Alle leden zijn tegenwoordig
De nieuw verkozen gemeensmannen
M:A: Overhoff
H: Lucassen
P: Hertog
Worden als zoodanig erkend en bevestigd
Worden gelezen vier processen verbaal van kolonie N1 van
den 24 Januarij, 14 February, 31 Maart en 4 dezer maand houdende
beschuldiging
1 tegen Lammegien dochter van den kolonist Weitering
welke zonder verlof de 31 Mei 1848 de kolonie heeft verlaten en
den 16e Januarij teruggekeerd.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde,bekent haar misdrijf.
De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht
waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld,
Besluit:
L: Weitering te verwijzen naar de Ommerschans
waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar
gemaakt
2 tegen de kolonist Dirk Verschoor en de
kolonistenzoon Cornelis van Kooten, welke turf hebben
ontvreemd
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, bekennen beide hun
misdrijf, zeggende D: Verschoor op dat oogenblik gebrek te
hebben gehad aan droge turf.
De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§3 van het Reglement van tucht
waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens
dubbelle vergoeding van het ontvreemde, of ook wel overplaatsing
naar de Ommerschans naar gelang der omstandigheden op dat
misdrijf is gesteld,
Besluit:
D. Verschoor en C. van Kooten de straf op te
leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer benevens eene
vergoeding voor ieder van 80 centen.
3 tegen Catharina, dochter van den kolonist Venker
welke den 3e October 1847 heimelijk de kolonie heeft verlaten en
den 10 Februarij jl is teruggekeerd
De beschuldigde binnengeroepen zijnde,bekent haar misdrijf
De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht
waarbij overplaatsing naar de Ommerschans op dat misdrijf
is gesteld,
Besluit:
Catharina Venker voor onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans,
waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar
gemaakt
4 tegen Cornelis Nicolaas Goudsblom welke zich
zoude hebben schuldig gemaakt aan het misbruik van sterken drank
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, kan niets tot zijne
verschooning inbrengen
De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§2 van het Reglement van
tucht waarbij overplaatsing naar de Ommerschans is gesteld
voor hen die zich andermaal aan dat misdrijf hebben schuldig
maken.
Daarbij tevens aanmerkende dat hij den 3e July 1848 om hetzelfde
misdrijf voor de raad is verschenen.
Besluit:
C:M: Goudsblom voor een onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans Waarop de goedkeuring van de Perm:
Comm: zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
5 tegen Mathijs van Rooijen voorzoon van de vrouw
van Schrevendijk en Maria Theresia Hensbergen
wegens onzedelijke omgang met elkander ten gevolge waarvan
laatstgenoemden in eenen zwangeren staat verkeert
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, zijn niet verschenen
De Raad genoeg van hare toestand overtuigd zijnde en daarbij gelet
op Art: 2§f en Art: 3§2 van het Reglement van tucht waarbij
overplaatsing naar de Ommerschans op dat misdrijf is
gesteld.
Besluit:
M. van Rooijen en M.T. Hensbergen beiden te
verwijzen de eene naar de Ommerschans en de andere
naar Veenhuizen, waar op de goedkeuring van de Perm: Comm:
zal worden ingewacht.
Verder wordt gelezen een brief van den Instituteur te Wateren
houdende beschuldiging tegen de huisvrouw van den kolonist Bezuijen,
welke den schoolonderwijzer A:F: Albertsma door vloeken en
scheldwoorden zoude hebben beledigd uithoofde hij de twee bij haar
ingedeelde weezen, welk een half uur te laat in de school kwamen,
na schooltijd even zoo lang had doen overblijven.
Daar deze zaak bij eene vorige zitting uit hoofde van haar
ongesteldheid is moeten worden uitgesteld, wordt zij nu opnieuw
binnengeroepen, doch verschijnt de man gevende te kennen, dat zij
al wederom ongesteld is.
De Raad kan zulks niet gelooven, daar een der gemeensmannen en ook
den onderwijzer haar des morgens door de kolonie heeft zien gaan,
en waarom vrouw Bezuijen voor schuldig wordt gehouden.
De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§1 van het Reglement van tucht
waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat
misdrijf is gesteld.
Besluit:
Vrouw Bezuijen de straf op te leggen van acht dagen
opsluiting in de strafkamer.
