier.
w.g. J.T. Homan
P.W. Alsthorphius Greveling
E.K.J. Bertling
A. Carsten
---------------------------------------
De Officier van Justitie bij de ArrondissementsRegtbank te Assen
requireert den deurwaarder G.H. Ekkart vorenstaand bevelschrift te
betekenen aan den daarin vermelde Johannes Hermanus
Kniezenburg en hem te dagvaarden om voor de gemelde Regtbank
oordeelende in strafzaken in de gehoorzaal harer gewone
regtzittingen te Assen te verschijnen op woensdag den
twaalfden April 1800 drie en veertig des voormiddags te tien
uur ten einde te worden gevonnist ter zake in dat bevelschrift
vermeld evenwel onder de verzwarende omstandigheid dat hij de
aldaar omschreven verwondingen voorbedachtelijk aan den Heer
Coenraad Hulst heeft toegebragt.
Assen, 29 Maart 1843
w.g. Thuessink van der Hoop
subst.
----------------------------------------
In den Jare 1800 drie en veertig den negen en twintigsten Maart
ter requisitie van den Heer Officier van Justitie bij de
ArrondissementsRegtbank te Assen heb ik Gerrit Holthuis Ekkart,
deurwaarder bij gemelde Regtbank, wonende te Assen
Vertoond en geïnsinueerd aan Johannes Hermanus Kniezenburg,
thans gedetineerd in het huis van arrest te Assen aldaar exploit
doende en sprekende met hem in persoon vorenstaand bevelschrift
van verwijzing naar de teregtzitting der Correctionele Regtbank
van denzelven.
Voorts heb ik ter requisitie als voren en uit krachte der
vorenstaande last
gedagvaard
denzelven Johannes Hermanus Kniezenburg om te verschijnen voor
bovengenoemde Regtbank te Assen oordelende in strafzaken in de
gewone gehoorzaal harer teregtzittingen op Woensdag den twaalfden
April 1800 drie en veertig des voormiddags te tien ure teneinde te
worden gevonnist ter zake in geïnsinueerde bevelschrift en
voormelde daaropvolgende last is vermeld en omschreven.
Afschrift van dat bevelschrift, de daarop volgende last en van dit
exploit is door mij aan den gedaagde gelaten, exploit doende en
sprekende als boven.
De kosten zijn zeven en veertig cents
Orig. 23½
1 kopij 23½
ƒ -.47
w.g. G.H. Ekkart
deurwaarder