D

Hoe een krankzinnige gestichtsbewoner wordt afgevoerd

Met enige regelmaat zitten er in het kindergesticht of een van de bedelaarsgestichten mensen met psychische problemen, afhankelijk van de ernst aangeduid als 'zwak aan hoofd' of 'innocent' of 'onnoozel' of 'debiel' of 'getroubleerd' of 'krankzinnig', In de eerste jaren kan men daar helemaal niets mee, wat leidt tot onaangename en soms gevaarlijke toestanden. Enkele voorbeelden daarvan worden gegeven op pagina 281 van De bedelaarskolonie.

Ze horen er echter niet. Dat is ook steeds contractueel vastgelegd, zie bijvoorbeeld artikel 3 van het contract waarmee in 1827 wordt bepaald dat ook invaliden worden opgenomen. Dus zijn er steeds partijtjes touwtrekken tussen de Maatschappij en steden die iemand met een psychische beperking hebben afgeleverd. Uiteindelijk wordt zo'n stad dan wel gedwongen die persoon terug te halen, maar dat kost veel tijd en moeite.

Na 1841

Na de Krankzinnigenwet van 1841 komen er meer mogelijkheden, want dan komen er in ons land gasthuisafdelingen voor geesteszieken. Het verblijf daar moet worden betaald door de gemeente waar de patiënt zijn domicilie van onderstand heeft, meestal de geboorteplaats. Die plaats voelt daar in principe weinig voor want zo'n opname is duurder dan een verblijf in een gesticht te Veenhuizen, maar ze wordt buitenspel gezet door het ministerie van Binnenlandse Zaken.

De procedure waarmee iemand wordt afgevoerd werkt als volgt:

● Het begint met een 'attest van krankzinnigheid', afgegeven door de arts van het gesticht. Ik zal nog een keer een voorbeeldje daarvan opzoeken om hier af te drukken.

● Dat attest wordt door de directeur der koloniën, met soms enige begeleidende opmerkingen, doorgestuurd naar de permanente commissie in Den Haag.

● Die wendt zich vervolgens tot het ministerie van Binnenlandse Zaken. Bijvoorbeeld als volgt:

’s Gravenhage, den 16 April 1850
N. 33

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief van den Dir der Kolonien van de 13 dezer N. 1005

Besluit

Om zijne Exc. Den Heere Minister van Binnenl. Zaken te schrijven als volgt

Onder aanbieding van het hiernevens gevoegd attest van den Geneesheer te Veenhuizen omtrent de krankzinnigheid van den wees Hendrik Schonewolf N2184, nemen wij de vrijheid Uwe Exc te verzoeken zoodra mogelijk wel de verwachte order te willen stellen, ten einde die bestedeling naar een krankzinnigengesticht worde overgebragt, vermits zijn langer verblijf in de gestichten gevaarlijk is te achten.-
de P. C.

Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Dir der Kolonien tot kennisgeving en nazigt.
de P. C.

● Daarop reageert het ministerie met gezwinde spoed door te schrijven aan de gouverneur (de functionaris die later in de eeuw Commissaris des Konings gaat heten) van de provincie waar de persoon in kwestie vandaan komt. En schrijft na antwoord te hebben gekregen weer terug aan de permanente commissie (NB: de cursief afgedrukte datum erboven is met potlood bijgeschreven en geeft aan wanneer de permanente commissie de kwestie agendeert):


10 Mei 1850 N23

’s Gravenhage, den 7 Mei 1850
N. 75

7e  AFDEELING
Armwezen
NOTA. Wordt verzocht
bij het antwoord, den
datum, de letter, het
nommer en de afdee-
ling dezer missive,
naauwkeurig aan te
halen

Onder toezending der geneeskundige verklaring, gevoegd geweest bij uwe missive van den 16e April JL. N. 33, heb ik den Heer Staatsraad Gouverneur der provincie Noordholland verzocht, de vereischte maatregelen te willen nemen, ten einde de krankzinnige wees H. Schonewolf N2184, ten spoedigste uit het kindergesticht worde verwijderd.-

Ik heb daarop berigt ontvangen, dat genoemde wees, zoodra mogelijk, zal worden afgehaald.

UWelEd gelieve der Koloniale directie hiervan kennis te geven, ten einde zij bedoelden krankzinnige late volgen, met dengene die zich, tot zijne overneming, bij haar zal aanmelden.-

De Minister van Binnenlandsche Zaken
Namens de Minister
De Secretaris Generaal

● Daarna is het in Veenhuizen wachten tot er iemand langskomt om Hendrik Schonewolf naar een krankzinnigengesticht te brengen. Dat gaat niet heel maar wel redelijk vlot. Volgens het wezenregister met invnr 1413 verlaat hij op 11 juni 1850 het gesticht.

Archief

De stukken op deze pagina komen uit Drents Archief, toegang 0186 invnr 668 de post van 16 april 1850 onder agendapunt N33, maar meer algemeen: in de registers op de post, de serie invnr 929 tot en met 953, worden dit soort kwesties gerubriceerd onder de noemer 'Tucht' en bevinden verwijzingen ernaar zich dus in het mapje met dat opschrift.

Hendrik Schonewolf

Hendrik Schonewolf is volgens het wezenregister met invnr 1411 geboren op 12 augustus 1824 te Amsterdam. Hij komt op 25 september 1833 vanuit die stad in het kinderetablissement te Veenhuizen, tegelijk met Johannes Tiela Schonewolf, weesnummer N2183, geboren 18 februari 1826, wat hoogstwaarschijnlijk dus een broer is (tenzij ze weer eens een keer Johanna hebben aangezien voor Johannes, want dan is het een zus).
Die Johannes zal op 30 april 1850 ontslagen worden uit het gesticht en misschien is het feit dat hij straks geen broertje meer heeft die op hem past de aanleiding voor de directie om aan de bel te trekken over Hendriks krankzinnigheid.
Overigens is er eerder al een Engelina Johanna Schonewolf, weesnummer N1096, geboren op onbekende datum in 1811, van 27 april 1825 tot 3 mei 1830 in het kindergesticht geweest, maar of dat familie is zou ik niet weten.