... ik heden morgen twee kinde­ren voor de kolonie Frederiksoord aan de Heer Ameshoff toe gesonden heb

Onder het citaat 'dat hij deszelfs ware naam niet kan opgeven' wordt in De proefkolonie op blz 260-262 verhaald van de twee kinderen die geplaatst worden door de geheimzinnige P. Nederlander. En wordt melding gemaakt van het al bijna tweehonderd jaar hardnekkige gerucht dat deze Willem en Marianne der Nederlanden nakomelingen van kroonprins Willem zouden zijn.
Hier aanvullende informatie. Twee brieven van de anonymus die tekent met 'P. Nederlander', aanwijzingen voor speurneuzen naar zijn identiteit, de carrière van Willem en Marianne als bestedelingen, en later als kolonisten, plus diverse verwijzingen naar genealogische sites en literatuur.



De eerste brieven van Nederlander worden gemeld in de brievenboeken van de pc (inv.nrs. 18 & 19) in mei en juni 1820 en worden in juni besproken in haar vergaderingen (notulen pc inv.nr. 38). Johannes van den Bosch is daar niet bij, want hij heeft net Willemsoord uit de grond gestampt en probeert op dat moment die nieuwe nederzetting op een beetje aanvaardbare manier te bevolken, zie ook elders op de site. De pc bestaat dus uit Paulus van Hemert en Jeremias Faber van Riemsdijk, met Willem Anthonie Ockerse als notulist. Uit de notulen wordt duidelijk (zie bij speurneuzen) dat vooral Faber van Riemsdijk de zaak onder zijn hoede neemt.
Zoals in het boek gemeld zijn de meeste brieven op raadselachtige wijze verdwenen. Sterker nog: alle ingekomen post uit de tweede helft van 1820 is spoorloos! Plus de diverse brieven van Nederlander en aan Nederlander uit de periode ervoor. Alleen onderstaande brief is ontsnapt aan de onverlaat die deze dieverij op zijn geweten heeft. Volgens het brievenboek (inv.nr. 18) is de brief op 30 juni 1820 bij de Maatschappij binnengekomen.

'Gorinchem den 29 juny 1820

Hoog Geleerde Heer!

Om so spoedig doenlijk de eer te hebben het bij UHoogGel. laatste letteren gevraagde te beantwoorden, neem ik daar nu nog, op mij­ne doorrijse van Utrecht komende, de eerste gelegenheid waar om UHoogGel. ter kennis­se te brengen, ik heden morgen twee kinde­ren voor de kolonie Frederiksoord aan de Heer Ameshoff toe gesonden heb, met, so hoop ik voldoende rijskosten etc. dog so ver er iets aan te kort mocht komen zal ik steeds bereid wezen te voldoen en in mijn debet te lijden.

De namen etc. der twee kinderen vind UHoogGel. hierne­vens, en sonder voor de selven meer te willen verlangen als voor alle andere kinderen behandelt worden soude het mij egter zeer aange­naam wesen, bij tijd en gelegenheid geïnformeerd te mogen wor­den in welk huisgezin die ingedeeld zijn, en den naam van hun opsienders en directeur dier colonie te mogen weten, hetwelk UHoog Geleerde mij zeer verpligten soude als dan poste restante op hier Gorinchem de goed­heid te hebben zulks op te geven.

Dan daar ik nu eerdaags naar Westphalen vertrek hoop ik tegen het najaar nog een paar kinderen vandaar op gelijke voet en onder gelijk ver­band in de kolonie te mogen opsenden, in welker verwagting ik de eer heb te zijn
UHoogGeleerde Onderd. Dienaar

P. Nederlander

Willem Nederlander, geboren den 5 mey 1818
Marianne Nederlander, geboren den 14 maart 1820
gereformeerde religie'  (inv.nr. 1388)


Overigens verloopt het niet allemaal zonder protesten. De altijd recalcitrante Ameshoff meldt de pc dat hij Nederlander een brief heeft geschreven dat de Maatschappij-regels zijn (en daar heeft die gelijk in) dat er geen kinderen onder de zes jaar naar de kolonie gaan. De pc besluit (zie verderop) om Ameshoff nadere informatie te geven, terwijl ze die nadere informatie angstvallig uit de notulen en het brievenboek houdt. Blijkbaar weet zij meer.
Johannes van den Bosch, die vaker in Drenthe dan in Den Haag is, weet dat niet. Dat blijkt bij de tweede (en laatste) brief van Nederlander die bewaard is gebleven en die dateert van anderhalf jaar later. Blijkbaar is het schrijven aan Frederiksoord geadresseerd, want Johannes stuurt hem daarvandaan op 18 december 1821 door naar de pc in Den Haag. Daarbij schrijft hij:
'Neffens gaande brief van Nederlander is mij ter hand gesteld.'