Nog wordt gelezen een Proces verbaal van de Raad van toezigt van
de kolonie N3 van den 30 Maart jl houdende beschuldiging
1 tegen den bestedeling Heijltje van de Wey welke
den 5 Maart jl zonder verlof de koloniën heeft verlaten en den 11e
daaraanvolgende is teruggekeerd.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, bekent zijn misdrijf
De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van
tucht waarbij overplaatsing naar de Ommerschans op dat
misdrijf is gesteld.
Besluit:
H. van der Weij voor een onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Perm:
Comm: zal worden ingewacht
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
2 tegen den bestedeling Arend Vrijhof welke onder
valschen naam bij den Heer Directeur is gaan bedelen.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, bekent zijn misdrijf
De raad deze zaak als eene ongehoorzaamheid beschouwende en
daarbij gelet op Art: 2§a en Art: 3§1 van het Reglement van
tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
A. Vrijhof de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting inde strafkamer
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt
3 tegen de bestedeling Anna Maria Oostendorp
wegens het ontvreemden van aardappelen uit eene kuil van de
Maatschappij
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, verklaart door T.
Gutsloe te zijn uitgezonden om aardappelen te halen uit eene
der kuilen.
T. Gutsloe welke daarna wordt binnengeroepen blijft zulks
ontkennen.
De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§2 van het Reglement van tucht
waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens
dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
A.M. Oostendorp de straf op te leggen van acht dagen
opsluiting in de strafkamer benevens een vergoeding van 45 centen.
A.M. Oostendorp binnengeroepen zijnde, wordt haar zulks
kenbaar gemaakt
De Raad is eenparig van gevoelen dat ook Gutsloe wel
degelijk schuldig is aan hetgeen hem bij proces verbaal wordt ten
laste gelegd.
Daar hij echter een bejaard en zwak man is ziet de raad er tegen
op om de straffen bij Art: 3§3 van het Reglement van tucht
voorgeschreven op hem toe te passen, waartoe hij eigenlijk
behoorde veroordeeld te worden en steld zij de Perm: Comm:
mitsdien voor in overeenstemming met zijn eigen verzoek om hem
over te plaatsen naar Veenhuizen onder de
arbeiderskolonisten hetgeen afgescheiden van de onderhavige
kwestie van belang is daar hij de ouderdom van 65 en zijne vrouw
van 75 jaren heeft bereikt en beiden geen werk meer kunnen
verrigten, terwijl de ingedeelden zich beklagen het daar zeer
slecht te hebben en het langer verblijf van het gezin in deze
kolonie mitsdien schadelijk zij
In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van
Konijnenburg: In eene afzonderlijke woning te Veenhuizen
kunnen die oude lieden mede kwalijk zijn, beter komt mij
voor, hen hier in de gewone kol. in te deelen of in de zalen te
Veenhuizen te plaatsen vK
4 tegen de kolonistenkinderen
Izaak Noord
Marten Mozes Vogel
Samuel Bremer
Heyman Bremer
Wegens het plegen van baldadigheid aan de kolonistenwoningen.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, kunnen niets tot hunne
verschooning inbrengen
De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§1 van het Reglement van tucht
waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat
misdrijf is gesteld.
Besluit:
I. Nord & M.M. Vogel de straf op te leggen
ieder van 3 dagen opsluiting in de strafkamer en S.
& H. Bremer ieder van vijf dagen zijnde de laatste de
laatsten bekend als groote deugnieten.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, wordt hen zulks kenbaar
gemaakt
Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord den 5e April 1849
C. Hulst
L: ten Broek
Overhoff
Dit X is het handwerk van H. Lucas, die verklaart niet te
kunnen schrijven in tegenvoordigheid van
Idserda, Morriën
P. Hertog
F.H.P. van Marle Secretaris
Raad van Toezigt gehouden in kolonie N1 op de navolgende
tijdstippen
Alle leden zijn tegenwoordig
Zitting van den 24e Januarij 1849
Is voor den Raad verschenen Lammechien Weidering, oud
ongeveer 20 jaren, dochter van den kolonist van dien naam wonende
op hoeve N73; Op 31 Mei 1848 zonder verlof de koloniën verlaten
hebbende en teruggekeerd de 16 Januarij 1849- verklarende de
bovengenoemde persoon dat zij bereid was zich te onderwerpen aan
den straffen op desertie bepaald.
