Het contract van 30 juni 1826 waarmee wordt afgesproken dat de koloniën 653 hoofden van militaire huisgezinnen zal opnemen

Onderstaande contract bevindt zich in het Archief van de Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, toegang 0186 invnr 1587. De transcriptie is gemaakt door Bernd Boxma. Voor meer over veteranen, zie hier bij de 'Verwijzingen'.

De Commissaris Generaal van Oorlog, als daartoe gemagtigd bij besluit van Zijne Majesteit van den 27 Junij 1826, no 65 ter eenre, en de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid behoorlijk geautoriseerd, ten andere zijde.

Zijn overeengekomen gelijk zij verklaren overeentekomen, bij deze, omtrent hetgeen volgt:

                     Art: 1
De Contractanten, ter andere zijde, zullen, van het Gouvernement, overnemen en in de Kolonien der Maatschappij van Weldadigheid vestigen, Honderd Acht en Zeventig gehuwde manschappen der Garnizoens Kompagnien met hunne Huisgezinnen te zamen uitmakende Zes Honderd Drie en Vijftig Hoofden.

                     Art: 2
Elk huisgezin zal gevestigd worden en in een afzonderlijk vertrek, voorzien van de noodige ruimte, slaapplaatsen, meubelen, beddegoed en gerieflijkheden, op gelijken voet als ten aanzien den huisgezinnen van arbeiders in de Koloniale Etablissementen, volgens het Regelement plaats heeft.

                     Art: 3
De huisgezinnen worden bij derzelve aankomst geheel gekleed ten koste der Maatschappij.
Vervolgens zal aan ieder derzelve jaarlijks voor Vijftien Guldens aan kleedingstukken worden verstrekt uit het Koloniaal Magazijn, terwijl de bovendien benoodigde kleeding door eigen arbeid zal behooren te worden verdiend.

                     Art: 4
Het Gouvernement zal voor de Vestiging der Veteranen huisgezinnen aan de Maatschappij jaarlijks betalen f 22,50 per persoon, gedurende 16 Jaren, en hierdoor het regt verkrijgen om ten allen tijde onder de nader te melden voorwaarden, het bepaalde getal soortgelijke Huisgezinnen in de Kolonien voltallig te houden.

                     Art: 5
Aan ieder huisgezin wordt wekelijks vanwege de Maatschappij verstrekt 12 Nederlandsche ponden Koloniaal roggebrood, tegen den bepaalden prijs van 5 Cents per pond. 2/3 Nederlandsche mud aardappelen, tegen doen van Een Gulden de Nederlandsche mud, en voor 90 Cents aan Winkelkaartjes, ofwel in andere geldwaarde; voorts nog de bij art: 3 vermelde Vijftien Guldens jaarlijke aan Kleeding, tezamen te waarde van ruim Honderd Zeven en Twintig Guldens 's jaars.
De maatschappij verbindt zich om de Winkelwaren tegen den gewonen marktprijs te doen verkoopen.

                     Art: 6
Het Gouvernement zal aan de Maatschappij de in het voorgaand artikel vermelde verstrekkingen vergoeden met de betaling van Honderd Zeven en twintig Guldens 's jaars.

                     Art: 7
De Permanente Commissie verbindt zich alverder, om aan de huisgezinnen zoo veel fabrieksmatigen arbeid te verschaffen, als noodig is om derzelver verdere behoefte aan Kleeding door henzelven te doen verdienen, zullende zij bovendien aan alle de leden der huisgezinnen, zoo veel aandeel in den Kolonialen Veldarbeid verschaffen, als door denzelven, zal worden verlangd: een en ander tegen genot van de bij de tarieven bepaalde verdiensten.

                     Art: 8
Nog zal aan de Huisgezinnen indien zij het verkiezen, elk een tuintje van 500 vierkante ellen gecultiveerd land worden aangewezen, ter verbouwing, voor eigen rekening, van zoodanige keukengroenten en vruchten, als zij zullen goedvinden

                     Art: 9
Wanneer een gehuwde Veteraan komt te overlijden, heeft het Gouvernement het regt, om zonder den eenige bijzondere betaling bij het nagelaten huisgezin een Ongehuwden Veteraan in te deelen, welk aangevuld huisgezin alsdan, op denzelfden voet als de andere in de Kolonieen zal worden verpleegd.
Het Gouvernement zulks niet verkiezende, blijft nogtans de voldoening der bedongen f 127,00 onderhoudskosten voor het huisgezin voortduren

                     Art: 10
De weduwe van eenen Veteraan komende te overlijden, en de kinderen meerderjarig geworden, of naar elders buiten de kolonieën verplaatst zijnde, of het huisgezin of eenige andere wijze ontbonden wordende zoo heeft het Gouvernement het regt hetzelve door een ander te doen vervangen, tegen betaling aan de maatschappij van honderd twintig guldens ééns, ter vergoeding van de eerste
complete verstrekkingen.

