Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
De brief is gedateerd 15 december 1824 en bevindt zich in invnr 71
de scans 700-701. Coevorden schrijft dat het gezin bestaat uit
man, vrouw en zes kinderen,
met name Karel Fredrik Emilius van den Bosch, oud 35 jaar, geboren te Goor in de provincie Overijssel, zoon van wijlen den Med. Doct. H. van den Bosch,
zijnde gehuwd met Roelfina Agnes van de Rijp, oud 31 jaar, geboren te Koeverden, dogter van den gepensioneerden 1e Lieutenant B. van de Rijp,
Charlotte Johanna Barbara, oud 11 jaren,
Carolina Lucretia Emilia, oud 9 jaren,
Maria Gezina, oud 7 jaren,
Hendrik Karel Frederik Emilius, oud 5 jaren,
Quirinus Roeloffinus, oud 3 jaren, en
Quirina Roeloffina, oud 1/2 jaar.
Zoals altijd bij voordrachten voor de kolonie wordt er een zeer
positief beeld geschetst van de vlijt en werklust van de
voorgedragenen:
Hoe gaarne nu deze man zijn vlijt tot onderhoud van zijn huisgezin door het uitoefenen van boerenwerk, waartoe hij, door zijn gezond en sterk ligchaamsgestel zeer wel in staat is, wel wil aanwenden, zoo is het voor hem echter door de talrijkheid van zijn gezin als ook door dat hier, vooral in den winter, niet altijd arbeid voor hem gevonden wordt, onmogelijk;
ook kan de vrouw, die anders goed gezond is, en naaijen, breiden en spinnen verstaat, weinig of niets, wegens huisselijke bezigheden, daaraan toebrengen.
Zij wenschen daarom, en wij met hun dat zij met hunne kinderen in een der vrije koloniën der Maatschappij van Weldadigheid konden worden geplaatst, hetwelk vooral tot een groot zegen voor de kinderen zoude verstrekken, welke alsdan in de gelegenheid wierden gesteld, om eene behoorlijke opvoeding te genieten (waar aan het hun thans geheel mankeerd) en nog eens tot nuttige leden der maatschappij te kunnen dienen.
Zoals ook gebruikelijk jubelt de subcommissie daarna nog wat over
de enorm positieve gevolgen die de plaatsing van het gezin zou
hebben voor de ledenwinning in het arrondissement Coevorden.
Volgens de aantekeningen op de envelop, scan 702, bespreekt de
permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid deze
brief in haar vergadering van 21 december 1824 artikel (=
agendapunt) 15, invnr 39, maar dat heb ik niet gezien.
De zaak kruist echter met een circulaire die de permanente commissie op 28 december 1824 rondstuurt met de verdeling van de plekken voor arbeidershuisgezinnen in het kortgeleden gereedgekomen tweede gesticht te Veenhuizen. Daarbij worden aan Coevorden twee plekken toegewezen. Zie op deze pagina algemene informatie over arbeidershuisgezinnen.
De enthousiaste subcommissie Coevorden draagt meteen het gezin
van Van den Bosch voor Veenhuizen voor. Ze willen er blijkbaar
hard van af, 13 januari 1825, invnr 72 scan 88. Eigenlijk mag een
arbeidershuisgezin maar uit maximaal zes personen bestaan gezien
de geringe grootte van de woningen, maar Coevorden denkt dat de
Maatschappij in dit geval wel over haar hart wil strijken.
Deze brief bespreekt de permanente commissie op 20 januari 1825
artikel 28, ook invnr 39, en dan schrijft ze Coevorden terug op 24
januari 1825, invnr 356. Dat heb ik ook niet gezien, maar de
inhoud valt af te leiden uit de reactie van Coevorden. Die
schrijft op 28 januari 1825, invnr 72 scan 283
dat het bezwaar tegen het aanemen van het huisgezin van K.F.E. van den Bosch bestaan hebbende, thans is uit den weg geruimd, door dat een der kinderen met name Maria Gezina bij de familie alhier zal blijven en alzoo het getal leden zich tot zeven bepaald.
Dan accepteert de permanente commissie op 3 februari 1825 de
voordracht, maar het gezin mag pas na 13 april 1825 komen, zie
designatie 70 van het designatieregister
1824.
Op 20 april 1825 komt het gezin aan. Volgens het
designatieregister komen ze in woning 35 van het tweede gesticht,
maar daar moeten ze al snel plaats maken als er gezinnen van
militaire veteranen naar Veenhuizen komen. Daarna staan ze in het
stamboek van het derde gesticht met invnr 1572 op scan
114. Zie een
lijst van de eerste arbeidersgezinnen in het derde gesticht
te Veenhuizen.
Van die inschrijving neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie qua geboortedata lang niet altijd betrouwbaar is.