Zitting van den 14 Februarij 1849
De voorzitter geeft te kennen dat hij voor den Raad heeft doen
roepen Dirk Verschoor oud ruim 31 jaren, kolonist wonende
op hoeve N119 en Cornelis van Kooten oud bijna 20 jaren
behuwd zoon van den kolonist de Jong, wonende op hoeve
N103 ter zake van diefstal van turf waaraan zij zich in den nacht
van den 8 dezer hebben schuldig gemaakt.
De beide beschuldigden opgeroepen en verschenen zijnde, wordt de
laatstgenoemde Cornelis van Kooten het eerst binnenstaande
door den President bepaald het schandelijke en dubbel strafbare
zijner daad, als niet alleen zijne schendige hand aan Maatschappij
goed geslagen, maar ook misbruik gemaakt hebbende van het
vertrouwen in hem gesteld door zijne benoeming tot bezoldigd
nachtwacht;
al hetwelk door den Voorzitter ook toepasselijk gemaakt wordt op
den eerste beschuldigde Dirk Verschoor op wien daar te
boven de verleiding van den jeugdigen en onbedachtzame van
Kooten zwaar moeten drukken, daar deze door hem gebezigd was
tot den vervoer van het gestolene naar zijn huis, onder voorgeven
van pijn in de lendenen.
De beide beschuldigden erkennende de hun ten laste gelegde
schanddaad bepaalden zich hoofdzakelijk tot de verklaring dat het
de eerste maal was, dat zij zich dusdanig hadden vergrepen en
hoopten dat de ontvreemding van zoo weinig belang hun niet zoo
zwaar mogt toegerekend worden.
Het is aan den Raad voorgekomen, dat de beschuldigden niet alleen
weinig gewigt hechtende aan hunnen belangrijken post als
nachtwacht en het alzoo dubbel misdadige en strafbare van
hun bedrijf niet inzien maar ook dat zij dulden het algemeen bij
de kolonisten in zwang zijnd denkbeeld het is goed van de
maatschappij en eene ontvreemding van hetzelve alzoo voor min
strafwaardig houden.
De raad heeft aan de beschuldigden te kennen gegeven dat de Raad
van Toezigt de onderwerpelijke zaak verwijst naar de Raad van
Politie en Tucht.
Zitting van den 31 Maart 1849
In den Raad verschenen Catharina Venker, oud 18 jaren
dochter van den kolonist van dien naam wonende op hoeve N121 op
den 3 October 1847 zonder verlof de kolonie verlaten hebbende en
teruggekeerd de 10 Februarij 1849 verklarende bovengenoemd persoon
dat zij bereid was zich te onderwerpen aan de straffen op de
zaak bepaald.
Aldus gedaan op bovengemelde datums
De President
H. Faaken
De Leden
J. Uhl
A. Lucassen
HA overhoff
De Secretaris
J.Heerkes de Vries
Zitting van den 4e April 1849
Is voor den Raad geroepen en verschenen Cornelis Nicolaas
Goudsbloem ingedeelde bij den kolonist G. van Os
wonende op hoeve N95 ter zake van herhaakd en verregaand misbruik
van sterken drank.
Uit een berigt des wegens gegeven door den wijkmeester Lucassen
blijkt dat de beschuldigde zich op Zaturdag 31 Maart uit de woning
van de genoemde G van Os heeft verwijderd en den volgende dag nog
niet was teruggekeerd; dat hij wijkmeester als toen uit
bezorgdheid of hem beschuldigde ook ernstig ongeluk mogt
wederkomen zijn dezelve heeft doen opsporen,dat men den
beschuldigde dan ook gevonden heeft bij den tapper Bodendijk
aan den weg naar Noordwolde en wel in dien staat dat hij met een
ossenkar vandaar vervoerd moest worden en onmiddellijk in de
strafkolonie is geplaatst
De beschuldigde heeft de bovengenoemde daadzaken erkent en is hem
door de voorzitter aangezegd dat de Raad van Toezigt hem verwijst
naar den Raad van Politie en Tucht.
