Frederiksoord, den 12 Januarij 1857
Ik heb de eer UwH.W.G te rapporteren van mijne bevinding te Ommerschans
op den 9 en 10 van deze maand.
Het rogge zaaijen heeft er nog niet geheel kunnen worden afgedaan,
bij gebrek aan genoegzaam zaai-zaad, zijnde er nog maar 166 Bunder
bezaaid, terwijl er nog 20 Bunder daartoe gereed ligt en er dus
nog 14 Bunder bij gereed gemaakt dient te worden om de volle 200
Bunder te verkrijgen.
Mogt de dooi doorgaan, of vóór het laatst dezer maand eenige dagen
open weder invallen, dan zal deze achterlijkheid nog kunnen worden
ingehaald, waarnaar zal worden gestreefd. Anders zou er, in het
voorjaar, Himalaija-gerst voor de ontbrekende rogge moeten worden
gezaaid, die voor de bakkerij niet minder goed is.
Het dorschen van al het benoodigde graan: rogge, gerst en haver,
kost dezen winter veel moeite doordien het meeste zoo vochtig is
binnen gekomen.
Uit die oorzaak kan de rogge ook niet behoorlijk worden gemalen en
is gevolgelijk ook het brood niet zoo goed als gewoonlijk. Daarom
en omdat de voorraad kleine aardappelen voor de bakkerij toch maar
tot 21 dezer zoude toereiken, wordt er, van nu aan, slechts één
mud aardappelen bij het mud rogge verbakken en zal er in plaats
van 60 mud zaai-rogge zoo wel uitlandsche gedroogde worden
aangekocht, om bij kleinigheden onder de wakke eigen rogge te
worden verbakken, wanneer er van de eigen rogge toch zoo veel
spoediger de zaai-rogge kan worden genomen.
Behalve het dorschen en de verzorging van het vee heeft er
verleden week, om het winter weder, weinig of niet buiten kunnen
worden gewerkt.
Met het onderspitten van de brem is echter reeds een aanvang
gemaakt, zoo mede met de bemesting van het groenland. De
gezondheid van het vee blijft over het geheel gewenscht. Een paar
oude paarden zijn er laatst gestorven. Het rundvee maakt het best.
Op het einde des vorigen jaars stonden er nog 41 stuks op de
vetstallen.-
De zuivel rekening van de hoevenaars staat op Ultimo de vorige
maand, met 936 pond boven den taks van 11 boeren. Daarentegen zijn
er 8 met 659 pond beneden gebleven, waaronder slechts 2 wier
tekort beduidend groot is, waarover ik UwHWG eerstdaags, bij de
inzending van den Zuivel-Staat over 1856, nader zal moeten
onderhouden.
Ook over het aanhouden van 2 in plaats van 1 kalf ’s jaars,-
alleen hier te Ommerschans - hoop ik UwHWG eerlang een
voorstel te doen.
Aangaande het fabrijkwezen kan ik berigten, dat de
Coffijzakweverij goed aan den gang is, ook des avonds bij lamp
licht. Evenwel zal het moeijelijk zijn, om de volle 400.000 stuks
vóór 1 Julij aanstaande te kunnen afdoen. Meer weef getouwen
kunnen er ook niet worden in het werk gebragt. Nooit gebrek aan
garens en goed garen zijn dus de eenige middelen om de afdoening
te bespoedigen.
De voorraad garen, in de vereischte evenredigheid van ketting en
inslag, zal tot 15 Maart aanstaande reiken, zoo hier als te Veenhuizen.
Er dient dus weer besteld te worden, om - tot alle zekerheid van
geen gebrek te zullen lijden - in het begin van die maand
te worden geleverd.
Geschieden deze aankoopen voortaan mede tegen Contante betaling,
dan geef ik UwHWG in overweging, om toch geene betaling te doen
plaats hebben, voor het inkomen van het berigt der ontvangst en
bevinding, omdat er nog al verschil in de qualiteit van het garen
is, hetwelk van Brodie doorgaande goedkooper maar dan ook
veel minder van hoedanigheid is, dan dat van Peter v. O??,
dat in de bewerking een groot onderscheid maakt, zoodat er van het
laatste dikwijls een vierde of vijfde meer zakken ’s weeks kunnen
worden geweven, dan van het eerste, dat, nu wij met de afdoening
der bestellingen ten achteren zijn, een merkelijk verlies
veroorzaakt: 2000 zakken ’s weeks minder geweven, zoo hier als te
Veenhuizen geeft een verlies van ???? tot f 240.- tegen 8 à
12 Centen de zak, hetgeen in werkelijkheid bestaat en ik UwHWG.
alzoo onder de aandacht moet brengen.
