<



Transportkosten kolonisten, vooral 1828




Een beschrijving van de reis van de eerste kolonisten naar de koloniën staat in De proefkolonie blz. 31-33. De jaren erna verliep het in grote lijnen hetzelfde, met dien verstande dat de kazerne bij de Utrechtsepoort in Amsterdam niet meer gebruikt werd voor tijdelijke opvang. De in Amsterdam aangekomen kolonisten werden elders in de stad ondergebracht (maat ik weet nog niet waar) in afwachting van het vertrek van het beurtschip.
In het archief zijn soms bijzonderheden over de reis, inclusief het voor onderweg meegekregen voedsel te vinden.  Hieronder enkele voorbeelden, inclusief de vindplaatsen ten behoeve van mensen die zelf in het archief willen zoeken of er meer te vinden is over iemands reis naar de kolonie.


De eerste bron zijn de jaarafrekeningen van de diverse subcommissies. Meest betiteld als 'Rekening courant van de Subcommissie van Weldadigheid te X met de Maatschappij van Weldadigheid over het jaar y'. In de rechterkolom met de uitgaven kan melding worden gemaakt van aan een kolonist verstrekte 'reispenningen' of 'verschotten' of voor de reis ingekochte 'fouragie'.
De subcommissie Rotterdam noteert dat voor de reis naar Amsterdam aan hun proefkolonist Anthonie Gerards en de langstrekkende proefkolonisten Jacobus de Wals (Geertruidenberg), Jan Burks (Goes) en Dominicus Meeder (Tholen) gezamenlijk f 29,20 is besteed. De proefkolonist uit Kampen, die denkt dat hij Hendrik Gerrits heet, maar die bij de burgerlijke stand Hendrik Timmerman heet, is blijkbaar tamelijk luxueus vervoerd. 'Aan J.W. Schoonhoven, voor wagenvragt, tot het transporteeren van het huijsgezin van H. Gerrits, naar de colonie...11,20'. Dat is veel voor die ongeveer 50 kilometer. Daarnaast is aan Gerrits 'voor Rijsgelt nog bij hun vertrek naar de colonie' eem bedrag van drie gulden overhandigd.
Er zijn meer subcommissies die behoorlijk gul zijn (hoewel gul, het is hun eigen geld niet) en de subcommissie Vlissingen voorziet tamelijk uitbundig in de proviandering voor de reis van de weduwe Richmond, haar kinderen en haar ingedeelden..Onder de noemer 'uitrusting voor de kolonisten' pakt Vlissingen uit met bijna 50 gulden, om precies te zijn 49 gulden en 47 cent. Meegegeven wordt voor f 7,20 aan spek, voor 2,20 aan boter, en verder acht bossen stroo, koffie, thee, zout, 1 zak aardappelen en twintig (!!) broden. Men schat de afstand naar Drenthe blijkbaar ver in.


Verlofgangers en jaarstaten
Overigens kunnen opeenvolgende rekeningen-courant soms ook dienen om de whereabouts van eenmaal gevestigde kolonisten in kaart te brengen.  Zo meldt de subcommissie Gorinchem in 1827 reisgeld te hebben betaald aan 'den zoon van Biemans, de dochter van Souverein, vrouw Zwak, vrouw Mulder, vrouw Bijsterveld'. Die zijn dat jaar dus blijkbaar op bezoek in Gorinchem geweest. Wat ik niet kan verklaren is waarom de subcommissie aan sommigen twee gulden en aan anderen f 1,25 betaalt.
Jaarafrekeningen van subcommissies bevinden zich in de invnrs 1104-1111, gesorteerd op subcommissie, en invnrs 1146-1153, gesorteerd per jaar.

Daarnaast kunnen de kladversies van de financiële jaarverslagen van de Maatschappij informatie opleveren. Ik heb slechts enkele daarvan doorgekeken en de reiskosten zijn sommige jaren wel en sommige jaren niet bij de stukken opgenomen. Een volledig overzicht daarvan heb ik niet, maar voor mensen die zelf willen zoeken: de invnrs 1019 t/m 1072 geven de jaarstaten, waarbij aangetekend dat de Maatschappij tot 1828 boekjaren had die liepen van 1 april tot 1 april.

