Bovenstaand artikel komt uit de Groninger Courant van 15 juli
1855. Het leidt tot een aantal epistels die zich allemaal bevinden
in Drents Archief, toegang 0186 invnr 810, bij de agenda van 24
juli 1855 bij agendapunt 8. Transcripties zijn van Luurt Vrijen.
Eerst de brief van de directeur der koloniën Jan van Konijnenburg,
verzonden 16 juli, brief nummer 1971 van zijn hand dit jaar (!!).
Wat hij onderstreept heeft, druk ik vet af en dat geldt ook voor
de volgende brieven:
Ik heb de eer UwHoogEdg: hiernevens in te zenden afschrift van het eerst op gisteren van de Ommerschans ontvangen rapport, aangaande de ongeregeldheden, welke den 11e dezer te Meppel met een transport mannen-kolonisten naar Veenhuizen bestemd, hebben plaats gehad, waarvan de dagbladen al wederom met veel vergrooting ten eerste hebben gewag gemaakt.
Op mijn schrijven naar Veenhuizen, eergisteren verwacht ik heden, ook van daar afschrift van een rapport, hetwelk UwHoogEdg: onmiddillijk door den Adjunct-directeur zal worden gezonden, zoo als ik hem heb opgedragen.-
De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg
De door hem genoemde brief die hij mee zendt is van de hand van Adrianus Hulst, adjunct-directeur van de Ommerschans, die na het eerste krantenbericht alles helemaal is gaan uitzoeken:
Ommerschans, 14 Julij 1855
Copij N215
Gisteren las ik in de Zwolsche courant een artikel uit Meppel geschreven, houdende voor zoo ver ik mij herinner, onder anderen: dat in den avond van jongstleden Woensdag eene vechtpartij had plaats gehad, tusschen koloniale veldwachters en bedelaars kolonisten, behoorende tot een transport bestemd voor Veenhuizen.
Dat transport is woensdag morgen van hier vertrokken, onder het geleide van den onder-brigadier Selle en de kolonisten veldwachters Gerben Dijkstra, Arie Kreumer en Johannes Hendrikus Frison, waarvan ik UwelEdg: mededeeling heb gedaan bij brief van 11 dezer N211, en zijn de drie vermelde kolonisten veldwachters, gisteren avond omstreeks 11 uur hier terug gekomen, die ik heden morgen voor mij heb doen verschijnen, ten einde mij van het gebeurde te Meppel rapport te doen.
Dat rapport komt hoofdzakelijk hierop neder.
Het transport is omstreeks 6 uur te Meppel aangekomen. Nadat het vaartuig aan den wal was gelegd (op een kleinen afstand van de Galgenkampsbrug) heeft de Onder Brigadier Selle zich van hetzelve verwijderd zich begevende naar Meppel, vergezeld van de bedelaars kolonisten G: J: van Dijk N. 2421 en I: Pas N 2409, niettegenstaande hem zulks door zijne adsistenten, de kolonisten veldwachters, was ontraden, voorgevende dat hij voor de Ommerschans eene commissie had te verigten, en dat de bedelaars kolonist G: J: van Dijk eenig goed uit de bank van leening moest lossen.
Na verloop van ongeveer 1½ uur is Selle met de twee kolonisten aan het schip teruggekomen, alle drie in volslagen staat van dronkenschap.
Terstond na hunne terugkomst, hebben zij zich andermaal met nog twee andere bedelaars kolonisten, die zich middelerwijl bij hen vervoegd hadden, binnen Meppel willen begeven, waarop de kolonist veldwachter Dijkstra, den Onder Brigadier had verzocht niet weder terug te keeren, maar zich aan boord te begeven en wat koffij te gebruiken, op dat hij van zijne beschonkenheid, zoo mogelijk wat zoude herstellen.
Dat verzoek werd door Selle goed opgenomen, doch niet door de twee vermelde kolonisten, waarvan de een, namelijk Pas, den kolonisten veldwachter Dijkstra, had aangegrepen en door de drie anderen geholpen, tegen den grond gesmeten en mishandeld, tot dat de twee andere veldwachters hem hadden bij gestaan en ontzet; hebbende Selle wegens dronkenschap niets kunnen verrigten.-
Bij deze schermutseling, zijn twee bedelaars kolonisten eenigsints gewond; terwijl de veldwachter Dijkstra een slag voor het hoofd heeft ontvangen, ten gevolge waarvan hij zich nog eenigsints duizelig gevoelt en overigens eenige geringe gewonden in het aangezigt, hem door krabben toegebragt.
Onmiddellijk na het gebeurde zijn uit Meppel eenige politie beambten, omgeven van een groot aantal ingezetenen uit Meppel, op de plaats des onheils verschenen, welke beambten in arrest hebben genomen, de bedelaars kolonisten: I. Pas N2409 (bijgeschreven door de permanente commissie: aangek. 28 Junij 1855, gevonnisd 6 maal) G. J. van Dijk, N2421 (bijgeschreven door de permanente commissie: idem, gevonnisd 5 maal) P. IJzebrands, N2478 (bijgeschreven door de permanente commissie: en ide 30 Junij 1855, gevonnisd 4 maal) A. Bransen, N5534 (bijgeschreven door de permanente commissie: id 23 Aug 1853, gevonnisd 4 maal) en wijders op latere last van den Burgemeester van Meppel, ook de Onder Brigadier Selle, welke alle vijf, volgens zeggen der veldwachter den volgenden dag, naar Assen zijn vervoerd, voorzeker ten einde voor de Regtbank aldaar te worden teregt gesteld.