En ook Johannes refereert aan de leeftijdskwestie:
'Ik heb dezelve niet beantwoord, onwetend zijnde of de Kommissie wellicht voornemens zijn moge het kontrakt van Nederlander als van nul en geene waarde te beschouwen mits de kinderen ver beneden de jaren zijn bij de reglementen der Maatschappij bepaald.'

Blijkbaar wordt ook hij bijgepraat, want hij komt er later niet meer op terug. De door hem meegezonden brief van Nederlander bevindt zich bij de ingekomen post pc (inv.nr. 59) en staat verderop de pagina ook als scan:

'Delft 10 december 1821

WelEdele Heer!

In julij van gepasseerde jaar heb ik na gesloten kontrakt met de Permanente Kommissie der Maatschappij twee kindertjes naar de kolonie Frederiksoord gesonden die ook aldaar aangekomen en toen bij de adjudant onderofficier G: Booij en bij Coenraad Vernouw besteedt zijn geworden.

Ik ben kort daar na op rijs gegaan, en eerst kortelings weder hier te lande gekomen, en door het missen van een brief van de Heer Ameshoff is mij thans niet bekent hoe het die kindertjes thans maken.

Weshalve ik de vrijheid neme, UWE te verzoeken de goedheid te willen hebben mij eens eenig berigt aangaande die twee kindertjes te willen mede delen, zijnde de eene Willem en het meisje Marianne Nederlander genaamt.

Mag ik UWE wel verzoeken mijn brief poste restant te Delft te adresseren, waar mede UWE zeer zal verpligten die de eer heeft met achting te zijn

UWE DWDienaar
P: Nederlander'



Voor de speurneuzen

Het blijft natuurlijk een uitermate boeiende vraag wie zich verschult achter het pseudoniem P. Nederlander.
Hier ten behoeve van amateur-detectives die er achteraan willen alle (weinige) informatie die ik heb met betrekking tot zijn verblijfplaatsen, betaalwijze, verplaatsingen, handschrift:

Volgens het brievenboek van de Maatschappij komen er brieven van hem binnen uit LEERSUM op 9 mei 1820, op 24 mei 1820, op 1 juni 1820 en op 4 juni 1820. Volgens de notulen vraagt hij daarin hem te antwoorden poste restante te WAALWIJK.

Besteding in de kolonie vergt een zestien jaar lange betaling en Nederlander biedt aan te betalen met de rente op obligaties. Om precies te zijn biedt hij aan: 'twee Weener Metallique obligaties, ieder a ƒ1000, met 16 halfjarige coupons, waar van de eerste gezegd wordt te vervallen 1 july 1820'. Ik ben bang dat zulke obligaties niet op naam staan??

Omdat er een coupon over 1820 mist, schrijft de pc hem op 11 of 12 juni poste restante WAALWIJK en krijgt 15 juni antwoord en coupons.

Op 29 juni 1820 schrijft Nederlander de bovengeciteerde brief uit GORINCHEM, waar hij is op doorreis uit UTRECHT en waarin hij tevens meldt dat hij 'eerdaags' naar WESTPHALEN vertrekt. Hij verwacht daarvandaan ook kinderen te zullen sturen. Zitten daar nog bekende bastaards??.

Als de pc van Ameshoff heeft begrepen dat hij Nederlander over de te jonge kinderen heeft geschreven, wordt dat gemeld in de pc-notulen van 12 juli 1820 (inv.nr. 38), maar dat wordt doorgestreept en vervangen door de opmerking: 'in handen van de heer VR'. Die laatste is Jeremias Faber van Riemsdijk, dus die zal een briefje geschreven hebben.Misschien is er nog ergens een archief van hem??

