Twee discussies over aardappelbrood in één jaar, eentje in januari 1857 en eentje in juli 1857

De permanente commissie is afgetreden en na een koninklijk besluit worden de honneurs waargenomen door de 'Gecommitteerde der regering'. Die krijgt een verslag van de directeur der koloniën van zijn bezoek aan de Ommerschans, gedateerd 12 januari 1857 en met nummer N108.
Het verslag bevindt zich in Drents Archief, toegang 0186 bij de uitgaande post van 17 januari 1857 N3, invnr 851. Stukjes uit deze discussie zijn weergegeven in De kinderkolonie pagina 358.

Frederiksoord, den 12 Januarij 1857

Ik heb de eer UwH.W.G te rapporteren van mijne bevinding te Ommerschans op den 9 en 10 van deze maand.

Het rogge zaaijen heeft er nog niet geheel kunnen worden afgedaan, bij gebrek aan genoegzaam zaai-zaad, zijnde er nog maar 166 Bunder bezaaid, terwijl er nog 20 Bunder daartoe gereed ligt en er dus nog 14 Bunder bij gereed gemaakt dient te worden om de volle 200 Bunder te verkrijgen.

Mogt de dooi doorgaan, of vóór het laatst dezer maand eenige dagen open weder invallen, dan zal deze achterlijkheid nog kunnen worden ingehaald, waarnaar zal worden gestreefd. Anders zou er, in het voorjaar, Himalaija-gerst voor de ontbrekende rogge moeten worden gezaaid, die voor de bakkerij niet minder goed is.

Het dorschen van al het benoodigde graan: rogge, gerst en haver, kost dezen winter veel moeite doordien het meeste zoo vochtig is binnen gekomen.

Uit die oorzaak kan de rogge ook niet behoorlijk worden gemalen en is gevolgelijk ook het brood niet zoo goed als gewoonlijk. Daarom en omdat de voorraad kleine aardappelen voor de bakkerij toch maar tot 21 dezer zoude toereiken, wordt er, van nu aan, slechts één mud aardappelen bij het mud rogge verbakken en zal er in plaats van 60 mud zaai-rogge zoo wel uitlandsche gedroogde worden aangekocht, om bij kleinigheden onder de wakke eigen rogge te worden verbakken, wanneer er van de eigen rogge toch zoo veel spoediger de zaai-rogge kan worden genomen.

Behalve het dorschen en de verzorging van het vee heeft er verleden week, om het winter weder, weinig of niet buiten kunnen worden gewerkt.

Met het onderspitten van de brem is echter reeds een aanvang gemaakt, zoo mede met de bemesting van het groenland. De gezondheid van het vee blijft over het geheel gewenscht. Een paar oude paarden zijn er laatst gestorven. Het rundvee maakt het best. Op het einde des vorigen jaars stonden er nog 41 stuks op de vetstallen.-

De zuivel rekening van de hoevenaars staat op Ultimo de vorige maand, met 936 pond boven den taks van 11 boeren. Daarentegen zijn er 8 met 659 pond beneden gebleven, waaronder slechts 2 wier tekort beduidend groot is, waarover ik UwHWG eerstdaags, bij de inzending van den Zuivel-Staat over 1856, nader zal moeten onderhouden.

Ook over het aanhouden van 2 in plaats van 1 kalf ’s jaars,- alleen hier te Ommerschans - hoop ik UwHWG eerlang een voorstel te doen.

Aangaande het fabrijkwezen kan ik berigten, dat de Coffijzakweverij goed aan den gang is, ook des avonds bij lamp licht. Evenwel zal het moeijelijk zijn, om de volle 400.000 stuks vóór 1 Julij aanstaande te kunnen afdoen. Meer weef getouwen kunnen er ook niet worden in het werk gebragt. Nooit gebrek aan garens en goed garen zijn dus de eenige middelen om de afdoening te bespoedigen.

De voorraad garen, in de vereischte evenredigheid van ketting en inslag, zal tot 15 Maart aanstaande reiken, zoo hier als te Veenhuizen. Er dient dus weer besteld te worden, om - tot alle zekerheid van geen gebrek te zullen lijden - in het begin van die maand te worden geleverd.

Geschieden deze aankoopen voortaan mede tegen Contante betaling, dan geef ik UwHWG in overweging, om toch geene betaling te doen plaats hebben, voor het inkomen van het berigt der ontvangst en bevinding, omdat er nog al verschil in de qualiteit van het garen is, hetwelk van Brodie doorgaande goedkooper maar dan ook veel minder van hoedanigheid is, dan dat van Peter v. O??, dat in de bewerking een groot onderscheid maakt, zoodat er van het laatste dikwijls een vierde of vijfde meer zakken ’s weeks kunnen worden geweven, dan van het eerste, dat, nu wij met de afdoening der bestellingen ten achteren zijn, een merkelijk verlies veroorzaakt: 2000 zakken ’s weeks minder geweven, zoo hier als te Veenhuizen geeft een verlies van ???? tot f 240.- tegen 8 à 12 Centen de zak, hetgeen in werkelijkheid bestaat en ik UwHWG. alzoo onder de aandacht moet brengen.