De verzending der laatste nog vóór het einde van 1856 afgewerkte
20.000 zakken heeft, door den ingevallen vorst nog geen plaats
kunnen hebben, evenmin als de 9000 van Veenhuizen de
plaats van bestemming hebben kunnen bereiken, liggende deze thans,
in eene schuur aan de Smildinger vaart geborgen.
De bont-weverij is goed aan den gang, terwijl de verschillende
plaatsen van ambachts-werkzaamheden tamelijk wel bezet zijn, en,
naar de kortheid der dagen, ook voldoende werk opleveren.
De gezondheid der bevolking is tegenwoordig weêr beterende ??
de; laatst waren er buitengewoon vele zieken.
Met de toediening van verkwikkingen is men hier veel matiger en
spaarzamer dan te Veenhuizen, dat ik ditmaal opzettelijk
heb onderzocht en waarom ik thans het noodige zal voorschrijven,
dat ook te Veenhuizen de gestelde perken niet meer worden
te buiten gegaan.
De opzendingen zijn thans niet zoo talrijk, maar ook de open
plaatsen niet meer overvloedig. Evenwel kunnen er nog wel mannen,
maar bijna geen vrouwen meer worden opgenomen, zonder nieuwe
verschikking of buitengewone maatregel, waarop ik intusschen
bedacht zal blijven.
De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg
’s Gravenhage, den 17 Jan: 1857
De Gecommitteerde der Regering bij de MAATSCHAPPIJ VAN
WELDADIGHEID,
Gelezen het verslag van den Dir der kolonien omtrent de
Ommerschans, van den 12 dezer N108
Besluit
dat verslag te houden in advies en aan den Dir voornoemd te
schrijven als volgt:
Uit Uw verslag omtrent de Ommerschans van den 12 dezer N108 is mij
onder andere gebleken, dat dit brood thans niet zoo goed is als
gewoonlijk, uit hoofde de rogge zoo vochtig is binnen gekomen en
daardoor niet behoorlijk kan worden gemalen.
Daar het intusschen van het grootste belang is, dat het brood goed
zij en ik er hoogen prijs op stel, dat daarvoor bepaaldelijk worde
gezorgd, verzoek ik UwEd om naauwgezet te doen toezien dat op
deugdzaamheid van het brood hoegenaamd geene aanmerkingen kunnen
worden gemaakt en dus geene natte rogge met aardappelen worden
vermengd, ja acht ik het zelf verkieslijker dat vooreerst in het
geheel geen aardappelen in het brood komen.-
UwEd gelieve dus dien overeenkomstig de vereischte voorschriften
te verstrekken.
De Gecomm. enz.
Frederiksoord, 13 Julij 1857
Ter voldoening aan de Missive van den 7 dezer maand N2 heb ik de
eer UwHWG mijne consideratiën mede te deelen, aangaande het
verbakken van aardappelen tot brood onder de rogge.
Dat het in de koloniën heeft plaats gevonden van genoegzaam de
oprigting af aan zal UwHWG niet onbekend zijn.
Toen er, vóór de aardappel-ziekte, meer aardappelen verbouwd
werden, of die tot lagere prijzen dan tegenwoordig konden worden
aangekocht, werden er ook wel groote of eet-aardappelen verbakken;
in de laatst verloopen jaren echter, heeft het zich enkel tot het
kriel en soms ook tot een weinig overig zijnde poters bepaald.
De aardappelen worden onder de rogge verbakken in verhouding van 2
mud bij een mud rogge.
De groote of eet-aardappelen leveren, naar het saizoen en de
qualiteit, van 27 tot 30 pond brood op en het kriel van 25 tot 27
pond brood en het mud middelmatige rogge 90 pond, zoodat van een
baksel van 1 Mud rogge met 2 Mud eet-aardappelen van 144 tot 150
en met kriel van 140-144 pond brood verkregen wordt en het
gebakken brood alzoo bestaat gemiddeld uit 64 pc roggemeel en 36
pc gemalen aardappelen.