Dan volgt de bovengeciteerde brief van 10 december 1821 waarin Nederlander meldt dat hij meer dan een jaar in het buitenland is geweest en hij vraagt om antwoord poste restante DELFT.

Tenslotte voor de handschriftdeskundigen onder ons een scan van de laatste brief. Let ook op de ondertekening. Die ziet er toch niet echt soepeltjes uit?






Willem en Marianne als bestedelingen


In de notulen van de pc van 6 juli 1820 (inv.nr. 19) wordt besloten om de directeur van de kolonie omdermeer te schrijven  'de eerstdaags in de kolonie aan te komene kinderen van Nederlander, zoo goed mogelijk intedeelen'.
Ze hebben dus een streepje voor en ze worden geplaatst bij het soort mensen dat de Maatschappij als beste huisverzorgers ziet.

Marianne komt bij het echtpaar Teunis Berkenkamp en Machteltje ten Heuvel uit Rotterdam (zie Willemsoord hoeve 31). November 1819, ze waren toen respectievelijk 55 en 44 jaar en hun eigen kinderen waren al het huis uit, hadden ze een schriftelijk verzoek ingediend om in de kolonie te worden opgenomen. Ze konden daarbij goede referenties overleggen. Ook later zal de subcommissie Rotterdam het hebben over 'de bij ons zoo voordeelig bekenden Berkenkamp'. Teunis schijnt vroeger 'houtkopersknecht' geweest te zijn en ze zouden ooit op de 'Kaasmarkt nr. 30' gewoond hebben.

Op 8 juni 1820 komen ze aan en een maand later is Marianna een van de wezen die bij hen in huis komt. Dat is best een voordelige zaak voor ze. Als een bezoeker heeft vastgesteld dat de Berkenkamps een kind meer hebben dan andere huisverzorgers, reageert directeur Visser:
'Dat het waar is, dat bij Berkenkamp zijn gevestigt zes kinderen en daarboven een kind genaamd Nederlander waarvoor ƒ1- per week aan comptanten zonder eenige korting wordt uitbetaald: het zal wel overbodig zijn hier aantemerken dat dit zevende kind geen bezwaar maar in tegendeel een voordeel voor zodanige huishouding is.'

Blijkbaar is het zo voordeling dat Berkenkamp begin 1826 aan de 'kleine raad' komt vragen of hij in plaats van ene jongeman Mulder niet Willem der Nederlanden in huis kan krijgen. Maar dat gaat voorlopig niet door, de raad gunt die gulden aan een ander gezin.

Willem der Nederlanden begint - en dat had zijn besteder (zie brief hierboven) goed begrepen - bij Coenraad Vernouw. Hij komt uit Den Haag (zie deze pagina voor zijn aankomst en bij hoeve 17 van Willemsoord voor zijn woonstek) en hij is van 1765 en dus 55 jaar als Willem bij hem in huis komt. In Willemsoord, als eerste bewoners van hoeve nummer 17.
Eind 1823 legt Vernouw zijn werk als huisverzorger neer, om onbekende redenen, en wordt het stokje overgenomen door Georg Althoff, die ook wel als Aldhof voorkomt. Hij is 54 jaar en komt uit Honselaarsdijk.

Willem blijft daar niet lang. Vanaf 15 september 1824 woont hij bij Auke Folkerts Kok en diens echtgenote Judigje of Juidiekje Geerts. De  huisverzorgers Kok waren eind 1819 vanuit Wolvega in Frederiksoord-2 aangekomen, zie ook elders op de site. Auke Folkerts is dan al 71 jaar en zijn echtgenote zeven jaar jonger. Tijdens Willems inwoning overlijdt Auke Folkerts, 26 februari 1827. Eind 1829 gaat Willem naar het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren als interne leerling. Blijkbaar is dat niet zo'n geweldig succes want al na enkele maanden keert hij terug. Hij blijft bij de weduwe Kok tot haar dood op 13 oktober 1830 en dan.... wordt hij herenigd met zijn zusje en komt hij toch nog bij Berkenkamp in huis.

Daar blijft hij tot 31 januari 1842. Machteltje ten Heuvel is het jaar ervoor overleden en de 78-jarige Berkenkamp is nu echt te oud voor het huisverzorgerschap. Zowel Willem als Teunis Berkenkamp worden dan ingedeeld bij... de inmiddels getrouwde Marianne.