De verzending der laatste nog vóór het einde van 1856 afgewerkte 20.000 zakken heeft, door den ingevallen vorst nog geen plaats kunnen hebben, evenmin als de 9000 van Veenhuizen de plaats van bestemming hebben kunnen bereiken, liggende deze thans, in eene schuur aan de Smildinger vaart geborgen.

De bont-weverij is goed aan den gang, terwijl de verschillende plaatsen van ambachts-werkzaamheden tamelijk wel bezet zijn, en, naar de kortheid der dagen, ook voldoende werk opleveren.

De gezondheid der bevolking is tegenwoordig weêr beterende ?? de; laatst waren er buitengewoon vele zieken.

Met de toediening van verkwikkingen is men hier veel matiger en spaarzamer dan te Veenhuizen, dat ik ditmaal opzettelijk heb onderzocht en waarom ik thans het noodige zal voorschrijven, dat ook te Veenhuizen de gestelde perken niet meer worden te buiten gegaan.

De opzendingen zijn thans niet zoo talrijk, maar ook de open plaatsen niet meer overvloedig. Evenwel kunnen er nog wel mannen, maar bijna geen vrouwen meer worden opgenomen, zonder nieuwe verschikking of buitengewone maatregel, waarop ik intusschen bedacht zal blijven.

De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg


De Gecommitteerde der regering reageert meteen op de eerste alinea's over het aardappelbrood (op andere aspecten van het verslag reageert hij op 21 januari 1857 N9, ook invnr 851). Maar hij vindt dat het aardappelbrood spoed vereist, blijkens zijn besluit van 17 januari 1857 N3, invnr 851:

’s Gravenhage, den 17 Jan: 1857

De Gecommitteerde der Regering bij de MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID,

Gelezen het verslag van den Dir der kolonien omtrent de Ommerschans, van den 12 dezer N108

Besluit

dat verslag te houden in advies en aan den Dir voornoemd te schrijven als volgt:

Uit Uw verslag omtrent de Ommerschans van den 12 dezer N108 is mij onder andere gebleken, dat dit brood thans niet zoo goed is als gewoonlijk, uit hoofde de rogge zoo vochtig is binnen gekomen en daardoor niet behoorlijk kan worden gemalen.

Daar het intusschen van het grootste belang is, dat het brood goed zij en ik er hoogen prijs op stel, dat daarvoor bepaaldelijk worde gezorgd, verzoek ik UwEd om naauwgezet te doen toezien dat op deugdzaamheid van het brood hoegenaamd geene aanmerkingen kunnen worden gemaakt en dus geene natte rogge met aardappelen worden vermengd, ja acht ik het zelf verkieslijker dat vooreerst in het geheel geen aardappelen in het brood komen.-

UwEd gelieve dus dien overeenkomstig de vereischte voorschriften te verstrekken.
De Gecomm. enz.


Blijkbaar blijft de Gecommitteerde piekeren over het aardappelbrood en stelt hij maanden later vragen over. Die worden door de directeur beantwoord met een brief gedateerd 13 juli 1857 en met nummer N2197. Die brief bevindt zich bij de uitgaande post van 28 juli 1857 N6, invnr 865:

Frederiksoord, 13 Julij 1857
                   
Ter voldoening aan de Missive van den 7 dezer maand N2 heb ik de eer UwHWG mijne consideratiën mede te deelen, aangaande het verbakken van aardappelen tot brood onder de rogge.

Dat het in de koloniën heeft plaats gevonden van genoegzaam de oprigting af aan zal UwHWG niet onbekend zijn.

Toen er, vóór de aardappel-ziekte, meer aardappelen verbouwd werden, of die tot lagere prijzen dan tegenwoordig konden worden aangekocht, werden er ook wel groote of eet-aardappelen verbakken; in de laatst verloopen jaren echter, heeft het zich enkel tot het kriel en soms ook tot een weinig overig zijnde poters bepaald.

De aardappelen worden onder de rogge verbakken in verhouding van 2 mud bij een mud rogge.