De uitgavenpost heet 'Transportkosten van Kolonisten en Bedelaars'. Bij die uitgavenpost zelf staan geen bijzonderheden. Maar de post heeft een nummer, bijvoorbeeld is het 'Uitgaaf nummer 17', en dan kan er een map bijzitten met het opschrift 'Bijlagen behorende tot de 17e Uitgaaf'. En daarin kunnen formulieren zitten als deze uit 1828 (invnr 1024, jaarstaten 1 april 1827 tot ultimo 1827, en heel 1828).:




Simon Wijshoven, echtgenote Antonia Hansen en hun vijf kinderen komen uit Delft, doen er dus drie dagen over en zijn voorzien van witbrood, roggebrood, kaas en bier. Mei 1830 moet Wijshoven voor de koloniale tuchtraad komen na een ruzie met buurvrouw Hensbergen. De buurvrouw beweert 'dat Wijshoven haar kind geslagen had, en naderhand haarzelve'. Simon Wijshoven verklaart 'dat vrouw Heinsbergen hem in zijn huis huis op eene verregaande wijze had uitgemaakt, en waarop hij haar vervolgens de deur had uitgezet.'
Het tuchtvollege weet het dan ook niet en laat ze allebei gaan na een vermaning.
Kort daarop, juli 1830, wordt Simon Wijshoven aangesteld als zaalopziener in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans. Maar na twee jaar gaat er iets fout (ik weet nog niet wat) en komt hij in de strafkolonie terecht.


Enkele anderen die ik bij deze bijlagen tegenkwam:

- Hendricus Hechterman reist met acht gezinsleden twee dagen vanuit Maastricht  Volgens de nota speelt zich dat af op 12 en 13 september 1828 en ook dit gezin is van witbrood, roggebrood, kaas en bier voorzien. Het gezin is uitgezonden door de provinciale commandant van Limburg en het wordt een van de kortere koloniale carrières, na negen maanden zullen ze de kolonie weer verlaten.


- Jan Hendriks uit Den Haag reist met vrouw en kind de eerste dagen van september 1828. Wat het gezinshoofd betreft een nog kortere koloniale carrière, hij overlijdt na vijf maanden. Weduwe en zoon blijven nog een half jaartje hangen, maar keren dan terug naar Den Haag.


Dronkenschap
- Johannes van Haazen, echtgenote Jacoba van Luin en dochter Elizabeth van Haazen uit Utrecht staan op dezelfde nota als de hierboven genoemde Jan Hendriks dus ik neem aan dat ze samen gereisd zijn. Het gaat met de familie al héél snel mis.
Op 1 november 1828 moeten ze voor de Raad van Policie over de vrije kolonien komen vanwege de
'Beschuldiging tegen de huisvrouw van den onlangs aangekomene kolonist Haze, wonende op hoeve no 38, welke zich in de eerste plaats recht onderscheidene malen op eene verregaande wijze had schuldig gemaakt aan dronkenschap.'
Daarnaast staat zij onder verdenking dat zij, vermoedelijk om bovenstaande te financieren:
'verkocht, verzet of verpand zoude hebben, de navolgende koloniale goederen, als: 1 bultzak, 1 peuluw, 2 bedlakens, 1 tafellaken en handdoek, 1 wollen deken,  zullende er eene andere in de grep zijn verloren, 1 mans grijze broek, 1 stoof, 1 meisjeshemd en nog 1 bedlaken'.

Het eerste is het belangrijkste en schijnt al vanaf de aankomst te spelen. De Raad meldt:
'Dat er in de eerste dagen der dronkenschap van vrouw Haze, eene proef is genomen of haar dit ook door middel der gewonen cachotstraf kon worden afgeleerd, dat echter mislukt is.'

Als zij wordt gehoord, ontkent Jacoba de beschuldigingen niet:
'ook was zij wel eens onmatig geweest in het gebruik van sterken drank, maar dit zoude het geval niet geweest zijn, indien zij daartoe niet door slechte menschen ware verleid geworden.'

Haar echtgenoot was onkundig van de verkoop van koloniale goederen, maar neemt het voor haar op:
'sints verscheidene dagen had zij in het geheel geen sterken drank gebruikt, hij geloofde dat het berouw over hare misdaden haar van alle verdere vergrijpen  te rug zoude houden, verzoekende dus dat de raad gunstig over zijne huisvrouw mogte oordeelen.'

De drie kolonisten in de Raad willen dat ook wel. Albert Zwier weet dat op zulk gedrag verbanning naar de strafkolonie staat,
''kan het echter gemakkelijker, afloopen, ik mag het lijden.'
En Theodorus Gutseloe, die vaker plait voor lichtere straffen, en Johannes Hoffman bepleiten
'Men moet het nog 14 dagen aanzien, omdat het nog jonge lieden zijn, 4 dagen tot straf in de kas, zoo dat niet helpt, dan  de vrouw opzenden naar de Ommerschans, de man niet, omdat deze onschuldig is.'

