De Raad door den President geconvoceerd zijnde waren alle Leden
tegenwoordig.
Door den President is aan den Raad voorgesteld eene aanklagte van
den wijkmeester Roelof Oost tegen den arbeider Willem
Brauckman welke laatstgenoemde gezegde wijkmeester met
woorden & daden in zijne ambtsbetrekking heeft beledigd op den
6e dezen hetwelk hoofdzakelijk hierop neerkomt:
Dat gemelde wijkmeester hem Brauckman heeft aangespoord
om zijn werk volgens de bestaande Reglementen ten uitvoer te
brengen, waarop gezegde Brauckman aan hem wijkmeester ten
antwoord gaf dat indien hij niet van de mestbult afging en hem
wijders iets omtrent zijne werkzaamheden gelaste hij alsdan
gezegde wijkmeester van de mestbult zoude schoppen.
Waarop de wijkmeester antwoorde zulks wel eens te willen zien.
Waarop meergemelde Brauckman met dadelijkheden is te werk
gegaan en gezegde wijkmeester voor de mond geslagen dat er
bloeding naar volgde en van de mestbult afgesmeten heeft.
Waarop gezegde wijkmeester hem een slag met de stok heeft gegeven
en op de rug nedergelegd hem vragende of hij regt wist wat hij
deed, waarop hij Brauckman, antwoordde: Bliksems goed en
zijn zoon welke daar bij tegenwoordig was gelaste de kantschop te
brengen teneinde gezegde wijkmeester de kop in te slaan,
hebbende gezegde wijkmeester hem daarna losgelaten en meergemelde
Brauckman hem met de mestvork agtervolgd, onder bezweerende
bedreigingen hem wijkmeester daarmede te doorsteken – zijnde
gezegde wijkmeester hem Brauckman ontvlugt, en dadelijk
van het voorgevallene aan den WelEdHeer Adjunct Directeur rapport
gedaan.
De Raad, gehoord de beklaagde in zijne middelen van defensie na
alvorens opgezegde aanklagte aan hem was voorgelezen.
Denzelve niets tot zijne defensie hebbende kunnen inbrengen, als
komende het door hem ingebragte geheel overeen met de aanklagte
van gezegde wijkmeester alsmede met de verklaringen van de
getuigen in het hieraan geannexeerde proces verbaal vermeld.
Heeft besloten
Gezegde Brauckman ter zake van de hierboven vermelde
gepleegde insubordinati te verwijzen naar de kolonie Ommerschans
onder nadere approbatie van den WelEdGestrHeer Directeur der
koloniën,
En zal hiervan afgeschrift gezonden worden aan den Heer Direkteur
voornoemd ter fine van approbatie of executie.
Gedaan bij het 1e etablissement te Veenhuizen den 16 april 1826,
Den Raad voornoemd,
J: Poelman, adjunctDirecteur
Textor, onderDirecteur-Binnen
Kuypers, OnderDirecteur
??
D. Mulder, kolonist
Dit X is het merk van de kolonist ?? welke verklaart niet te
kunnen schrijven, mij presente Holsteijn
Voor eensluidend afschrift,
F. Holsteijn, secretaris
Notities bij het zittingsverslag