Present
C. W. Rensing, Pres
Leden van den Raad: A. Textor, L. Heidema, B. W. Dikland, R. S.
Hunia
J. F. Morriën, secretaris
De voorzitter opent de vergadering. Den arbeiders kolonist P.
K. van Gemert, verschijnt voor den Raad wegens ontvreemding
van Rogge, toebehorende aan de Maaatschappij van Weldadigheid.
Hij stond reeds van vroeger dagen als oneerlijk bekend, en lag
daar door steeds onder verdenking; in zijne groote jas zakken moet
hij sedert langen tijd twee maal daags rogge medegenomen hebben,
waar toe hij zeer goed in de gelegenheid was, om dat hij de
betrekking van opzigter bij de rogge dorschers bekleedde.-
Toen men begon te twijffelen, zijn de nodige middelen in het werk
gesteld om hem op de daad te betrappen; en zulks is gelukt, den Onder
Directeur Heidema heeft hem op weg aangehouden en
voor den Adjunct Directeur gebragt, alwaar uit zijne beide
zakken ruim twee koppen rogge is gestort, dit zal dus per dag vier
kop zijn geweest.
De schuldige kan niets anders tot zijne verontschuldiging
inbrengen, als alleen, dat behoeftige omstandigheid van zijn
gezin, hem hier toe gebragt heeft.
Gezien Art 3 sub 3 van het Reglement van Tucht voor Kolonisten
huisgezinnen, waarbij eene dubbele vergoeding wordt opgelegd van
het bedrag van het ontvreemde, en daar en boven overplaatsing naar
de Ommerschans.
Wordt besloten
Den arbeiders Kolonist P. K. van Gemert te straffen met
overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans
onder approbatie van de Permanente Commissie, als mede in de
dubbele vergoeding van het ontvreemde.
Aan den gevonnisde wordt de beschikking van den Raad van tucht
medegedeeld; terwijl de President bij deze gelegenheid vermeend,
hem te moeten onder het oog brengen, dat het bekende spreekwoord,
“wie een put voor een ander graaft er zelve invalt”, in dezen zoo
zeer op hem van toepassing is; dat vele onaangenaamheden aan dit
Gesticht, door zijn toedoen hebben plaats gehad; hij zichzelf niet
ontzien heeft de plaatselijke Directie in zijne naamlooze brieven
te belasteren en zich aan het hoofd van eenige mannen van zijn
soort heeft gesteld, waar van nu juist een hunner, in stilte, zijn
aanklager is.-
Niemand der Leden iets meerder hebbende in te brengen, zoo wordt
de vergadering gesloten.
Aldus opgemaakt op datum als in hoofd dezes vermeld en ondertekend
door
(wgt) C. W. Rensing, Pres.,
Leden van den Raad: A. Textor, L. Heidema, B. W. Dikland, R. S.
Hunia
J. F. Morriën, Secretaris
voor Extract conform
De secretaris
J. F. Morriën
Dit is ondergebracht onderaan de pagina Van Gemert.
NB: De permanente commissie reageert met dit besluit niet
alleen op de bovenstaande zaak, maar ook op enkele andere
tuchtzaken in Veenhuizen en Ommerschans waarvan geen
transcripties zijn.
’s Gravenhage, den 21 April 1836
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID
Nader 19 dezer N17
Nader 1 dezer N4
Nader 30 Maart ll. N4
Nader gelezen den brief van den Dir der Kolonien van den 12 dezer
N 977 en de daarbij opgezonden Processen verbaal van de Raden van
Tucht bij de Gestichten te Ommerschans en Veenhuizen
over de maand Maart ll.
Mede nader gelezen de brieven van den Dir der Kolonien van den
18 (of 10) en 26 Maart ll. N. 706 en 785 betrekkelijk den
onzedelijken omgang van den schrijver bij het 2e Gesticht te
Veenhuizen J. Reinders met de veteranen weduwe Reiss.
Gelezen een adres van den arbeiders kolonist P. K. van Gemert
te Veenhuizen, strekkende om ontheffing van de hem
opgelegde straf van verwijzing naar de strafkolonie te Ommerschans.
Besluit
1. te bekrachtigen de verwijzing voor een onbepaalde
tijd naar de strafkolonie te Ommerschans van de veteranen
Weduwe Reiss met haar huisgezin.-
2. niet te bekrachtigen de verwijzing naar dezelfde
strafkolonie van den arbeiders kolonist P K. van Gemert te
Veenhuizen maar dien kolonist met zijn huisgezin ter zake
van oneerlijkheid het verblijf in de kolonien te ontzeggen en
alzoo de gunst van plaatsing hem indertijd door de P. C. verleend,
die hij zich door zijn gehouden gedrag onwaardig heeft gemaakt, in
te trekken.
3. mede niet te bekrachtigen de overplaatsing in de
meisjeszalen van het Kinder Gesticht te Veenhuizen van Antje
Crevot, dochter van de onder de arbeiders huisgezinnen te Veenhuizen
gevestigden gewonen kolonist J. H. Crevot als zijnde deze
straf niet in overeenstemming met het Reglement van Tucht doch
haar ernstig onder het oog te doen brengen dat zij bij aldien haar
gedrag verder aanleiding tot klagten mocht opleveren, zij alsdan,
overeenkomstig de bestaande verordeningen door den Raad van Tucht
naar de strafkolonie te Ommerschans zal moeten worden
verwezen en zonder de minste verschooning derwaarts zal worden
overgeplaatst.
4. den schrijver bij het 2e Gesticht te Veenhuizen, J.
Reinders, ter zake van zijn onzedelijk gedrag uit de dienst
der Maatschappij te ontslaan.-
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Dir der Kolonien ter
uitvoering en extract van het ?? dezes aan den
Verificateur tot ????
P.
Notities bij het zittingsverslag