Present
C. W. Rensing, president
Leden: A. M. J. Textor, G. H. Kuipers, R. S. Hunia, B. W. Dikland
J. F. Morriën, secretaris,
De Raad door den president geconvoceerd zijnde, waren alle de
Leden tegenwoordig.
De president ôpent de vergadering en deeld aan den Raad mede eene
bij hem ingekomen aanklagte van den Bedelaars Kolonistenvrouw Duvé,
wonende aan het 3 Gesticht, tegen den alhier van de Gewone
Koloniën gedetacheerden bestedeling Jan Claazen Rootjen,
dat zich in zwangeren toestand bevind, hare dochter Anna Maria
Duvé, met welke den aangeklaagde in naauwe kennis heeft
gestaan,
en hoe zeer zij reeds uit de Koloniën ontslagen is, zonder dat het
de directie bij het 3e Gesticht bekend schijnt te zijn geweest,
zij zich in dien toestand bevond,
zoo heeft Rootjen echter voor den Raad beleden daar aan
schuldig te zijn, met betuiging hij voornemens is, zijn ontslag
uit de Koloniën aan te vragen, en later met dit meisje te huwen.
Wij vermogten niet anders dan hem voor den Raad te roepen en in
overeenstemming van het Reglement van Tucht te straffen, zoo als
de Raad met algemeene stemmen gedaan heeft, naar aanleiding van
Artikel 3, onder goedkeuring van de Permanente Commissie, hem voor
eenen onbepaalden tijd te verwijzen naar de strafkolonie Ommerschans.
Waarvan proces verbaal is opgemaakt en ondertekend door de
onderstaande
C. W. Rensing, president
A.M.J.Textor en G.H.Kuipers, R. S. Hunia en B. W. Dikland, Leden
en J. F. Morriën, Secretaris
Voor Extract Conform
De Secretaris
J. F. Morriën
Notities bij het zittingsverslag