De groote of eet-aardappelen leveren, naar het saizoen en de qualiteit, van 27 tot 30 pond brood op en het kriel van 25 tot 27 pond brood en het mud middelmatige rogge 90 pond, zoodat van een baksel van 1 Mud rogge met 2 Mud eet-aardappelen van 144 tot 150 en met kriel van 140-144 pond brood verkregen wordt en het gebakken brood alzoo bestaat gemiddeld uit 64 pc roggemeel en 36 pc gemalen aardappelen.

Wat de hoedanigheid en smaak van het zoogenoemde aardappelen-brood betreft, ik meen, dat eene opzettelijk gedane scheikundige proefneming heeft opgeleverd, dat de voedings stof van zulk brood weinig minder is dan van gewoon roggebrood, als bevattende 6 Mud aardappelen evenveel voedsel als een Mud rogge, gelijk aan de doorgaande verhouding der respective prijzen. Daarnaar berekend zou ons aardappelen brood 83 pc voedende kracht bezitten van zuiver rogge-brood.-

Zuiver rogge-brood, intusschen, wordt er weinig gebakken, doordien er veel-al of bloem – meel tot andere einde aan het rogge-brood wordt onthouden, of zemelen, zoo geen andere ingrediënten, er worden onder verbakken.

Dit aannemende kan het aardappel-brood voor ten naaste bij zoo voedzaam als gewoon rogge-brood worden beschouwd.-

Wat de smaak betreft als het aardappel-brood, in het beste saizoen, goed gebakken is, dan is het onderscheid met gewoon rogge-brood bijna niet te proeven.

En wat de gezondheid van het aardappel-brood als voedsel aangaat, niet het meel van de aardappel, maar het vocht en de schil zouden het minder gezonde aan dit brood moeten aanbrengen, doch van de waterdeelen blijft er weinig in, daar de gemalen aardappelen zoo sterk mogelijk worden uitgeperst, terwijl de schil zoo veel doenlijk door zorgvuldig wassen wordt gezuiverd.

Heeft de wetenschap over den aardappel, als voedsel, in het algemeen eene min gunstige uitspraak gedaan, de ondervinding schijnt echter daarmede in strijd te zijn; althans is de medicinale strekking van dit knolgewas, mits het niet het eenige gebruikt wordende voedsel zij, voor den ligchamelijk werkenden mensch, zeker niet schadelijker als menig ander voedsel.

In de Koloniën is men aan het aardappel-brood gewoon. Is het goed gebakken dan wordt er nimmer over geklaagd, als soms door de zoodanigen, die het dienstbaar meenen te moeten maken tot bijzondere oogmerken.

De aanleiding en bedoeling om aardappelen en bepaaldelijk kriel van aardappelen onder de rogge te verbakken is twee-ledig, namelijk, om dat kleine goed, dat onverkoopbaar is, te plaatsen en om het brood minder kostbaar te doen zijn.

In die jaren, waarin de aardappel-oogst in de Gewone Koloniën zoo groot was, dat het kriel niet geheel konde worden verbakken, noch aan de gestichten voegzaam overgedaan, is het overschot aan het rundvee vervoerd, tot een mud van ruim 60 pond ’s weeks aan elk stuk vee, en wel in vervanging van 30 pond hooi, waarbij het bevestigd is, dat 2 pond aardappelen gelijk staat in voedzaamheid voor het vee met 1 pond hooi.

Zelf heb ik toen ter tijd bepaald onderzoek gedaan en nagevraagd, wat beter voor het vee zoude zijn en bevonden dat het onderscheid daar tusschen van geen belang is.-

Kost nu het hooi met den aanvoer f 10.-, het voer van 500 pond, dan is het pond 2 Centen waardig en maakt men van de 2 pond kriel van aardappelen, die in de plaats van hooi aan het vee wordt vervoerd, 2 Cent of 60 Centen voor het mud.

Moet men echter f 15.- voor goed hooi besteden, dan maakt men 90 Centen voor het mud.

Neemt men nu aan, dat voor aanstaande Winter half ligt- half zwaar hooi voor f 12.50 zal worden aangekocht, dan maakt men van elk mud aardappelen, dat in de plaats van 30 pond hooi zal vervoerd worden 75 Centen, dat dan ook tegenwoordig voor den waren prijs van kriel te houden is, wanneer het mud eet-aardappelen, van eene grovere soort of zoogenoemde boeren aardappelen, f 1.50 kost.

Worden daarentegen die kleine aardappelen verbakken en verkrijgt men van elk mud minstens 25 pond brood, dat, naar den tegenwoordigen prijs der rogge met het maalbloem f 7.-  bedragende, acht Centen waarde heeft, of 48 Centen de 6 pond, voor hoe veel het hier in den omtrek in de laatst vorige maanden werd verkocht, dan brengt het verbakken mud kleine aardappelen niet minder dan  f 2.- op.

