De Raad door de President geconvoceerd Zijnde waren alle Leden
tegenwoordig –
Door de President is aan den Raad voorgelegd eenen Aanklagte
tegen Pieter Post, zoon van Kolonist David Post
welke zig op den 1 September zonder permissie van de Kolonie
verwijderd heeft, zijn werk verzuimde en des avonds laat
teruggekomen, andermaal op den 3de daaraanvolgende dag
geabsenteerd, zijn werk verlaten en wederom des avonds
teruggekomen –
De Raad heeft daarop de beschuldigde voor zich doen komen ten
einde hem te hooren in zijne middelen van defensie.
De Beschuldigde heeft ter zijner verontschuldiging ingebragt, dat
hij vermeende, als tot de Nationale Militie behorende, het hem
vrij stond om zonder voorkennis zich 24 uuren te kunnen
verwijderen.
De Raad heeft zich met dit voorgeven niet kunnen vereenigen, maar
vermeend dat art 3 van het reglement van tucht voor arbeiders
Huisgezinnen op den aangeklaagde van volle toepassing konde worden
gemaakt (- als wordende bij gezegd art. stellig verboden dat geene
der Kolonisten zonder daartoe vooraf bekomen verlof zich van de
kolonie mag verwijderen. -)
En ingevolge van dien met Eenparigheid van stemmen
besloten:
De beklaagden te verwijzen naar luid van gezegd art. tot
opsluiting in de strafkamer voor den tijd van Drie
agtereenvolgende dagen. –
Verlangende de Raad dat hieraan onverwijld Executie zal worden
gegeven.-
Gedaan te Veenhuizen de Datum als boven
Poelman
Textor
Kuiper
Holsteyn secretaris
C. Hagen
J. van Eyle
Notities bij het zittingsverslag