De Commissaris Generaal van Oorlog, als daartoe gemagtigd bij
besluit van Zijne Majesteit van den 27 Junij 1826, no 65 ter
eenre, en de Permanente Commissie der Maatschappij van
Weldadigheid behoorlijk geautoriseerd, ten andere zijde.
Zijn overeengekomen gelijk zij verklaren overeentekomen, bij deze,
omtrent hetgeen volgt:
Art: 1
De Contractanten, ter andere zijde, zullen, van het Gouvernement,
overnemen en in de Kolonien der Maatschappij van Weldadigheid
vestigen, Honderd Acht en Zeventig gehuwde manschappen der
Garnizoens Kompagnien met hunne Huisgezinnen te zamen uitmakende
Zes Honderd Drie en Vijftig Hoofden.
Art: 2
Elk huisgezin zal gevestigd worden en in een afzonderlijk vertrek,
voorzien van de noodige ruimte, slaapplaatsen, meubelen, beddegoed
en gerieflijkheden, op gelijken voet als ten aanzien den
huisgezinnen van arbeiders in de Koloniale Etablissementen,
volgens het Regelement plaats heeft.
Art: 3
De huisgezinnen worden bij derzelve aankomst geheel gekleed ten
koste der Maatschappij.
Vervolgens zal aan ieder derzelve jaarlijks voor Vijftien Guldens
aan kleedingstukken worden verstrekt uit het Koloniaal Magazijn,
terwijl de bovendien benoodigde kleeding door eigen arbeid zal
behooren te worden verdiend.
Art: 4
Het Gouvernement zal voor de Vestiging der Veteranen huisgezinnen
aan de Maatschappij jaarlijks betalen f 22,50 per persoon,
gedurende 16 Jaren, en hierdoor het regt verkrijgen om ten allen
tijde onder de nader te melden voorwaarden, het bepaalde getal
soortgelijke Huisgezinnen in de Kolonien voltallig te houden.
Art: 5
Aan ieder huisgezin wordt wekelijks vanwege de Maatschappij
verstrekt 12 Nederlandsche ponden Koloniaal roggebrood, tegen den
bepaalden prijs van 5 Cents per pond. 2/3 Nederlandsche mud
aardappelen, tegen doen van Een Gulden de Nederlandsche mud, en
voor 90 Cents aan Winkelkaartjes, ofwel in andere geldwaarde;
voorts nog de bij art: 3 vermelde Vijftien Guldens jaarlijke aan
Kleeding, tezamen te waarde van ruim Honderd Zeven en Twintig
Guldens 's jaars.
De maatschappij verbindt zich om de Winkelwaren tegen den gewonen
marktprijs te doen verkoopen.
Art: 6
Het Gouvernement zal aan de Maatschappij de in het voorgaand
artikel vermelde verstrekkingen vergoeden met de betaling van
Honderd Zeven en twintig Guldens 's jaars.
Art: 7
De Permanente Commissie verbindt zich alverder, om aan de
huisgezinnen zoo veel fabrieksmatigen arbeid te verschaffen, als
noodig is om derzelver verdere behoefte aan Kleeding door
henzelven te doen verdienen, zullende zij bovendien aan alle de
leden der huisgezinnen, zoo veel aandeel in den Kolonialen
Veldarbeid verschaffen, als door denzelven, zal worden verlangd:
een en ander tegen genot van de bij de tarieven bepaalde
verdiensten.
Art: 8
Nog zal aan de Huisgezinnen indien zij het verkiezen, elk een
tuintje van 500 vierkante ellen gecultiveerd land worden
aangewezen, ter verbouwing, voor eigen rekening, van zoodanige
keukengroenten en vruchten, als zij zullen goedvinden
Art: 9
Wanneer een gehuwde Veteraan komt te overlijden, heeft het
Gouvernement het regt, om zonder den eenige bijzondere betaling
bij het nagelaten huisgezin een Ongehuwden Veteraan in te deelen,
welk aangevuld huisgezin alsdan, op denzelfden voet als de andere
in de Kolonieen zal worden verpleegd.
Het Gouvernement zulks niet verkiezende, blijft nogtans de
voldoening der bedongen f 127,00 onderhoudskosten voor het
huisgezin voortduren
Art: 10
De weduwe van eenen Veteraan komende te overlijden, en de kinderen
meerderjarig geworden, of naar elders buiten de kolonieën
verplaatst zijnde, of het huisgezin of eenige andere wijze
ontbonden wordende zoo heeft het Gouvernement het regt hetzelve
door een ander te doen vervangen, tegen betaling aan de
maatschappij van honderd twintig guldens ééns, ter vergoeding van
de eerste
complete verstrekkingen.