Wil men nu voor het doen malen en verder bewerken van de aardappelen 25 Centen kosten per mud, dat veel is, aftrekken, dan schiet er nog f 1.75 over, of een gulden meer dan er van deze aardappelen als vee-voeder kan worden gemaakt.

De hoeveelheid kriel, die er gerooid wordt is doorgaande 1/6 van den Oogst en bedroeg alzoo in 1856 – behalve van de vrijboeren en het Instituut Wateren, - nagenoeg 14000 Mud, hoe vele guldens zouden worden opgeofferd, wanneer dergelijke hoeveelheid aardappelen voortaan niet meer tot brood verbakken, maar aan het vee vervoerd werd.-

Ware het aardappel-verbouw groot genoeg, dan zoude er tot 20.000 mud ’s jaars in al de Koloniën kunnen worden verbakken, van 1 Augustus tot Ultimo Mei, of 44 weken, tegen 455 Mud in de week.

Aan de meer dan 1000 stuks volwassen rund-vee tegen een mud ’s weeks, gedurende de eerste 20 weken van den winter, zou derhalve de geheele 20.000 Mud aardappelen kunnen worden vervord, terwijl er voor 11.000 Mud slechts 11 weken noodig zoude zijn, waartegen de aankoop van 1250 of 700 voer hooi zou kunnen achterblijven.

Meer dan een mud aardappelen kan er wekelijks niet aan een rund worden gevoerd, zonder de opbrengst of zijne gezondheid te zien verminderen of benadeelen. Daar het een herkauwend dier is zoo dient het ’s winters te worden gevoerd:

In hooi, minstens met 1 ½ Voer
In aardappelen, 24 mud = 1 ½ voer
En in goed stroo 4 voer, gelijk aan 2 voer
Zamen 5 voer

Na deze consideratiën, welke ik hoop dat voldoende zullen zijn, om UwHWG zelven over de zaak te doen oordeelen en ofschoon UwHWG mijn advijs niet verlangt, meen ik toch hier nog te moeten bijvoegen, dat men in de Gewone Koloniën, alwaar evenredig veel meer aardappelen worden verbouwd dan aan de gestichten, voor ’s hands met het verbakken van aardappelen zou kunnen voortgaan, zoodra ze van den nieuwen oogst er zullen zijn;
maar dat de daar boven geoogst wordende niet meer, tot gelijk einde, aan de gestichten zouden behoeven te worden overgedaan, doch in plaats daarvan, tot veevoeder gebruikt, ter uitwinning van een gedeelte hooi, hetwelk hier geheel en dus tot 1500 voer toe, moet worden gekocht en aangevoerd.

En om bij de gestichten, alwaar toch weinig meer aardappelen worden verbouwd dan voor 20 à 30 weken voldoende is, voortaan slechts één mud aardappelen bij 1 Mud rogge te doen verbakken.

Nog moet ik UwHWG onder de aandacht brengen, dat, zouden er van 1 Augustus aanstaande af reeds geen aardappelen meer worden verbakken er dan ten spoedigste aanzienlijke hoeveelheden rogge zouden moeten worden aangekocht, daar het ondoenlijk is, met de tegenwoordige bevolking terstond zoo veel meer eigen rogge - die behalve dat niet voor 15 Augustus geheel geoogst zal zijn - zoude kunnen worden gedorscht, behalve hetgeen er dan ras weêr voor de zaai noodig is.

Aanvankelijk dient men alzoo wel op den ouden voet voorttegaan, om eene zoo radicale verandering geleidelijk intevoeren.

De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg

Daarop besluit de Gecommitteerde der regering op 28 juli 1857 N6, invnr 865, dat er in de gestichten aardappelbrood mag worden gegeten, maar wel met relatief weinig aardappelen er in:

’s Gravenhage, den 28 Julij 1857

De Gecomm der Regering bij de Maats v Weld enz.

Gelezen den brief van den Dir der kolonien van den 13 dezer N2197

Besluit

Daarop te antwoorden als volgt:

Na gezette overweging van den inhoud Uwer missive van den 13 dezer N. 2197, heb ik mij wel kunnen vereenigen met het aan het slot dier missive aangegeven denkbeeld om, voor ’s hands, in de gewone kolonien, op vroegeren voet met het verbakken van aardappelen onder de rogge voort te gaan, maar daartoe geene aardappelen aan de Gestichten over te doen en de boven de behoefte geoogste hoeveelheid tot veevoeder aan te wenden ter uitwinning van een gedeelte hooi, doch voor zoo veel de gestichten betreft voortaan slechts één mud aardappelen bij een mud rogge te doen verbakken.

UwEd kan zich dus voor gemagtigd houden dien overeenkomstig te doen handelen.-
de Gecomm. enz