Tegenwoordig zijn de Leeden:
A. de Geus, Adjunkt Directeur, President
C. Hulst, Onder Dir. Binnen
L. Nijenbandering, Onder Directeur buiten
C. Blanke, Veteraan
C. Koens, arbeiders kolonist,
benevens den Secret. C.W.Rensing, boekhouder binnen
Art 1
De Voorzitter maakt de Leeden bekend met een bij zijn WelEd
ingekomen proces verbaal opgemaakt door den Geneesheer &
Vroedmeester D. P. van Steenwijk in zake de arbeiders koloniste de
Wed. J. van den Berg, en zijnde van den volgende inhoud:
(fiat insertio) zie onderaan
Art 2
De Leeden zulks noodzakelijk achtende, hebben hier over dadelijk
Raad van Tucht belegt.
Art 3
Gehoord de Wed. van den Berg welke op den inhoud van het proces
verbaal geene aanmerkingen heeft te maken, bekennende dat de
omstandigheid zich zodanig heeft toegedragen, als daar in vermeld
is.
Uit verdere belijdenis van haar constateerd echter:
1e Dat de gunstbewijzingen welke den Veteraan Krijnberg
(welke zij voor de vader van het kind opgeeft) haar betoverde,
door haar van zijne verstrekking van brood en aardappelen mede te
deelen, en waar door de behoefte van haar huisgezin eene
aanmerkelijke soulage ondervond, de grootste aanleiding tot het
onderhavige feit gegeven heeft.
2e Dat hij, Krijnberg, onder den schijn van in
dezen weldadig te zijn, hier mede niet anders beöogd heeft, dan
genoemde Wed. te verpligten aan zijne onbetamelijke begeerte
gehoor te geven.
3e Dat meergenoemden Veteraan, schoon niet met zovele
woorden, evenwel dikwijls haar, Wed. van den Berg, wanneer zij op
gevolgen beducht was, wel zoo veel te kennen had gegeven, dat hij
haar in eene onverhoopte situatie tot zijne huisvrouw zoude nemen,
en het geen uit zijne woorden die hij haar toevoegde, toen zij hem
van de teekens van het aanstaande onheil verwittigde, ook wel is
op te maken, namentlijk:
“bekommer u hier niet over, dat is niets, laat slegts mij daar
voor zorgen”.-
Art 4
Gehoord de huisvrouwen van de kolonisten arbeiders Gijben
& Duveiller, welke bij de verlossing als buren
zijn tegenwoordig geweest, doch welke geene andere verklaringen
kunnen doen, dan die welke door den Geneesheer in het in dezen
omschreven proces zijn gesuppediteerd.-
Art 5
Gezien Art 3 van het Reglement van Tucht voor de Kolonisten
Huisgezinnen ten gevolge van welk artikel het onderhavige feit
moet gestaaft worden, met verwijzing voor eene onbepaalde tijd
naar de Kolonie aan de Ommerschans.
Art 6
De Leeden conformeren zich allen met het gevoelen van den
Voorzitter om de straf op vorenstaand artikel toe te passen.
Art 7
Gelet op Art 14 van hetzelfde Reglement van Tucht
Art 8
De Raad verwijst onder approbatie van de Permanente Kommissie, het
huisgezin van de Wed van den Berg voor eene onbepaalde
tijd naar de kolonie aan de Ommerschans
Aldus gearresteerd op dato als boven
De President & Leeden
A. de Geus, C. Hulst, L.N. Bandering, Blanken, Coens
Ter ordonnantie van dezelve
De Secretaris C.W.Rensing
Proces Verbaal
Op heden, den tweeden December, achttien honderd negen en
twintig, des morgens, ongeveer acht uur, heb ik ondergetekende, D.
P. v. Steenwijk, genees-heel-en vroedmeester in dienst der
Maatschappij van Weldadigheid en wonende aan het Gesticht N. 3 te
Veenhuizen, mij begeven naar de woning van de Weduwe van J. v.d.
Berg aan even gemelde Gesticht, en zulks op een den vorigen avond
aan mij gedaan verzoek van den veteraan J. Krijnberg, gevestigd in
N. 39 van het zelfde Gesticht, ten einde desnoods verloskundige
hulp toe te brengen aan bovengenoemde weduwe, gevestigd in N. 86.
Ik onderget. had deze vrouw, welke zich, als aan koorts
laborerende, op het ziekenrapport had doen melden, reeds een paar
dagen als zoodanig behandeld, maar uit deze en gene omstandigheid
eenige achterdocht opgevat, die echter grootendeels weder verdween
bij het bedenken dat zij ter goeder naam en faam scheen te staan;
met eenige bevreemding dus, begaf ik mij, op het verzoek des
bovengenoemden veteraans, naar gemelde Weduwe en woonde hare
verlossing van een ruim vijf maanden oud-zijnde kind van het
mannelijk geslacht bij.
Tegenwoordig waren de vrouwen van de arbeiders kolonisten P.
Gijbe uit N. 87 en Duveiller uit N. 88.
En heb ik van dit geval bovenstaand Proces Verbaal opgemaakt op
datum als boven, en aan den Heere Adjunkt directeur van meer
gemelde Gesticht behandigd, om daarmede te handelen, zoo als zijn
W.E.G. zoude verstaan te behooren.
D.P: v Steenwijk
Notities bij het zittingsverslag