Art: 11
De ongehuwde, bij het huisgezin eener weduwe ingedeelde veteraan,
gaat bij de ontbinding des huisgezins over tot de klasse der
vorige ongehuwde veteranen, welke volgens de nader in dat contract
voorkomende bepalingen, mede in de stichtingen der maatschappij,
zullen kunnen worden geplaatst, en zal hij van dien oogenblik af
als deze worden beschouwd en behandeld.
Art: 12
De ongehuwde veteranen in de stichtingen der maatschappij, buiten
die in de art: 9 11 bedoeld geplaatst wordende, zullen bij
derzelven aankomst dezelfde eerste kompleete verstrekking van
kleeding genieten als de gehuwden, zij zullen in zalen tezamen
wonen, en aldus op de bij de maatschappij gebruikelijke wijze
worden verpleegd.
Art: 13
Het gouvernement zal, voor de vestiging der in het voorgaande
artikel vermelde ongehuwde veteranen, aan de maatschappij
jaarlijks betalen vijfendertig guldens per hoofd, gedurende 16
jaren per persoon.
Art: 14
De verstrekkingen aan de ongehuwde veteranen zullen bestaan per
persoon, en Een half nederlandsch pond brood, met de noodige boter
daags.
Een hutspot wegende 1/2 nederlandse pond des middags, en een
nederlandse pond soep des avonds; welke menage hem zal worden
aangerekend tegen 80 cents 's weeks of f 41,60 jaarlijks.
Voorts vijftien guldens jaarlijks aan kleeding, 25 cents 's weeks
aan winkelkaartjes of zakgeld, en 20 cents voor vuur, licht en
bewasschen wekelijks.
Art: 15
Het gouvernement zal voor de bij het vorig artikel opgenoemde
verstrekkingen aan de maatschappij jaarlijks betalen tachtig
guldens per persoon.
Art: 16
Aan de ongehuwde veteranen zal van de zijde der maatschappij
dezelfde gelegenheid ter deelneming aan den fabriekmatigen arbeid
en veldarbeid worden verschaft, als zulks omtrent de gehuwden bij
artikel 7 bepaald is.
Art: 17
De onder officieren en korporaals tot de over te nemen veteranen
behoorende, zullen boven de bedongen verstrekkingen voor gehuwden
of ongehuwden naar gelang zij zelve al of niet gehuwd zijn, van de
maatschappij eene toelage erlangen in winkel of zakgeld als:
Een sergeant majoor: 50 cents
--- sergeant: 40 id
--- fourier: 30 id
--- korporaal: 20 id
wekelijks, welke toelage door het gouvernement aan de maatschappij
zal worden vergoed.
Art: 18
De veteranen zullen in de gelegenhuid worden gesteld, om
dagelijks, doch voor eigen rekening, voor de waarde van vijf cents
jenever te koopen.
Art: 19
De overgenomen veteranen blijven in de kolonien onderworpen aan
alle bepalingen van het reglement van krijgstucht. Zij zullen in
hunne kleeding altijd van de overige kolonisten door eene gepaste
uitmonstering onderscheiden worden, en de tekenen hunner
respective rangen mogen behouden. Hunne tegenwoordige uniform en
equipementstukken in de kolonie medebrengende, zullen zij dezelve
op zon en feestdagen mogen dragen, althans wanneer zij zorgen
dezelve in goeden staat bewaren. De permanente commissie draagt
aan den commissaris generaal van oorlog, en bij de armée gediend
hebbende of nog in dienst zijnde officieren voor, om als koloniaal
geempoyeerde over de veteranen bij ieder etablissement gevestigd,
met het speciaal kommando te worden belast.
Art: 20
De veteranen, die geen bestendig aandeel in den veldarbeid nemen,
zijn tot den gwonen garnizoensdienst gehouden, waartoe tot dat
einde de noodige waapenen, van 's Rijkswege, zullen worden
verstrekt, zij zullen echter ten hoogste eenen nacht 's weeks
dienst dien, overigens des daags de noodige posten uitzetten maar
niet meer dan twee uren daags op schildwacht behoeven te staan,
ter gelegenheid van welke diensten zij almede bevoegd zijn, in
hunne uniform te verschijnen.
Art: 21
Alle de bij dit Contract overgenomen personen zijn overigens
gehouden zich te gedragen naar de Koloniale Verordeningen, ten
aanzien van den Openbare Godsdienst, het schoolonderwijs voor de
kinderen, en het zedelijk en ordelijk gedrag der Kolonisten.
Art: 22
Het oppertoezicht over de bij dit Contract over te nemen personen
blijft voorbehouden aan den Commissaris Generaal van Oorlog, of
deszelfs gemagtigden, als uitbesteder, overeenkomstig de bestaande
reglementen bij de maatschappij van Weldadigheid.