Wat de hoedanigheid en smaak van het zoogenoemde aardappelen-brood
betreft, ik meen, dat eene opzettelijk gedane scheikundige
proefneming heeft opgeleverd, dat de voedings stof van zulk brood
weinig minder is dan van gewoon roggebrood, als bevattende 6 Mud
aardappelen evenveel voedsel als een Mud rogge, gelijk aan de
doorgaande verhouding der respective prijzen. Daarnaar berekend
zou ons aardappelen brood 83 pc voedende kracht bezitten van zuiver
rogge-brood.-
Zuiver rogge-brood, intusschen, wordt er weinig gebakken, doordien
er veel-al of bloem – meel tot andere einde aan het rogge-brood
wordt onthouden, of zemelen, zoo geen andere ingrediënten, er
worden onder verbakken.
Dit aannemende kan het aardappel-brood voor ten naaste bij zoo
voedzaam als gewoon rogge-brood worden beschouwd.-
Wat de smaak betreft als het aardappel-brood, in het beste
saizoen, goed gebakken is, dan is het onderscheid met gewoon
rogge-brood bijna niet te proeven.
En wat de gezondheid van het aardappel-brood als voedsel aangaat,
niet het meel van de aardappel, maar het vocht en de schil zouden
het minder gezonde aan dit brood moeten aanbrengen, doch van de
waterdeelen blijft er weinig in, daar de gemalen aardappelen zoo
sterk mogelijk worden uitgeperst, terwijl de schil zoo veel
doenlijk door zorgvuldig wassen wordt gezuiverd.
Heeft de wetenschap over den aardappel, als voedsel, in het
algemeen eene min gunstige uitspraak gedaan, de ondervinding
schijnt echter daarmede in strijd te zijn; althans is de
medicinale strekking van dit knolgewas, mits het niet het eenige
gebruikt wordende voedsel zij, voor den ligchamelijk werkenden
mensch, zeker niet schadelijker als menig ander voedsel.
In de Koloniën is men aan het aardappel-brood gewoon. Is het goed
gebakken dan wordt er nimmer over geklaagd, als soms door de
zoodanigen, die het dienstbaar meenen te moeten maken tot
bijzondere oogmerken.
De aanleiding en bedoeling om aardappelen en bepaaldelijk kriel
van aardappelen onder de rogge te verbakken is twee-ledig,
namelijk, om dat kleine goed, dat onverkoopbaar is, te plaatsen en
om het brood minder kostbaar te doen zijn.
In die jaren, waarin de aardappel-oogst in de Gewone Koloniën zoo
groot was, dat het kriel niet geheel konde worden verbakken, noch
aan de gestichten voegzaam overgedaan, is het overschot aan het
rundvee vervoerd, tot een mud van ruim 60 pond ’s weeks aan elk
stuk vee, en wel in vervanging van 30 pond hooi, waarbij het
bevestigd is, dat 2 pond aardappelen gelijk staat in voedzaamheid
voor het vee met 1 pond hooi.
Zelf heb ik toen ter tijd bepaald onderzoek gedaan en nagevraagd,
wat beter voor het vee zoude zijn en bevonden dat het onderscheid
daar tusschen van geen belang is.-
Kost nu het hooi met den aanvoer f 10.-, het voer van 500 pond,
dan is het pond 2 Centen waardig en maakt men van de 2 pond kriel
van aardappelen, die in de plaats van hooi aan het vee wordt
vervoerd, 2 Cent of 60 Centen voor het mud.
Moet men echter f 15.- voor goed hooi besteden, dan maakt men 90
Centen voor het mud.
Neemt men nu aan, dat voor aanstaande Winter half ligt- half zwaar
hooi voor f 12.50 zal worden aangekocht, dan maakt men van elk mud
aardappelen, dat in de plaats van 30 pond hooi zal vervoerd worden
75 Centen, dat dan ook tegenwoordig voor den waren prijs van kriel
te houden is, wanneer het mud eet-aardappelen, van eene grovere
soort of zoogenoemde boeren aardappelen, f 1.50 kost.
Worden daarentegen die kleine aardappelen verbakken en verkrijgt
men van elk mud minstens 25 pond brood, dat, naar den
tegenwoordigen prijs der rogge met het maalbloem f 7.-
bedragende, acht Centen waarde heeft, of 48 Centen de 6 pond, voor
hoe veel het hier in den omtrek in de laatst vorige maanden werd
verkocht, dan brengt het verbakken mud kleine aardappelen niet
minder dan f 2.- op.
Wil men nu voor het doen malen en verder bewerken van de
aardappelen 25 Centen kosten per mud, dat veel is, aftrekken, dan
schiet er nog f 1.75 over, of een gulden meer dan er van
deze aardappelen als vee-voeder kan worden gemaakt.