● Karel Frederik Emilius van den Bosch is
volgens die inschrijving geboren op 10 februari 1789. Hij is
rooms-katholiek, maar de rest van het gezin hervormd. Hij is
getrouwd met:
● Roelfina Agnes van de Rijp, geboren 22
juli 1793. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:
● Charlotta Johanna Barbara van den Bosch,
geboren 7 februari 1813,
● Carolina Lucretia Emilia van den Bosch,
geboren 20 maart 1815,
● Hendrik Karel Frederik Emilius van den
Bosch, geboren 27 juli 1819,
● Quirinius Roeloffinus van den Bosch,
geboren 27 oktober 1821, en
● Quirina Roeloffina van den Bosch,
geboren 26 april 1824.
Al binnen een maand na aankomst, op 13 mei 1825 overlijdt
de tienjarige Carolina Lucretia Emilia van den Bosch.
Daarna wordt het gezin verplaatst naar een andere woning, maar de
rampspoed gaat door, in een tempo dat ook twijfels zaait over het
door Coevorden geschetste beeld van sterk en gezond:
Op 6 november 1826 overlijdt de vrouw des huizes,
Roelfina Agnes van de Rijp.
Op 30 januari 1827 overlijdt de jongste van het stel,
Quirina Roeloffina van den Bosch en op 25 augustus 1827
het hoofd van het gezin Karel Frederik Emilius van den Bosch.
Daarna schrijft de directeur der koloniën op 9 september 1827,
invnr 87, in een brief met nummer N 363A, aan de permanente
commissie in Den Haag:
De arbeiders kol: K.F.E. van den Bosch in het 3de Etablissement te Veenh: in de afgelopene maand, en deszelfs vrouw reeds vroeger overleden zijnde, zo dat derzelver kinderen ouderloos zijn overgebleven, heb ik op voorstel van den Heer Adjt Dir: de Geus, zijn Edl geauthoriseerd provisioneel die kinderen in het gestigt onder de wezen met particulier Kontrakt optenemen, doch tot nader order niet op de Kontrole te plaatsen;
aangenaam zoude het mij weezen te mogen verneemen, of die kinderen aldaar kunnen blijven, of op welke andere wijze de P K verlangd dat dezelve zullen worden gevestigd en behandeld, en of in het eerste geval deze kinderen op de Kontrole behoren te worden ingeschreven.
De permanente commissie gaat akkoord en de kinderen worden als
PK (= particulier kontrakt) in het kindergesticht opgenomen op
kosten van de Maatschappij van Weldadigheid. Ze staan in dit overzicht van PK's
1825-1828 op de nummers PK1, PK15 en PK16.
De klerken van de Maatschappij maken extreem lange werkdagen en
zijn af en toe behoorlijk duf. Zo staat in het stamboek met invnr
1572 als eerste aankomstdatum 23 april 1823, wat er zo'n twee jaar
naast zit. Dat is hier abusievelijk overgenomen. En in dit
overzicht hebben ze Quirinus Roeloffinus v.d. Bosch ineens zes
jaar ouder gemaakt.
Alleen bij PK16 staat de officiële datum dat ze zijn overgegaan
van de arbeiderswoning naar het kindergesticht: 4 oktober 1827.
Maar waarschijnlijk zijn ze in werkelijkheid al begin september
overgegaan naar de zalen.
Eerder al dat jaar, in januari 1827, is in Veenhuizen aangekomen:
● Maria Gesina v.d. Bosch,
geboortedatum niet vermeld, maar het zal 1817 of 1818 zijn. Zij
was eerst in Coevorden achtergebleven, zie boven, maar voegt zich
nu bij haar broers en zus. In het genoemde overzicht van PK's
1825-1828 heeft zij het nummer PK 14.
De inschrijving van de PK's loopt door in het overzicht 1828-1829, zie
bovenaan die overzichten waar de scans van die inschrijvingen
zijn. Op PK1 Charlotta Johanna met de geboortedatum uit
eerdere inschrijvingen, op PK14 Maria Gesina zonder
geboortedatum, op PK15 Hendrik Karel Frederik Emilius met
de geboortedatum uit eerdere inschrijvingen, en op PK16 Quirinus
Roeloffinus met een afwijkende geboortedatum
(hoogstwaarschijnlijk zijn dit de kopie-boeken uit Den Haag, want
ter plekke zou het verschil tussen een zevenjarige of een
dertienjarige toch te zien moeten zijn!).
Daarna volgt nog het overzicht
1829-1831, waarbij men gewoon de eerdere gegevens heeft
overgeschreven.
En dan is er - zoals uitgelegd op deze pagina - het Grote Gat
in de administratie van de PK's. Het zal wel ergens in een
stamboek zijn bijgehouden, maar dat stamboek is niet bewaard
gebleven (of nog niet teruggevonden, dat kan ook, want er is zo'n
driehonderd meter archief van de koloniën).