Willem en Marianne als kolonisten

Het leven van Willem en Marianne der Nederlanden is altijd verbonden gebleven met de kolonie.

In 1840 trouwt Marianne der Nederlanden, die de huwelijksacte tekent als M. Nederlander, met de kolonistenzoon Jan Wardenier.
Diens vader, ook Jan Wardenier, is met zijn gezin op 21 augustus 1820 via de Stadsarmenkamer Schiedam aangekomen in Willemsoord.  Mét zijn huwelijk neemt Jan (de man van Marianne) het over van zijn vader Jan. Die laatste komt tot zijn dood bij hen inwonen.

Een overzicht van het geslacht Wardenier, inclusief de (tien) nakomelingen van Marianne en Jan Wardenier, is te vinden in de genealogie Rijerkerk. Een zoon, die uiteraard ook Jan Wardenier heet, wordt ook weer kolonist. Diens dochter Ybigje parenteert met nakomelingen van voormalig onderdirecteur Schurer. Een kleinzoon van Jan en Marianne (Hendrik Willem Wardenier) komt voor in de genealogie Hazenberg.
Behalve in het kraambed doen ze het als kolonisten ook goed. In 1862 worden ze vrijboer binnen de Maatschappij. Marianne overlijdt 1900 in Willemsoord.


In 1846 trouwt Willem der Nederlanden met Jacoba Scholtens
Haar vader Gerrit Scholtens kwam uit Groningen, waar Jacoba dan ook geboren is. In 1830 waren ze als kolonisten in Willemsoord begonnen. In 1844 overlijdt Jacoba's vader, in augustus 1846 haar moeder. In december van dat jaar trouwt ze met Willem en wordt de hoeve in Willemsoord op zijn naam overgeschreven.

Willem en Jacoba krijgen negen kinderen, waarvan er drie in het eerste levensjaar overlijden. Zie voor hun nageslacht de kwarierstaat Sonneveld op Wouter Claes en ook de genealogie Mostert. Een dochter van Willem, genoemd naar zijn zusje, dus Marianne geheten, trouwt met kolonistenzoon Geert Marinus. Voor een foto van Geert Marinus en Marianne der Nederlanden zie hier..De naar hem vernoemde zoon Willem trouwt ene Aaltje Moerman, zie de genealogie Moerman.(zie IX-a3).

Na elf jaar Willemsoord verhuist het gezin naar kolonie Wilhelminaoord (07-07-1857). Daar wordt Willem aangesteld als wijkmeester.
In 1864 overlijdt Jacoba. Kort daarop wordt Willem eervol ontslagen als wijkmeester en wordt hij winkelier in kolonie I, Frederiksoord.
Dat duurt niet lang, vanaf 1867 is hij weer gewoon kolonist. Hij hertrouwt met de uit Vledder afkomstige Hendrikje Snijder, weduwe van Egbert Piest, zie genealogie Van Melzen,.die drie eigen kinderen mee het huwelijk inneemt. Eentje daarvan trouwt een kolonistenzoon. Van Willems eigen kinderen blijft er geeneen op de kolonie, ze trekken allemaal naar het Westen. Willem overlijdt 1902 in Frederiksoord.


Literatuur

- L. Lambregts, Willem en Marianne. De eerste dragers van de opmerkelijke fami­lienaam Der Nederlanden, Steenwijk 1991.
- Jacqueline Doorn, Nederland, Oranje en de doofpot, hoofdstuk De twee wezen,
- J.W.F.X. de Rijk, Der Nederlanden, in: GN 14 (1959), p 39
- Frenk der Nederlanden, De bastaarden van Oranje brengen zichzelf in kaart, Het Parool, 15‑10‑2001.

Op internet staat een kort en correct verhaal op Wikipedia, plus vermeldingen bij ondermeer een rijte bastaarden en bij koningsfan.





------------------
andere stukken over bestedelingen op de site:
- Antonie de Ronde, van bestedeling tot kolonist
- Weduwe Hille die zich bij voortduuring bezwaard gevoelt met de inwooning van Catharina Berenfanger
- De jacht op de minnaar van Jeltje Klazes Riemersma
- Hette Ros uit Leeuwarden
- De vluchtgevaarlijke Albertus Bilders