De hoeveelheid kriel, die er gerooid wordt is doorgaande 1/6 van
den Oogst en bedroeg alzoo in 1856 – behalve van de vrijboeren en
het Instituut Wateren, - nagenoeg 14000 Mud, hoe vele guldens
zouden worden opgeofferd, wanneer dergelijke hoeveelheid
aardappelen voortaan niet meer tot brood verbakken, maar aan het
vee vervoerd werd.-
Ware het aardappel-verbouw groot genoeg, dan zoude er tot 20.000
mud ’s jaars in al de Koloniën kunnen worden verbakken, van 1
Augustus tot Ultimo Mei, of 44 weken, tegen 455 Mud in de week.
Aan de meer dan 1000 stuks volwassen rund-vee tegen een mud ’s
weeks, gedurende de eerste 20 weken van den winter, zou derhalve
de geheele 20.000 Mud aardappelen kunnen worden vervord, terwijl
er voor 11.000 Mud slechts 11 weken noodig zoude zijn, waartegen
de aankoop van 1250 of 700 voer hooi zou kunnen achterblijven.
Meer dan een mud aardappelen kan er wekelijks niet aan een rund
worden gevoerd, zonder de opbrengst of zijne gezondheid te zien
verminderen of benadeelen. Daar het een herkauwend dier is zoo
dient het ’s winters te worden gevoerd:
In hooi, minstens met | 1 ½ Voer |
In aardappelen, 24 mud = | 1 ½ voer |
En in goed stroo 4 voer, gelijk aan | 2 voer |
Zamen | 5 voer |
Na deze consideratiën, welke ik hoop dat voldoende zullen zijn,
om UwHWG zelven over de zaak te doen oordeelen en ofschoon UwHWG
mijn advijs niet verlangt, meen ik toch hier nog te moeten
bijvoegen, dat men in de Gewone Koloniën, alwaar evenredig veel
meer aardappelen worden verbouwd dan aan de gestichten, voor ’s
hands met het verbakken van aardappelen zou kunnen voortgaan,
zoodra ze van den nieuwen oogst er zullen zijn;
maar dat de daar boven geoogst wordende niet meer, tot gelijk
einde, aan de gestichten zouden behoeven te worden overgedaan,
doch in plaats daarvan, tot veevoeder gebruikt, ter uitwinning van
een gedeelte hooi, hetwelk hier geheel en dus tot 1500 voer toe,
moet worden gekocht en aangevoerd.
En om bij de gestichten, alwaar toch weinig meer aardappelen
worden verbouwd dan voor 20 à 30 weken voldoende is, voortaan
slechts één mud aardappelen bij 1 Mud rogge te doen verbakken.
Nog moet ik UwHWG onder de aandacht brengen, dat, zouden er van 1
Augustus aanstaande af reeds geen aardappelen meer worden
verbakken er dan ten spoedigste aanzienlijke hoeveelheden rogge
zouden moeten worden aangekocht, daar het ondoenlijk is, met de
tegenwoordige bevolking terstond zoo veel meer eigen rogge - die
behalve dat niet voor 15 Augustus geheel geoogst zal zijn - zoude
kunnen worden gedorscht, behalve hetgeen er dan ras weêr voor de
zaai noodig is.
Aanvankelijk dient men alzoo wel op den ouden voet voorttegaan, om
eene zoo radicale verandering geleidelijk intevoeren.
De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg
’s Gravenhage, den 28 Julij 1857
De Gecomm der Regering bij de Maats v Weld enz.
Gelezen den brief van den Dir der kolonien van den 13 dezer N2197
Besluit
Daarop te antwoorden als volgt:
Na gezette overweging van den inhoud Uwer missive van den 13 dezer
N. 2197, heb ik mij wel kunnen vereenigen met het aan het slot
dier missive aangegeven denkbeeld om, voor ’s hands, in de gewone
kolonien, op vroegeren voet met het verbakken van
aardappelen onder de rogge voort te gaan, maar daartoe geene
aardappelen aan de Gestichten over te doen en de boven de behoefte
geoogste hoeveelheid tot veevoeder aan te wenden ter uitwinning
van een gedeelte hooi, doch voor zoo veel de gestichten
betreft voortaan slechts één mud aardappelen bij een mud rogge te
doen verbakken.
UwEd kan zich dus voor gemagtigd houden dien overeenkomstig te
doen handelen.-
de Gecomm. enz