Naar het overzicht van de STRAFKOLONIE
Op 3 april 1830 schrijft de directeur in een brief met nummer N307, invnr 104 de scans 69-70:
(...)
Nog moet ik eene klagte over brengen aangaande den opziener voor de Straf Kolonie Vianen, die tegenwoordig veelal beschonken is, en zich soms zoo buitensporig gedraagt waarover hij onderscheidene malen ernstig onderhouden is, ook nog door Do Amshoff, bij diens laatste huisbezoek, doch wien hij zeer brutaal behandeld heeft.-
Ook het ontslag van deze acht ik van belang, om, inzonderheid over de woningen dezer kolonisten, een meer zorgvuldig toezigt te erlangen – UWEDG geen ander en beter voorkomende daar toe hebbende, zou ik UWEDG den Sergt Majoor Kienasz, laatst in plaats van den aftredende Sergt door mij voorgedragen, aanbeveelen.
(...)
De permanente commisie schrijft op de brief dat zij hierover
beslist op 15 april 1830 bij agendapunt N5. Dat moet
zitten in invnr 375 (geen scans), maar dat heb ik niet gezien en
dat hoeft ook niet, want in het personeelsregister met invnr 997
(geen scans) op folio 19 is aangetekend: 'Vianen ontslagen 15
april N5 en den 1 mei 1830 uit de kolonie vertrokken.'
Daarna vergaat het Hendrik van Vianen als zoveel ex-employés. Hij
wordt op 6 november 1838 (zijn 68e verjaardag!) het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengevoerd (waar hij het
dochtertje gelaten heeft weet ik niet). Hij komt aan uit
Dedemsvaart wat duidt op een vrijwillige opname. Het signalement
vermeldt: 'bleek aangezicht, grijs haar, blaauwe ogen, ordinaire
neus, mond en kin, merkbare teekenen: één oog'. De verminkte hand
wordt niet genoemd. Hij staat met bedelaarsnummer 1008 in het
register toegang 0137.01 invnr
427 en hij wordt op 31 december 1839 ontslagen.
Op 14 februari 1840 is hij er weer. Opnieuw door
Dedemsvaart binnengebracht. Hij heeft nu bedelaarsnummer 2917 in
het register toegang 0137.01 invnr
428 en hij wordt 11 april 1840 overgeplaatst naar
Veenhuizen en vandaar op 26 november 1841 ontslagen.
Daarna komt hij niet meer terug.
Beoogd opvolger Hendrik Kinast staat zonder geboortedatum
of andere informatie op folio 18 van het personeelsregister met
invnr 997. Er staat alleen dat hij is getrouwd met Hendrica
Klasina Meeuwessen. Uit de gegevens op bonmama
blijkt dat hij in 1797 in Zwitserland is geboren.
Op 18 april 1830, in een brief met nummer N355, invnr 104
de scans 465-467, schrijft de directeur der koloniën aan de
permanente commissie:
(...)
Toen ik UWEDG bij mijne Missive van den 3 April N. 307 het ontslag van den opziener Vianen en diens vervanging door den gewezen Sergeant Majoor Kinasz voordroeg, was ik niet bedacht, dat eerstgenoemde slechts drie Gulden salaris heeft, en dit inkomen voor den laatsten, die vrouw en, zoo ik meen, een kind heeft, te gering zoude zijn.-
Ik meen echter bij de voordragt tot het ontslag van Vianen, die inderdaad een dronkaard is, te moeten blijven, maar geef UWEDG in bedenking om diens betrekking nog niet te doen vervullen; maar ter voorloopige waarneming aan den ijverigen en braven Schoolonderwijzer Hoogstra optedragen, tegen eene geringe schadeloosstelling van een gulden vijftig centen, alzoo ik veronderstel, ook na ingewonnen advijs zoo wel van de Directie van het gesticht als van den Adjt Direkteur voor het onderwijs, dat dit opzigt door dien persoon zeer wel kan gehouden worden zonder dat het onderwijs daardoor zoude behoeven te lijden, terwijl hetzelve dan zeker in beste handen zoude zijn, hetgeen bovendien ook nog een geringe besparing zoude opleveren, kunnende men dan afwachten in hoeverre mijne verwachting worde verwezenlijkt.-
Inmiddels UWEDG dispositie van den 15 April JL N. 5 ontvangen zijnde, zal vooreerst slechts aan het ontslag gevolg worden gegeven, en UWEDG bepaling omtrent de vervulling der openvallende betrekking van opziener worden afgewacht.
