De Raad door den President geconvoceerd zijnde waren alle leden
tegenwoordig.
Door den President is aan den Raad voorgelegd eene aanklagte
tegen de wees Gerrit Machzijn, oud 15 jaar, uit zaal 11
& 12 wegens door hem begane diefstal in de nacht tusschen den
9 & 10de February 1830 uit een gesloten kistje toebehorende
aan den wees Johannes Gerardus van den Bregge,
bestaande het gestolene in eens somma van vier guldens vijfennegentig cents in onderscheidene muntspecien, in het bijgevoegde Proces Verbaal breeder omschreven.
De Raad heeft de beschuldigde voor hen doen komen ten einde
dezelve te horen in zijne middelen van defensie.
De beschuldigde heeft dadelijk bekend de hierboven gemelde
diefstal met voorbedacht gepleegd te hebben.
Waarop de Raad besloten heeft zoo als dezelve besluit bij deeze
De beschuldigde te condemneren ingevolge art. 8 van het Reglement van Tucht, tot dubbelde vergoeding van het ontvreemde uit zijn krediet bij de Maatschappij benevens opsluiting gedurende 8 achtereenvolgende dagen om den anderen dag te water en brood.
Verlangende de Raad dat hieraan onverwijld executie zal worden gegeven.
Gedaan te Veenhuizen 1 Etablissement de datum als boven
J. Poelman adj. dir.
Kuiper
L. Vrieze
J.H. Kloekers
Textor
T Holsteijn secretaris
kolonie Veenhuizen
1e Etablissement
Proces Verbaal
In den nacht tusschen den negenden en tienden february,
achttienhonderd dertig heeft de wees genaamd Gerrit Machzijn, oud
vijftien jaar, behoorende tot zaal no 11 en 12, eenig geld
ontfreemd van den wees met naame J.G. van der Bregge, ten bedrage
van vier gulden vijfennegentig cts, in onder scheijden munt
specien als twee gulden vijftig cts zilver en twee gulden vijf en
veertig cts koloniale munt,
Hebbende eerst gemelde persoon het snoode besluit ondernomen om
het kastjen van laats genoemde persoon open gebroken en alzoo het
bovenstaande bedrag er uit gehaald,
doch bij het ontdekken van boven gemelde diefstal bleek, egter bij
hem noch aan kontant te hebben bevonden als een gulden zilvergeld
en een gulden en vijftien cts koloniale munt, dat hij van het
overige geld gekogt heeft als
een bonten doek
van de wees genaamd Teunis Doesburg voor eene waarde van |
49
cts |
Van Hendry Philip
Bloeme een doek voor eene waarde van |
35
cts |
Van J. van Grooze
een doek voor een waarde van |
30
cts |
Van P. de Graaf
eene bombazien broek voor een waarde van |
85
cts |
En aan snoeperij
besteed |
80
cts |
Ik ondergetekende zaalopziener van boven gemelde zaal hebbe dus
goedgevonden een proces verbaal tegen den beschuldigde in te
brengen en het zelfde aan den raad van tugt voor weezen
vondelingen en verlatene kinderen overteleggen om van dezelfde
nadere authorisatie te mogen verlangen en dat die persoon naar het
reglement van tugt mag worden gestraft
Aldus opgemaakt naar waarheijd door mij
ondergetekende opziener in opgemelde zaal
Op den 13 Februarij 1830
J.H. Kloekers
Notities bij het zittingsverslag