Het enige dat er dan nog op zit is te proberen hun te achterhalen
via de post, wat natuurlijk een ramp is omdat je met die
achternaam onophoudelijk de stichter der koloniën Johannes van den
Bosch tegenkomt. Het blijkt toch nog redelijk goed te lukken.
■ Invnr 141 scan 464 is een staatje dat meldt dat Hendrik
Frederik Karel Emilius van den Bosch in januari 1834 voor
ƒ 4,25 aan kleding heeft gehad en voor 18 cent aan 'massa'
(vulling voor de hangmat). Hij heeft die periode 30 cent van zijn
verdiensten in het kledingfonds gestort en een krediet van 2 cent
opgebouwd. Vermoedelijk is dit een voorbeeld van een nieuw model
boek om rekeningen te administreren en staat hij daar puur
toevallig op, maar de begeleidende brief is nog niet
teruggevonden.
Op 6 december 1834, invnr 154 scan 100, schrijft de
directeur der koloniën aan de permanente commissie:
Ik heb de eer UwEdG te berigten dat de wees Charlotta Johanna Barbera van den Bosch, PK N1, den 21 der vorige maand van verlof is achtergebleven.
Het is dat meisje, hetwelk, zoo ik meen, een kolonistenwees is, indertijd van Koevorden overgenomen, hetwelk met verlof naar die stad gegaan is en om wier ontslag de heer H. Clewits aldaar, zich aan UwEdG heeft geadresseerd, volgens de mij kenbaar gemaakte resolutie van 10 November jl N16;
omtrent welk meisje dus een vergissing bij Uwedg schijnt te hebben plaats gehad, hetgeen eenvoudig zou kunnen worden verholpen, door het ontslag al nog toetestaan, dat aan geen bedenkingen onderworpen is, daar zij meerderjarig is.
Mensen die meer willen weten over het ontslag van Charlotta
Johanna Barbara kunnen op het archief terecht in invnr 430 voor de
resolutie van 10 november 1834 bij agendapunt 16 en in invnr 431
voor het besluit over deze brief op 23 december 1834 bij
agendapunt N26.
■ Als in 1835 de subcommissie Coevorden gezinnen voor wil dragen
voor de koloniën, invnr 159 scan 548, begint iemand van de
permanente commissie in de kantlijn druk te becijferen hoeveel
mensen uit Coevorden er al in de koloniën geweest zijn en dan valt
ook de naam van wijlen hun vader op scan 549.
■ Uit een 27 september 1835 gemaakte staat, invnr 163
scan 500, blijkt dat Hendrik Frederik Karel Emilius samen met
Qurinus Roelofinus woont op zaal 11 en 12 van het derde gesticht.
Uit de ondertekening op scan 504 blijkt dat die zalen vallen onder
het beheer van de zaalopziener Jan Emmelot.
Maria Gesina staat op scan 478 als bewoonster van de meisjeszalen
1 & 2 onder zaalopziener Christiaan Brecheisen.
■ In het jaar dat hij 19 wordt, dus 1838, moet Hendrik Frederik
Karel Emilius meeloten voor de Nationale Militie, maar uit invnr
198 scan 637 blijkt dat hij bij de loting te Assen het hoge nummer
44 getrokken heeft en daardoor niet in dienst hoeft.
■ Op invnr 201 scan 182 en volgende staan alle op particulier
contract geplaatste weeskinderen per 5 november 1838 en
ook de drie kinderen Van den Bosch die dan nog in de
kindergestichten zijn. Er worden ook ieders werkzaamheden gemeld.
Qurinus Roeloffinus werkt in de fabriek, Maria Gesina heeft een
functie als 'waschmeid' en Hendrik Frederik Karel Emilius werkt
als... ondermeester.
Daarmee verdient hij ƒ 2,15 per week. Zijn rekening houdt in dat
hij ƒ 45,21½ schuld op zijn kledingrekening heeft, wat best veel
is, dus hij is tamelijk slordig op zijn kleding. Hij heeft ƒ 14,77
tegoed qua verdienste.
Maria Gesina verdient als wasmeid ƒ 1,95 per week, ze heeft een
kledingschuld van ƒ 9,15 en er staat ƒ 25,80½ tegoed op
verdiensten op haar spaarrekening.
De verdiensten van veldarbeiders en fabrieksarbeiders zijn
afhankelijk van de hoeveelheid verricht werk, dus dat wordt op
deze staten niet vermeld, ook niet bij Qurinus Roeloffinus. Hij
heeft een kledingschuld van ƒ 26,81 en een krediet van slechts
zeven cent. Dat laatste is geen gunstig teken en dat zal in 1840
bevestigd worden.
