Present
J. Poelman, president
Leden:
A. Textor
G. Kuipers
P.S. Hunia
B,W. Dikland
L. Coelen, secretaris
De raad door den President geconvoceert zijnde waren allen de
Leden tegenwoordig.
De president opent de vergadering en brengt ter tafel een bij hem
ingekomen rapport van den Geneesheer bij dit gesticht dat de
invalide wees Meintje Koude oud 35 jaren zich in eene
zwangere toestand zoude bevonden.
De raad heeft de aangeklaagde doen binnen staan, di verklaart
bezwangert te zijn door den Bedelaars Kolonist Cornelis Moens
oud 56 jaren.-
Moens gehoord hebbende verklaart dat zulks beneden de
waarheid is en hij nimmer met M. Koude in aanraking is
geweest, waaruit deze gevolgen hadden kunnen voortvloeijen,
intusschen verklaart M. Koude in zijnde tegenwoordigheid,
dat hij wezentlijk de man is van wien zij zich in zwangeren
toestand bevindt,
en hem de plaatselijke ontmoetingen verwijt, waar dat zij elkander
van nabij zoude gesproken hebben,
na ook in beider tegenwoordigheid de Vrouw, waar dat M. Koude
was ingedeeld gehoord te hebben: verklaart zij dat M.
Koude haar gezegd had, Moens zich aan oneerbare
aanrakingen had schuldig gemaakt,
dat Moens aan haar man (Hubener) den voorslag had
gedaan om met Mientje op eenen avond eens op zijn Zeeuwsch
te mogen vrijen, die hem vroeg, op wat wijze dat gebruikelijk was
(door het licht uit te doen),
waar op Hubener hem het huis heeft verboden om de gevolgen
voor te komen, die hiervan konden geboren worden, hoe zeer het nu
blijkt er reeds kennis van nabij moet hebben bestaan;
misschien was het de vrouw des huizes niet onopgmerkt gebleven,
dat Moens en Mijntje Koude, elkander genegenheid
toedroegen; zelfs zoo dat Moens onder betuiging van liefde
te kennen gaf oneindig veel meer genegenheid voor Meintje te
bezitten, als hij voor zijne overledene vrouw had gehad.-
De raad de gedaagden hebbende doen aftreden omdat Moens
steeds de aanraking met Mientje bleef ontkennen, doch niet dat hij
niet in zotte praat haar allerlei gekheden had verteld, en dan ook
niet wilde ontkennen of had veel gevoelend voor Meijntje,
doch geenszins van eenen onzedelijken aard; - daarentegen
blijft Meijntje hem onveranderlijk beschuldigen:-
De president zich tot de Leden van de raad wendende, die de Leden
indachtig maakte, op het gehoorde van partijen, over en weder,
vraagt hen ieder in het bijzonder hun gevoelen af, en houden het
er éénparig voor dat Moens er voor gehouden mag worden als
de persoon waar van het invalide wees meisje Mijntje Koude
zwanger is;
ook is dit het algemeene gevoelen bij het gesticht en voor al van
hen die in de gelegenheid zijn geweest de omgang van nabij
te hebben kunnen opmerken.-
Hoezeer het gevoelen van de Raad niet door kan gaan Moens
te beschuldigen zonder eenig bewijs, zoo heeft de raad besloten
uit hoofde het toch ééne zedelooze huishouding is, waar van twee
der Dochters (de ééne twee waar van er Een overleden is en de
andere een onecht kind hebben), de Permanente Commissie voor te
stellen deze huishouding te ontbinden en in de zalen onder de
bedelaars te Ommerschans terug te plaatsen, als ééne
huishouding, niet waardig van dit voorregt te deelen.
En tengevolge Art 3 van het reglement van Policie en Tucht La F Meijntje
Koude voor eene onbepaalde tijd te verwijzen naar de Straf
kolonie te Ommerschans.-
Waar van Proces Verbaal is opgemaakt.
De gecondemneerde hebbende doen binnen staan is dit vonnis hen
voorgelezen.
Op rondvraag van den President, niemand der Leden iets meer
hebbende voor te stellen, wordt de vergadering gesloten.
Gedaan te Veenhuizen op dag en datum als boven is gemeld.
Was getekend: J. Poelman, pres.
A. Textor
G. Kuipers
P.S. Hunia
B. W. Dikland
allen Leden der raad
mij bekent,
L. Coelen, secretaris
Voor Extract Conform de secretaris L. Coelen
Notities bij het zittingsverslag