Het onaangename verpreide zich ver


Het overbrengen van wezen uit de Zeeuwse plaats Tholen naar de koloniën leidt tot onrusten. Zie het bovenste gedeelte van deze pagina. Maar het leidt wel tot de gewenste besparing, in het nummer van mei 1824 van het maandblad de Star wordt gemeld dat het weeshuis van Tholen is gesloten, 'als zijnde al de kinderen uit hetzelve in de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheid besteed'.
Een van de bestuurders van het weeshuis, ene meneer Durée, voelt zich geroepen om jarenlang positieve geluiden over de weeskinderen in de kolonie te verspreiden. In 1825 bijvoorbeeld vraagt hij de permanente commissie om brieven van die kinderen voor propaganda-doeleinden te gebruiken in het maandblad De Star.




Vrijdag 11 maart 1825

Brief van Durée aan secretaris Ockerse, Drents Archief toegang 0186 invnr 72:

De verplaatsing der weeskinderen van hier naar de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, in den jare 1823, met zoo veele onaangename omstandigheden gepaard geweest zijnde; kan het de achtbare regering en regenten van den weeshuizen dezer stad, niet dan aangenaam zijn, steeds de beste berichten te mogen ontvangen.
    Het onaangename verpreide zich ver, misschien wel vergroot en bezwarender; het zoude derhalven de achtbare regering dezer stad ook welgevallig zijn, dat den goeden uitslag dier operatie verder mogt worden gehoord dan binnen derzelver wallen, waartoe het tijdschrift de Star zulk eene goede gelegenheid aanbied;
    aangenaam zoude het dan het bestuur zijn, wanneer in het eerst uitkomend nommer konde worden geplaatst, de nevensgaande brief van N. Hofman aan zijnen voormalen baas en vrouw - bij afschrift - de brief van J. Hoffman - in originali - de brief van L. Boergonje en Fr. M. Foster - in originali.
    Welligt zoude de plaatsing van dezelve ook kunnen medewerken om regenten of bestuurders van armen inrigtingen in ons vaderland, welke als nog vooringenomen zijn tegen het koloniseren hunner geadministreerden, van gedachten te doen veranderen.

Bijgevoegd:

Wateren den  october 1824

Zeer geächte Baas en Vrouw!

Om UEd: eens tijding te laten weten hoe het met mijn broeder en mij gaat, daar ik eerst geene gelegenheid heb gehad, maar nu ik de gelegenheid gekregen heb, zoo neem ik ootmoedig de vrijheid UL eens van mijnen toestand mede te deelen.
Wij zijn uit de kolonie Frederiks Oord vertrokken en wij zijn opgenomen als kwekelingen in het instituut van opvoeding te Wateren. Daar worden wij opgeleid tot de landbouw en verders als geëmploijeerden, zoo als wijkmeesters of onderdirecteurs om goed en nuttige menschen in de Maatschappij te worden.
Zoo heeft het de Wijze en Almachtige Godt bestuurd dat wij tot zulk een geluk gekomen zijn.
Ik hoop van UL ook eens tijding te ontvangen hoe te UL gaat of GijL: nog dezelfde zijt als toen ik bij UL was, ik wenschte wel UL eens te zien, maar dat kan nu niet het geen mij spijt; laat het mijn waarde vrienden uwe kinderen van mij hooren.
Verders weet ik voor eerst niet meer te schrijven als dat wij het zeer goed hebben. Doet de groetenis aan alle bekenden.
Ik blijf U waarde vriend

Nicolaas Hofman




Tevens bijgevoegd, met het opschrift kopie. Geadresseerd aan den Heer F. Durée

Wateren den 12 december 1824

Zeer Geachte Heer!