                     Art: 11
De ongehuwde, bij het huisgezin eener weduwe ingedeelde veteraan, gaat bij de ontbinding des huisgezins over tot de klasse der vorige ongehuwde veteranen, welke volgens de nader in dat contract voorkomende bepalingen, mede in de stichtingen der maatschappij, zullen kunnen worden geplaatst, en zal hij van dien oogenblik af als deze worden beschouwd en behandeld.

                     Art: 12
De ongehuwde veteranen in de stichtingen der maatschappij, buiten die in de art: 9 11 bedoeld geplaatst wordende, zullen bij derzelven aankomst dezelfde eerste kompleete verstrekking van kleeding genieten als de gehuwden, zij zullen in zalen tezamen wonen, en aldus op de bij de maatschappij gebruikelijke wijze worden verpleegd.

                     Art: 13
Het gouvernement zal, voor de vestiging der in het voorgaande artikel vermelde ongehuwde veteranen, aan de maatschappij jaarlijks betalen vijfendertig guldens per hoofd, gedurende 16 jaren per persoon.

                     Art: 14
De verstrekkingen aan de ongehuwde veteranen zullen bestaan per persoon, en Een half nederlandsch pond brood, met de noodige boter daags.
Een hutspot wegende 1/2 nederlandse pond des middags, en een nederlandse pond soep des avonds; welke menage hem zal worden aangerekend tegen 80 cents 's weeks of f 41,60 jaarlijks.
Voorts vijftien guldens jaarlijks aan kleeding, 25 cents 's weeks aan winkelkaartjes of zakgeld, en 20 cents voor vuur, licht en bewasschen wekelijks.

                     Art: 15
Het gouvernement zal voor de bij het vorig artikel opgenoemde verstrekkingen aan de maatschappij jaarlijks betalen tachtig guldens per persoon.

                     Art: 16
Aan de ongehuwde veteranen zal van de zijde der maatschappij dezelfde gelegenheid ter deelneming aan den fabriekmatigen arbeid en veldarbeid worden verschaft, als zulks omtrent de gehuwden bij artikel 7 bepaald is.

                     Art: 17
De onder officieren en korporaals tot de over te nemen veteranen behoorende, zullen boven de bedongen verstrekkingen voor gehuwden of ongehuwden naar gelang zij zelve al of niet gehuwd zijn, van de maatschappij eene toelage erlangen in winkel of zakgeld als:
Een sergeant majoor: 50 cents
--- sergeant: 40 id
--- fourier: 30 id
--- korporaal: 20 id
wekelijks, welke toelage door het gouvernement aan de maatschappij zal worden vergoed.

                     Art: 18
De veteranen zullen in de gelegenhuid worden gesteld, om dagelijks, doch voor eigen rekening, voor de waarde van vijf cents jenever te koopen.

                     Art: 19
De overgenomen veteranen blijven in de kolonien onderworpen aan alle bepalingen van het reglement van krijgstucht. Zij zullen in hunne kleeding altijd van de overige kolonisten door eene gepaste uitmonstering onderscheiden worden, en de tekenen hunner respective rangen mogen behouden. Hunne tegenwoordige uniform en equipementstukken in de kolonie medebrengende, zullen zij dezelve op zon en feestdagen mogen dragen, althans wanneer zij zorgen dezelve in goeden staat bewaren. De permanente commissie draagt aan den commissaris generaal van oorlog, en bij de armée gediend hebbende of nog in dienst zijnde officieren voor, om als koloniaal geempoyeerde over de veteranen bij ieder etablissement gevestigd, met het speciaal kommando te worden belast.

                     Art: 20
De veteranen, die geen bestendig aandeel in den veldarbeid nemen, zijn tot den gwonen garnizoensdienst gehouden, waartoe tot dat einde de noodige waapenen, van 's Rijkswege, zullen worden verstrekt, zij zullen echter ten hoogste eenen nacht 's weeks dienst dien, overigens des daags de noodige posten uitzetten maar niet meer dan twee uren daags op schildwacht behoeven te staan, ter gelegenheid van welke diensten zij almede bevoegd zijn, in hunne uniform te verschijnen.

                     Art: 21
Alle de bij dit Contract overgenomen personen zijn overigens gehouden zich te gedragen naar de Koloniale Verordeningen, ten aanzien van den Openbare Godsdienst, het schoolonderwijs voor de kinderen, en het zedelijk en ordelijk gedrag der Kolonisten.

                     Art: 22
Het oppertoezicht over de bij dit Contract over te nemen personen blijft voorbehouden aan den Commissaris Generaal van Oorlog, of deszelfs gemagtigden, als uitbesteder, overeenkomstig de bestaande reglementen bij de maatschappij van Weldadigheid.