Maria Gesina van den Bosch vertrekt blijkbaar in 1839, want ze
wordt vermeld op de 'Staat van ontslagen weezen in het jaar 1839
met aanwijzing derzelver ingetreden bestemming' van het derde
etablissement. De lijst begint invnr 222 scan 358 en Maria Gezina
staat op scan 359. Vermeld wordt over haar:
Vertrekt naar Koevorden bij haar zuster die aldaar naaister is en voor een dienst zal zorgen.
De registers van de burgerlijke stand van de gemeente Norg
melden:
Norg overlijdensakte 29 april 1840, aktenummer 93: Overleden:
Qurinus Roeloffinus van den Bosch, geboren op 27 oktober 1821 te
Coevorden (Drenthe); beroep: zonder, overleden op 28 april 1840 te
Veenhuizen (Norg); oud 19 jaar.
Ze hebben nu tenminste zijn geboortedatum weer net als eerder.
■ Invnr 245 scan 14 meldt dat het laatst overgebleven gezinslid
Hendrik Frederik Karel Emilius in mei 1841 is overgeplaatst naar
het derde gesticht. Dat houdt in dat hij ergens tussen november
1838 (zie boven) en mei 1841 in het eerste gesticht heeft gezeten.
Dat heeft te maken met zijn werk als ondermeester, want die worden
regelmatig ingezet waar ze even nodig zijn.
De overplaatsing naar het derde gesticht nu is gebaseerd op een
besluit van de directeur, invnr 244 scan 129 en verder.
Op invnr 245 scan 20 wordt de precieze datum van overplaatsing
gegeven: 10 mei 1841.
■ Op een 1 december 1842 gedateerde staat van wezen van het
eerste gesticht wordt ook vermeld dat Hendrik Frederik Karel
Emilius is gedetacheerd in het derde gesticht, invnr 268 scan 599.
Er is na het grote gat in de administratie weer een overzicht van PK's vanaf
ongeveer 1843 en daar staat als PK15 Hendrik Frederik Karel
Emilius van den Bosch. Maar niet lang. Op 25 oktober 1843, invnr
281 scan 64, schrijft de directeur der koloniën aan de permanente
commissie:
De wees HFKE van den Bosch, geboren 17 July 1819 en dus 24 jaren oud, welke sedert 23 April 1825 in de kolonien is, van Coeverden overgenomen, doch die, in den laatsten tijd althans, voor rekening der Maatschappij moet verpleegd zijn, daar hij een kolonistenwees schijnt te zijn, en die thans bij het 3e Gesticht te Veenhuizen ondermeester is, heeft eene voordeelige betrekking bekomen bij den onderwijzer Middel te Winschoten, provincie Groningen, waarin hij reeds het einde dezer maand verwacht wordt.
Ik heb mitsdien de eer UwHEdG het ontslag voor hem te verzoeken, terwijl ik hem, inmiddels, een verlof zal doen geven, opdat hij zijne roeping tijdig zou kunnen volgen.
Dat verlof heeft de directeur al een week eerder in gang gezet.
In een brief van hem dd 17 oktober 1843 aan de adjunct-directeur
van het derde gesticht Sikke Berends Drijber schrijft de
directeur, invnr 283 scan 182, na hem te hebben geautoriseerd
verlof te geven aan een andere wees die een baan kan krijgen:
Ook aan H.F.K.E. van den Bosch, PK 15, vermeld in Uwen brief van gisteren N237 kan UwEd zulk een verlof geven, kunnende hij zelf vervolgens best zijn ontslag bewerken bij zijne besteders, met mededeeling der omstandigheden waarin hij verkeert.
Het besluit hierover van de permanente commissie moet zich in invnr 546 bevinden bij 4 november 1843 agendapunt 1, maar dat is mosterd na de maaltijd, want in het hier boven genoemde overzicht staat aangetekend dat Hendrik Frederik Karel Emilius de kindergestichten op 13 november 1843 verlaat.
Dat wordt bevestigd door invnr 283 scan 509 (de letter 'D' daar
betekent dat het op autorisatie van de directeur is) en door een
verslag over de scholen van de Maatschappij van Weldadigheid dd 30
november 1843 door de adjunct-directeur voor het onderwijs. Die
voegt aan de informatie nog toe, invnr 287 scan 349, dat 'H. van
den Bosch' de eerste ondermeester van het derde gesticht
was.
Van een nazaat begrijp ik dat hij later bekend staat als 'Meester
Bosch uit Compascuum'.
Met hem is de laatste van de kinderen Van den Bosch uit de
koloniën verdwenen. Drie van de zes zijn in de koloniën overleden,
en drie zijn er voor zover bekend gezond en opgeleid uitgekomen.
Dat is dus een score van 50 %.