De staf is echter voor verbanning en de pc besluit dat het hele gezin naar de strafkolonie moet. Vrouw van Haazen krijgt daar een ontwenningskuur van vier (!!) jaar, daarna verlaten ze de strafkolonie en het koloniale systeem voorgoed.


Gemeensman
Gijsbertus Fraterman staat op dezelfde nota als bovenstaanden Hendriks en Van Haazen en zal dus vanaf Amsterdam meegereisd zijn. Ze zijn met z'n tienen en hebben daarom recht op vier lange witte broden, 1 lang roggebrood, 5 pond kaas en tien kruiken bier. Ik neem tenminste aan dathet tekentje voor 'kaas' betekent 'pond'. Hun vertrekpunt was Heusden en daarmee zijn ze volgens mij de enige kolonisten uit die plaats.

Dit gezin doet het beter dan hun reisgenoten. Eind 1829 zal Gijsbertus als 'gemeensman', kolonistenvertegenwoordiger van Willemsoord in de Raad van Policie zitting nemen. Hij blijft zijn hele verdere leven op de kolonie, evenals zijn echtgenote.

Dochter Johanna Petronella Fraterman trouwt eerst met kolonistenzoon Jan Jansen en na diens dood met Jan Grollé, een zoon van de Dordtse kolonist Grollé (zie Willemsoord hoeve 54) en blijft ook haar hele leven.
Zoon Cornelis Fraterman had misschien ook wel willen blijven, maar hij maakt Teuntje Tjerks Veenstra zwanger. Zij is geboren 1822 in Willemsoord, dochter van kolonist Tjerk Pieters Veenstra uit Harlingen, zie Willemsoord hoeve 94). De twee jongelui moeten november 1847 voor de Raad van Politie en Tucht komen en worden veroordeeld tot de strafkolonie, maar ze wachten hun straf niet af. Ze deserteren, eerst Teuntje en wat later Cornelis. Of ze toen bij elkaar gekomen zijn, weet ik niet.





Nadere informatie over de betrokkenen
Vet is een externe link die opent in een nieuw venster, bij een niet-vette link blijf je op deze pagina's.


- Gerards, de Wals, Burks, Meeder, Gerrits, Richmond, Biemans hebben eigen files op www.deproefkolonie.nl: Anthonie Gerards, en Jacobus de Wals, en Jan Burks, en Dominicus Meeder, en Hendrik Gerrits, en Catharina Glas weduwe Richmond.en Leonardus Biemans

- Petrus Josephus Souverijn of Souverein wordt in 1825 door de subcommissie van weldadigheid te Gorinchem als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen gestuurd. Na twee jaar krijgt hij een plekje in de vrije kolonie Wilhelminaoord. Voor die kolonie is hij een tijdje gemeensman. Zie hier zijn vermelding in de kolonistendatabase en zie hier voor zijn woonlocaties in de vrije koloniën. In die databases staan hij en één dochter met een lange 'ij', alle andere kinderen en nakomelingen met een korte 'ei'.
Ook de Gorcummer Pieter Bijsterveld woont in Wilhelminaoord. Hij zal vanaf zijn aankomst in 1823 tot zijn dood in 1860, dus 37 jaar lang, in een en dezelfde hoeve wonen. Het gezin komt nogal eens in aanraking met het koloniale tuchtrecht, maar dat staat in geen verhouding tot de post-koloniale carrière van zoon Adrianus Bijsterveld. Hij wordt tot twee keer toe veroordeeld wegens doodslag en wordt bekend als 'De moordenaar van Drachten'. Maar daarna gaan de onverschrokken Drachtenaren gewoon bij hem onder het mes, want hij is daar gevestigd als barbier. Het staat allemaal beschreven in het boek Drachten mensen door de tijd van Douwe de Graaf.
De weduwe Zwak en Jan Mulder staan allebei op de pagina Willemsoord, bij respectievelijk hoeve 44 en 43.
Al deze Gorinchemse vrije kolonisten worden genoemd in een artikel op de site van Erfgoed Zuid-Holland.

- Theodorus Gutseloe zit vanuit Willemsoord in de Raad, zie de pagina Willemsoord hoeve 99, Albert Zwier vanuit Wilhelminaoord, zie de pagina Wilhelminaoord hoeve 32,  Johannes Adamus Hoffman vanuit Frederiksoord, waar hij was begonnen in Frederiksoord-2 hoeve 39