Present
C. W. Rensing, president
Leden: A. M. J. Textor, G. H. Kuipers, B. W. Dikland, R. S. Hunia
J. F. Morriën, secretaris
De raad door den president geconvoceerd zijnde waren alle de leden
tegenwoordig.
De President opent de vergadering en brengt ter tafel eene
aanklagte tegen de bedelaars kolonisten vrouw Hubner, als
beschuldigd in den nacht uit de aardappelkuil bij het Gesticht
ontvreemd te hebben p.m. 40 koppen aardappelen de Maatschappij
toebehorende, waarvan getuigen zijn D. Heeres en J.
Rientjes.
De raad heeft de aangeklaagde en getuigen doen binnen staan en
gehoord.
Zij bekende dat de aanklagte conform de waarheid was, zoo heeft de
raad haar met de getuigen laten aftreden, om over het vonnis van
gezegde vrouw te delibereeren.
De Raad beschouwd dat Artikel 2, La E van het Reglement moet
worden toegepast.
“Ontvreemding, verwaarlozing, opzettelijke beschadiging en verkoop
of verpanding van een anders goed, het zij van mede kolonisten het
zij van de Maatschappij, in gebruik toevertrouwd of niet.”, waarop
artikel 3 de straf bepaald.
“Drie dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde,
beschadigde, verkochte of verpande door hem, die zich voor de
eerste maal aan de misdrijven onder La C vermeld
schuldig maakt”
In aanmerking nemende dat er tegen het hoofd van dit huisgezin
geene klagten bestaan, en dat het de eerste maal is dat zijn vrouw
voor den Raad van Tucht verschijnt,
Wordt besloten den kolonist J. C. Hubner te debiteeren
voor eene som van Twee Gulden veertig Centen, voor het
ontvreemde door zijne huisvrouw, en wijders aan haar eene
opsluiting in de strafkamer op te leggen voor den tijd van 8
dagen.
Waar van Proces verbaal is opgemaakt, de gecondemneerde is doen
binnen staan, en dit vonnis haar voorgelezen.
Op rondvraag van den president geene der leden iets meer hebbende
voor te stellen, wordt de vergadering gesloten.
Aldus opgemaakt als boven is gemeld.
(was getekend)
C. W. Rensing, president
Leden: A. M. J. Textor, G. H. Kuipers, B. W. Dikland, R. S. Hunia
J. F. Morriën, Secretaris
Voor Eensluidend afschrift
De Secretaris
J. F. Morriën
Notities bij het zittingsverslag