(...)
Schoolmeester Haaije of Haijo Hoogstra komt aan de orde in De
bedelaarskolonie pagina's 173-174, 290 en 304 en in De
strafkolonie pagina's 95-06, 111, 121, 132-134, 153,
160-166, 241, 246, 265, 281-282 en 308. Zie voor een incidentele misstap hier.
De permanente commissie besluit op 4 mei 1830 onder
nummer N21, invnr 376 (geen scans):
N. 21 b
DE PERMANENTE COMMISSIE
Nader gelet op het rapport van den Heer Directeur der Kolonien m d 18 April ll. N. 355- in advies 27 April ll. N. 7.
Herzien de Resolutie van den 15 April ll. N 5c
Besluit
Art 1
Intrekken en buiten effect te stellen de Benoeming van den persoon van H. Kinast tot opziener over de Strafkolonie.
Art 2
Den post van opziener over de Strafkolonie op te dragen aan den Schoolonderwijzer te Ommerschans H. Hoogstra, tegen eene schadeloosstelling van een gulden vijftig centen s weeks
Art 3
De persoon van H. Kinast onder het genot van het gewone salaris op te dragen de waarneming van den post van zaalopziener, welke ten gevolge van het ontslag van den zaalopziener Seijl vacant is
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Heer Directeur voornoemd ter executie en een ander afschrift worden uitgereikt aan den Heer Verificateur.
de P C voorn
Die benoeming van Hendrik Kinast als gewoon zaalopziener
op f 5,20 per week is volgens het personeelsregister met invnr 997
(geen scans) folio 18 per 2 juni 1830. Maar hij gaat op 25
april 1831 in 'schutterlijken dienst' (om tegen de Belgen te
vechten) en als hij na drie jaar terugkomt en probeert weer
zaalopziener te worden - zie invnr 149 scan 230 plus scan 284 plus
scan 58 - gaat dat 'uit hoofde van zijn zwak ligchaamsgestel' niet
door en wordt - zie invnr 149 scan 482 - gesproken van een baan
als winkelier bij het eerste gesticht.
Die aanstelling staat op folio 48 van het personeelsregister
1834-1859 met invnr 998 (daarvan zijn geen scans). Daar wordt als
geboortedatum 24 september 1798 beweerd en als die van echtgenote
Hendrica Klasina Meeuwessen 17 juni 1804. Bij besluit van 20
oktober 1834 N44 is Hendrik Kinast voor zes gulden per week
winkelier bij het eerste gezticht. Maar hij overlijdt op 20
december 1834, zijn echtgenote moet uit Veenhuizen
vertrekkenfebruari 1835.
Haaije Hoogstra is nu opzichter van de strafkolonie en dat zal
hij blijven totdat de Staat de gestichten in Veenhuizen en de
Ommershans in 1859 overneemt en de strafkolonie per
1861 de deuren moet sluiten.
Een paar maanden na zijn aanstelling wordt Hoogstra wat
overmoedig als hij hoort dat de onderdirecteur van de Ommerschans
gaat vertrekken. Op 9 September 1830, invnr 108 scan 111,
schrijft hij aan de directeur:
Ommerschans den 9 september 1830
Hoog Edele Gestrenge Heer!
Daar ik van den Heere J. Fredriks gehoord heb, dat hij voor den post als onderdirekteur alhier bedankt heeft; en daar U.H.E.Gestrenge mij van nabij kent, ten aanzien van mijn karakter, kunde en geschiktheid; zoo neem ik de vrijheid, mij als sollicitant voor dien post aantebieden, hopende dat U.H.E.Gestrenge mij met denzelven mag begunstigen.-
Ik zal zoo veel in mijn vermogen is, mij van mijnen pligt kwijten, om meer en meer het groote doel der Permanente Kommissie te helpen bevorderen.
Maar dat is te hoog gegrepen voor de schoolmeester. Het blijft
bij een bijbaantje als opzichter van de strafkolonie, waar dan
later nog bij komt voorzanger bij de hervormde gemeente te
Ommerschans.