Art: 23
Ieder gehuwd Veteraan, kan na een éénjarig verblijf in de Kolonien
op den 1 January van elk jaar zijn ontslag uit dezelve bekomen,
mits hetzelve zes maanden te voren hebbende aangevraagd. Van het
hun toekomende, en alsdan buiten de Kolonien genoten wordende
gagement zullen ten behoeve der maatschappij worden ingehouden
zoodanige gelden, als zij zullen blijken schuldig te wezen, wegens
slijtage der bij hun in gebruik geweest zijnde meubelen.
Die inhouding zal echter jaarlijks niet meer dan vijf Guldens
mogen bedragen, en ophouden wanneer hunnen schuld zal aangezuiverd
zijn.
Het bij hun vertrek tegoed gemaakt op kleeding verblijft almede
aan de maatschappij zooveel nodig is, ter afbetaling van de aan
het huisgezin verstrekte kleedingstukken.
Art: 24
Ook de ongehuwde Veteranen kunnen op dezelfde wijze en voorwaarden
als omtrent de gehuwden bepaald wordt op den 1 January van elk
jaar hun ontslag bekomen, mits de genoten kleeding uit hun
kleedingfonds aan de maatschappij vergoedende.
Art: 25
De permanente commissie behoudt zich de bevoegdheid, om zoodanige
personen, welke haar blijken mogten, voor de Koloniale Stichtingen
gevaarlijk te zijn, uit dezelve te verwijderen, na vooraf daarvan
den Commissaris Generaal van Oorlog behoorlijk verwittigd te
hebben. In dat geval echter zal de maatschappij geen aanspraak
hebben op vergoeding van schade wegens gebruikte meubelen, hetzij
volgens art:10, hetzij volgens art:23 van dit contract.
Art: 26
De overneming in betalingen worden geregeld en geschieden als
volgt:
Telkens wanneer de Permanente Commissie gereed is, tot het
overnemen van een aantal van vijftig huisgezinnen en van
ongehuwden, zal zij daarvan kennisgeven aan den commissaris
generaal van Oorlog.
Veertien dagen na die kennisgeving, beginnen de bij art: 4 &
13 bedongen kosten van vestiging te loopen, terwijl de kosten van
verstrekking en toelagen bij art: 6, 15 & 17 uitgedrukt een
aanvang nemen met den dag der aankomst van ieder huisgezin of
persoon.
De betalingen bedongen bij artikel 4, 6, 13, 15 en 17 zullen
geschieden in halfjarige termijnen, bij de verschijning van elken
termijn.
De betaling bij Art:10 uitgedrukt geschiedt dadelijk bij de
vervanging. Onvoltalligheid van het gecontracteerd personeel kan
in geen geval grond geven ter vermindering van de bij art:4 en 13
bedongen vestigingskosten.
De personen welke tengevolge van dit contract in de maatschappij
worden overgebragt, zooveel als de betaling der vestigings sommen
zal de permanente commissie aannemen, op rekening en in mindering
van het getal personen en besteedingspenningen behaald en bedongen
bij het contract van den 16 & 19 Juny 1826, met zijne
exellentie den Heere Minister van Binnenlandsche zaken,
gesloten.
Alle de over te nemen personen zullen buiten kosten van de
maatschappij en derzelver etablissementen moeten worden
overgebragt.
Additionele artikelen
Art: 27
Nog verbindt zich de Permanente Commissie der maatschappij van
Weldadigheid om aanvankelijk zes personen, die tengevolge de
oogziekte geheel of gedeeltelijk hun gezigt verloren hebben, in de
Kolonien over te nemen tegen betaling van f 60,- jaarlijks per
persoon in te gaan bij derzelver plaatsing en bij halfjarige
termijnen te voldoen:
De permanente commissie zal na een genomen proces, in hoeverre het
mogelijk zij, die menschen door arbeid in hunner verdere behoeften
boven de voeding te doen voorzien aan den commissaris generaal van
oorlog opgegeven, welk getal en op welke voorwaarden van deze
Individus in de Etablissementen der maatschappij stellig, zouden
kunnen worden gevestigd.
Art: 28
Geene aan de oogziekte laboreerende voorwerpen, welke de
voortplanting der besmetting in de Kolonien zouden kunnen doen
vreezen, kunnen onder het gemeld getal worden aangenomen. Zullende
zij bij wie de ziekte zich opnieuw mogt vertoonen dadelijk uit de
Kolonien worden verwijderd.
Art: 29
Dit contract zal alvorens verbindend te zijn, met de speciale
approbatie van Zijne Majesteit worden bekleed, ten blijke van de
garantie van het Gouvernement voor de daarbij vastgestelde
bepalingen.
Aldus dubbeld gedaan gesloten en geteekend te s Gravenhage den 30
Juny 1826
Permanente Commissie Maatschappij van Weldadigheid
geteekend
Faber van Riemsdijk
J. Sluiter
De Commissaris Generaal van Oorlog
geteekend / D'Aubumé
Voor Eensluidend afschrift
De Secretaris Generaal bij het Departement van Oorlog
J.P. Scheffer