Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



De directeur beantwoordt vragen van de permanente commissie over de ontslagvoordracht voor weeskinderen 1838

Elk jaar komt er vanuit de kolonie een concept-voordracht voor het ontslag van weeskinderen en elk jaar volgen daarop vanuit Den Haag schriftelijke vragen. Soms omdat de stamboeken in Den Haag anders zijn dan die in Veenhuizen, soms omdat er iets niet klopt.

Onderstaande antwoorden op die vragen door de directeur zijn gedateerd 29 maart 1838 en bevinden zich in invnr 193 de scans 556-557. Zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

Men heeft bij de Maatschappij de eigenaardige gewoonte om de vragen rechts op de pagina te zetten en de antwoorden links. Daar doen we in deze transcriptie niet aan mee:

NOTA VAN AANMERKINGEN OP DE VOORDRAGT TOT ONTSLAG VAN WEEZEN VOOR 1838

Vraag:
M. J. Belderman N174
D. Pot N1470
N. Smit N1602 worden nu opgegeven geen Lidmaat te zijn, verleden Jaar wel. Hoe is dit?

Antwoord:
De eerste en tweede zijn geen lidmaat. De derde wel. Andere opgaven daar omtrent in de voordragten over 1837 en 1838 waren misslagen bij de overschrijving der minüten
Deze 3 wezen zijn aan Binnenlandsche Zaken opgegeven als geen lidmaat te zijn.
Vraag:
J. Teunisse N746 is hij al of niet aanwezig het geen te zijnen aanzien in de voordragt van den Adjunct-Directeur wordt gezegd, in verband met de mutatie staten van Mei 1837 laat zulks in het onzekere.-

Antwoord:
Is niet aanwezig zijnde hij na de verschijning van zijn verloftijd naar zijn ?? het Depôt der 10e afdeeling Infanterie, in garnisoen te Utrecht, terug gekeerd.
Teunisse is evenwel nog in de sterkte. Dient te worden afgevoerd.

Vraag:
W. van Gent N387 heeft immers moeite gedaan verleden Jaar om een bestaan te vinden zoo als het voornemen was? Haar wedervaren wordt niet opgegeven. Deze aanmerking is omtrent meer andere van toepassing.

Antwoord:
Deze, zoo wel als J: C: Martius N589 zijn met verlof geweest, om zich een bestaan te zoeken, maar daarin niet geslaagd.-
Billarts N277 en S. van Zutphen N307 hebben eene bestemming gevonden.-

Vraag:
H. de Vries N1472 wordt opgegeven als in 1818 geboren hij staat bij de P.C. bekend als in 1820 geboren, kan men hieromtrent iets nader zeggen?

Antwoord:
Niets anders dan dat de Jongeling zelf meent in 1818 geboren te zijn, en de Stamboeken alhier zulks mede aantoonen.

Vraag:
M. van den Berg N21 PK is verkeerdelijk in de voordragt gebragt, daar zij  niet op het algemeen contract gevestigd is.

Antwoord:
Erkend. De Adjunct-Directeur legt uit dien hoofde een afzonderlijke voordragt van haar hierbij over, welke de Permanente Commissie in overweging gelieve te nemen.

Vraag:
P. Durman N68
A. Albertsma N1437 en
A. Ellinkhuizen N1663 vervullen emplooijen in de koloniën. Men heeft hun ontslag als weezen voorgedragen, hoe denkt de Heer Directeur omtrent hunne continuatie in de emplooijen voor het geval, dat het ontslag als weezen mogt worden gegeven.-

Antwoord:
Alle voldoen in húnne betrekkingen zeer wel en zouden aanvankelijk, niet dan ten nadeele der zaak door andere kolonisten kunnen worden vervangen, waarom men het van belang oordeelt, hen, na bekomen ontslag, als weezen, voor alsnog, in dienst der Maatschappij te houden, gelijk zij zelve daarin verlangen te blijven, al werd daarom hun ontslag uitgesteld. Mogten de besteders hiertoe genegen zijn, dan zou men dit voordeel voor de Maatschappij kunnen betrachten, zoo niet, dan zouden zij als bijzondere geëmploijeerden blijven, voor zoo lang zij door geen andere kwekelingen kunnen worden vervangen, of zij zelve verlangen mogten, elders heentegaan, om zich te verbeteren.
Albertsma echter, zal hoogst waarschijnlijk in dit voorjaar, de vereischte lengtemaat verkregen hebbende, als milicien in dienst worden gesteld.

Zie voor meer over H(endrik) de Vries op deze pagina en over meester Albertsma op deze pagina.