Staande het tumult hebben zich noig twee bedelaars kolonisten uit de voeten gemaakt, namelijk:
N. Emmerik N5509 en C. F. Schefer N4878, doch waren er overigens geene ongeregeldheden hoegenaamd aan boord voorgevallen, zijnde het geleide, nadat Selle was gearresteerd, den volgenden dag toevertrouwd geweest aan de meergemelde drie kolonisten veldwachters, die zich bij deze gelegenheid ook volgens de verklaring van Seinen, op de geheele togt zoo loffelijk van hunnen pligt hebben gekweten, dat ik gemeend heb, hen te moeten voordragen, tot het erlangen eener premie van f 3:- ieder, te voldoen uit het boete fonds, niet na het einde van het jaar; maar nu reeds, hetgeen niet alleen op hen, maar ook op andere veldwachters, zoo ik vertrouw, eenen gunstigen indruk zal te weeg brengen.
Zoo als UWelEdg: reeds zult hebben bemerkt, is ter zake ook schipper Seinen door mij gehoord, die verklaard heeft, juist van boord te zijn geweest, toen het hiervoren vermelde voorgevallen was, als een gevolg van het verrigten eener geldelijke commissie in Meppel, zoodat hij deswegens niets van eenig belang konde mededeelen, doch heeft hij mij toch gezegd, dat Selle zich tusschen hier en Meppel, reeds aan het gebruik van sterken drank had schuldig gemaakt en dat het gebeurde enkel aan diens gedrag was toe te schrijven, waaruit wel als van zelve zal volgen dat Selle, van Assen terugkomende, uit zijne betrekking van provisionele Onder Brigadier zal moeten worden ontslagen en door een ander vervangen, waartoe ik de vrijheid neem voor te dragen, de veteraan veldwachter Arnoldus Edens, die mij hiertoe onder de vele ongeschikten, het geschiktst voorkomt, en zich dan ook ter benoeming heeft aangemeld.
Het zal mij aangenaam zijn op de voordragt per premiën, als ook aangaande de benoeming van Edens op de proef, zoo het kan, eenigzints spoedig antwoord te ontvangen.
Coll. De Adjunct-Directeur
(Get:) A. Hulst
Voor Copij Conform
De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg
Als mosterd na de maaltijd volgt een op 15 juli gedateerde brief van de adjunct-directeur van het derde gesticht in Veenhuizen, Jan Frederik Krieger, die zich er niet druk om maakt:
Bij deze heb ik de Eer UWEd Mijne Heeren te berigten dat donderdag avond alhier is aangekomen een Transport Bedelaars Kolonisten sterk 69 Hoofden onder geleide van den Veldwachter Dijkstra, als Kommandant, en geadsisteerd door de Veldwachter Frison, welke mij heeft geraporteerd, dat de Onder Bregadier Zelle, aan welks geleide het Transport was toevertrouwd te Meppel komende die plaats met nog een paar Kolonisten was binnen gegaan met hun een paar borrels had gedronken en terug komende niet in staat was geweest het Transport verder behoorlijk te geleiden en zijn achting en Ontzag daarbij te handhaven; waarvan het gevolg is geweest dat de Bedelaars Kolonisten Pas, van Dijk, IJzebrands en Bansen zich hebben verzet en de goede Orde bij het geheele Transport trachten te verstoren, het welk dispuut en vechten tusschen hen en de Veldwachter heeft doen ontstaan, voorts is de policie te Meppel tusschen beide gekomen welke de vier bovengemelde Kolonisten in verzekerde bewaring heeft gehouden, de rust hersteld en dat Transport overigens alhier aangekomen in behoorlijken staat, zonder dat men daar op eenige aanmerking heeft kunnen maken.
De Adjunct Directeur
Krieger
Op de laatste brief heeft de permanente commissie geschreven
'Notif'.
Oftewel, ze nemen het voor notificatie, voor kennisgeving aan, ze
doen er verder niets mee, ze geloven het wel.
Nadere informatie over
betrokkenen |
De genoemde bedelaarskolonisten mag iedereen zelf opzoeken:
De nummers 2409 (I. Pas) en 2421 (G. J. van Dijk) en 2478 (P. IJzebrands) moeten staan in het boek gemerkt Q (Drents Archief, toegang 0137.01 invnr 435).
De nummers 4878 (C. F. Schefer), 5509 (N. Emmerik) en 5534 (A. Bransen) moeten staan in het boek gemerkt R (Drents Archief, toegang 0137.01 invnr 436).
Met de bedelaar-veldwachters lijkt het lastiger, want daar worden geen nummers van gegeven. Maar er zat een apart velletje bij de stukken waarop de permanente commissie het al uitgezocht had.
Dan blijkt Johannes Hendrikus Frison het nummer 4418 te hebben, waardoor hij ook in het bovenvermelde boek R moet staan.
En Gerben Dijkstra met nummer 190 en Arie Kreumer met nummer 1365 moeten te vinden zijn in het boek gemerkt P (Drents Archief toegang 0137.01 invnr 434).
De drankzuchtige onderbrigadier Selle staan in de boeken als Zelle. Coenraad Smeding Zelle, geboren 26 januari 1811, voormalig fuselier, op 6 april 1851 in de kolonie gekomen.
De gegevens van de voor bevordering voorgedragen Arnoldus Edens lijken daarop: geboren 30 oktober 1811, fuselier, in de kolonie aangekomen op 9 april 1851.
Adrianus Hulst is de twee jaar jongere broer van Coenraad Hulst, die het schopt tot adjunct-directeur voor de gewone koloniën. Adrianus is sinds 1 april 1838 adjunct-directeur van de Ommerschans.
In die functie zit hij ook de raad van tucht bij dat gesticht voor, zie hier.
Over Jan Frederik Krieger en de rustige maar gestage opbouw van zijn koloniale carrière heb ik een aparte pagina gemaakt.