Tenzelve dage zijn voor den Raad geroepen Mathijs van Rooijen
en Maria Theresia Hensbergen beschuldigd van onzedelijke
omgang met elkander te hebben gehad, tengevolge waarvan M:T:
Hensbergen zich in een zwangere staat zou bevinden, terwijl
het overigens van openbare kenschap is, dat zij reeds ten huwelijk
zijn aangetekend en aldus een daad gedaan hebben waartoe zij
buiten de toestemming van de Directie dezer Koloniën als belast
met de voogdijschap over gemelde M T Hensbergen niet
vermogt over te gaan.
De beide opgeroepenen zijn niet verschenen.
Aldus op datum als voren
De President
H Faaken
De Leden
J. Uhl
A Lucassen
HA Overhoff
Ondergebracht
op de onderwijspagina's.
Raad van Toezigt gehouden in kolonie N3
Alle leden zijn tegenwoordig
Wordt binnen geroepen den bestedeling Heijltje van der Weij,
oud 46 jaren, ingedeeld in hoeve N157, die den 5e Maart jl
gedeserteerd en den 11e teruggekomen is,
Hij zegt naar Sneek te zijn geweest waar hij om zaken met zijne
bloedverwanten wezen moest en ook dezelve eens te zien en te
spreken.
Nog wordt binnen geroepen den bestedeling Arend Vrijhof,
oud 17 jaren hoeve n140, Die bij den Heer Directeur de Koloniën
gebedeld heeft en gezegd, dat zijne naam Abraham Lagard
was.
Hij wil niet zeggen waarom hij het gedaan heeft, hij bekend het
goed te hebben waar hij ingedeeld is en het volstrekt niet van
honger gedaan te hebben. Doch bekend nu van de ontvangen 5
stuivers, kaas te hebben gekocht en onderweg opgegeten. Hij staat
bekend als een gewillige maar ook als een zeer ondeugende
jongen.
Daarna wordt binnengeroepen Anna Maria van Oostendorp, oud
28 jaren, ingedeeld bij den kolonist Gutsloe hoeve N87,
die aardappelen uit een kuil bij den wijkmeester Klijzing
ontvreemde en op den daad betrapt werd.
Zij gaf voor door Gutsloe om dezelve gezonden te zijn,
waarom den wijkmeester haar vooruit laat gaan met de ontvreemde
aardappelen met het verbod niet te zeggen, dat zij was gezien
geworden; zoo zij vooruit en meergenoemde wijkmeester volgde en
vond Gutsloe reeds buiten wachtende, die hem echter niet
kende door de duisternis, maar toch antwoorde Gutsloe,
toen zij aangaf, dat zij wat had, stil, en ging toen met de
ontvreemdster van de aardappelen naar binnen.
De wijkmeester die buiten bleef om het gesprek te beluisteren,
hoorde via lang wachten, dat hij vroeg “hebben ze je ook gezien”
waarop zij antwoorde “neen vader”, daarop ging den wijkmeester
naar binnen met den wijkmeester J. Verhagen bij zich die
mede alles gehoord heeft en vroeg ‘heeft zij genoeg aardappelen
mede gebragt”, waarop Gutsloe antwoorde wat aardappelen en
toen den wijkmeester hem een zak wees waarin dezelve waren, die
omtrent naast hem lag met de p.m. 15 koppen aardappelen erin,
zweerde hij bij allen, zoo als hij nu ook doet er niets van
geweten te hebben, meermalen is dat met ingedeelden van dien
kolonist gebeurd en altijd is hij door ontkennen er goed
afgekomen.
Hij is 65 en zijne vrouw 75 jaren, kinderen hebben zij niet meer
hier, zodat er ingedeelden moeten wezen, die alle bitter klagen en
waarom het wenselijk was, dat Gutsloe ingedeeld werd of
zoo als hij wenscht naar Rotterdam terug gaat.
Eindelijk wordt binnengeroepen de navolgende wevers uit het
weefhuisje N104 als:
Izaák Nord
Marten Mozes Vogel
Samuel Breemer
Heijman Breemer
Die jongens maken de glasruiten los door er de stopverf af te
breken, smijten steenen door de glazen etc etc.
Zij weten nu niets ter verschoning in te brengen.
Ter voorkoming, dat die jongelieden niet de gehele woning
afbreken, heeft men gemeend hen voor den raad te moeten roepen.
Aldus gedaan te Willemsoord, den 30 Maart 1849
JH Hoving
J van Agteren
J Klijzing
P. Hartog
H de Plot
Notities bij het zittingsverslag