Met een gevoel van dankbaarheid vinden wij ons ten hoogsten verpligt, om UEd onzen verschuldig eerbiet te betoonen;
de vurigste dankbaarheid doorstraalt onze harte, om dat wij vernemen dat UEd niet op houdt van ons weltedoen, wij hadden gaarne aan UEd verzoek voldaan met het brieven schrijven; de tijd en gelegenheid heeft het ons niet togelaten, maar nu wij de gelegenheid hebben, zullen wij zoo vrij wezen, en schrijven elk op zijn beurt, voor de oudste tot de jongste toe eenigen letteren, op dat UEd dan zien kan, of wij ook vordering en in het leeven en in het betrachten voor onze pligt maken.
Tot dus verre zijn wij, God zij dank, alle gezond geweest, bealve F. de Kort, heeft eenige tijd ziek geweest, maar is nu weder gezond ersteld.
Het is mogelijk bekend, dat wij met ons in het Instuut van opvoeding zijn verplaast. Hier hebben wij het zeer goed. Wij krijgen goed eten en drinken, en hebben goede kleederen, bijzonder des zondags, dan hebben wij een lakens pak.
Wij zullen opgeleid worden tot dezen opzieners en wijkmeesters, en als wij dan verder goed op passen, komen wij nog hooger. Daags werken wij alle op het land, en avonds en 's morgens krijgen wij onderwijs, dat zeer goed is. In het voorjaar krijgt ieder een tuinje grond tot een tuinje, daar wij in pooten en planten kunnen wat wij willen, en dan krijgen wij ieder een paar appelboomen, en de vrugten, die wij daar uit trekken voor voor de zelven.
Wat zijn wij blijde, dat wij UEd. zin gedaan hebben, en wij naar de koloni gegaan; anders hadden wij dit geluk niet gehad. Geen een van ons spijt het meer dat wij uit Tholen zijn gegaan. Maar wij hebben ons geluk niet God, die alles bestuurt, aan UEd te danken, en wij danken UEd alle hartelijk.
Mij broeder verzoekt vriendelijk of UEd den brief, dien hij onlans in UEd brief gedaan heeft, bezorgt heeft. Ik verzoek UEd zeer vriendelijk of mij mijn doozeegel over wil stuuren. Hiervoor niet twijffelende, noem ik mij

UEd gehoorzamen dankbaare
Johannis



Verder bijgevoegd met op de omslag: Weledele Heer den Heer F. du Ree aan de Botermarkt te Tholen

Frederiksoord, den 1 january 1825

WelEdele Heeren!

Daar wij wederom door Gods goedheid eene nieuwen tijdkring beleve mogen zoo achten wij ons verpligt UWelEdel met den aanvang van hetzelve geluk te wenschen. Veel geluk en zegen WelEdel worde u in dit nieuwjaar geschonken van hem die geve alles goed is. Hij schenkt UWelEdele eene volmaakte gezondheid en tevens eenen gezegenden ouderdom. Dank zij UWelEdele Heeren voor de beschikking van ons lot in de kolonie van weldadigheid daar wij alleen veel goeds genieten en niets te wenschen hebbe. Wij wenschen dat de goede God UWelEdele Heeren zal verwaardige met het zalige voorregt in daad belooning te ontvangen voor de weldaden op aarde aan ons gedaan. Dit is de wensch van ons hart hoopende dat de Schepper dezelve zal vergelden. Wij blijven met achting

UWelEd. Onderdanige Dienaressen

Louwerina Borgoenje
Frederika Margrieta Voster


De permanente commissie voldoet aan het verzoek van meneer Durée en (delen van) de brieven verschijnen in het maartnummer van de Star.



Nadere informatie over de betrokkenen

Over Nicolaas Hofman valt meer te vertellen en daarom heeft hij een eigen pagina..

Zijn broer Johannes Hofman zou volgens de (niet altijd betrouwbare Maatschappij-administratie) 20 januari 1805 geboren zijn te Tholen door de regenten van het Weeshuis Tholen naar de kolonie gezonden. Mogelijke ouders van de broers zouden Frederik Hofman en Sara van Doeselaar geweest kunen zijn. Bij Johannes staat dat hij 'kuiper' van beroep is. Hij was eerst ingedeeld bij proefkolonist Baade voor hij in juni 1824 naar het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren ging.
Hij keert in 1826 naar Tholen terug.


Louwerina Boergonje zou 16 juli 1807 geboren zijn te Tholen. Na de dood van haar ouders Pieter Borgoenje en Elizabeth van Loon was ze in het weeshuis gekomen. Zij heeft 'gediend bij arbeidslieden'. Op 15 juni 1823 komt ze in de kolonie en wordt ze ingedeeld bij proefkolonist Kranendonk. Op 1 juni 1826 vertrekt ze om te trouwen met een zoon van kolonist Hopman uit Amersfoort.
Dat huwelijk vindt plaats op 3 oktober 1826 (Vledder, huwelijksakte 7 van 1826). Volgens die trouwakte is haar moeder overleden zes jaar voor Louwerina geboren werd, dus dat gaat niet kloppen.
Kort daarop, 8 november 1826, wordt geboren Hendrik Hopman, 'zoon van Dirk Hopman, beroep: arbeider; oud: 19 jaren, en Lourina Bourgonje, oud: 20 jaren' (Vledder geboorteakte 41 van 1826). Als plaats van geboorte wordt Nijensleek opgegeven, dus vermoedelijk woont het stel dan in het huttendorp op het Nijensleekerveld.

Frederika Margrieta Voster of Vorsten zou zijn geboren 29-10-1811. Ze is een dochter van Geertrui Wiegang en van beroep 'breidster'. Ze verlaat december 1829 de kolonie.


NB: Zie voor een andere Tholense wees de pagina Adriaan Kasper.