                     Art: 23
Ieder gehuwd Veteraan, kan na een éénjarig verblijf in de Kolonien op den 1 January van elk jaar zijn ontslag uit dezelve bekomen, mits hetzelve zes maanden te voren hebbende aangevraagd. Van het hun toekomende, en alsdan buiten de Kolonien genoten wordende gagement zullen ten behoeve der maatschappij worden ingehouden zoodanige gelden, als zij zullen blijken schuldig te wezen, wegens slijtage der bij hun in gebruik geweest zijnde meubelen.
Die inhouding zal echter jaarlijks niet meer dan vijf Guldens mogen bedragen, en ophouden wanneer hunnen schuld zal aangezuiverd zijn.
Het bij hun vertrek tegoed gemaakt op kleeding verblijft almede aan de maatschappij zooveel nodig is, ter afbetaling van de aan het huisgezin verstrekte kleedingstukken.

                     Art: 24
Ook de ongehuwde Veteranen kunnen op dezelfde wijze en voorwaarden als omtrent de gehuwden bepaald wordt op den 1 January van elk jaar hun ontslag bekomen, mits de genoten kleeding uit hun kleedingfonds aan de maatschappij vergoedende.

                     Art: 25
De permanente commissie behoudt zich de bevoegdheid, om zoodanige personen, welke haar blijken mogten, voor de Koloniale Stichtingen gevaarlijk te zijn, uit dezelve te verwijderen, na vooraf daarvan den Commissaris Generaal van Oorlog behoorlijk verwittigd te hebben. In dat geval echter zal de maatschappij geen aanspraak hebben op vergoeding van schade wegens gebruikte meubelen, hetzij volgens art:10, hetzij volgens art:23 van dit contract.

                     Art: 26
De overneming in betalingen worden geregeld en geschieden als volgt:
Telkens wanneer de Permanente Commissie gereed is, tot het overnemen van een aantal van vijftig huisgezinnen en van ongehuwden, zal zij daarvan kennisgeven aan den commissaris generaal van Oorlog.
Veertien dagen na die kennisgeving, beginnen de bij art: 4 & 13 bedongen kosten van vestiging te loopen, terwijl de kosten van verstrekking en toelagen bij art: 6, 15 & 17 uitgedrukt een aanvang nemen met den dag der aankomst van ieder huisgezin of persoon.
De betalingen bedongen bij artikel 4, 6, 13, 15 en 17 zullen geschieden in halfjarige termijnen, bij de verschijning van elken termijn.
De betaling bij Art:10 uitgedrukt geschiedt dadelijk bij de vervanging. Onvoltalligheid van het gecontracteerd personeel kan in geen geval grond geven ter vermindering van de bij art:4 en 13 bedongen vestigingskosten.
De personen welke tengevolge van dit contract in de maatschappij worden overgebragt, zooveel als de betaling der vestigings sommen zal de permanente commissie aannemen, op rekening en in mindering van het getal personen en besteedingspenningen behaald en bedongen bij het contract van den 16 & 19 Juny 1826, met zijne exellentie den Heere Minister van Binnenlandsche zaken,
gesloten.
Alle de over te nemen personen zullen buiten kosten van de maatschappij en derzelver etablissementen moeten worden overgebragt.

Additionele artikelen

                     Art: 27
Nog verbindt zich de Permanente Commissie der maatschappij van Weldadigheid om aanvankelijk zes personen, die tengevolge de oogziekte geheel of gedeeltelijk hun gezigt verloren hebben, in de Kolonien over te nemen tegen betaling van f 60,- jaarlijks per persoon in te gaan bij derzelver plaatsing en bij halfjarige termijnen te voldoen:
De permanente commissie zal na een genomen proces, in hoeverre het mogelijk zij, die menschen door arbeid in hunner verdere behoeften boven de voeding te doen voorzien aan den commissaris generaal van oorlog opgegeven, welk getal en op welke voorwaarden van deze Individus in de Etablissementen der maatschappij stellig, zouden kunnen worden gevestigd.

                     Art: 28
Geene aan de oogziekte laboreerende voorwerpen, welke de voortplanting der besmetting in de Kolonien zouden kunnen doen vreezen, kunnen onder het gemeld getal worden aangenomen. Zullende zij bij wie de ziekte zich opnieuw mogt vertoonen dadelijk uit de Kolonien worden verwijderd.

                     Art: 29
Dit contract zal alvorens verbindend te zijn, met de speciale approbatie van Zijne Majesteit worden bekleed, ten blijke van de garantie van het Gouvernement voor de daarbij vastgestelde bepalingen.

Aldus dubbeld gedaan gesloten en geteekend te s Gravenhage den 30 Juny 1826

Permanente Commissie Maatschappij van Weldadigheid
geteekend
Faber van Riemsdijk
J. Sluiter

De Commissaris Generaal van Oorlog
geteekend / D'Aubumé

Voor Eensluidend afschrift
De Secretaris Generaal bij het Departement van Oorlog
J.P. Scheffer

Als het contract eenmaal is afgesloten wil het ministerie van Oorlog ook vaart maken. Een paar maanden later wordt de komst van de eerste veteranen aangekondigd. Zie voor meer over de veteranen de 'Verwijzingen' op deze pagina.