Besluit van de permanente commissie 11 februarij 1831 N12: Voorziening omtrent eenige voorloopig daargestelde employees te Veenhuizen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 969

De Permanente Commissie etc,

Overwegende dat eenige geemploijeerden bij de Gestichten te Veenhuizen in der tijd slechts voorloopig zijn aangenomen en nog geen bepaalde bestemming hebben.

Overweegende dat bij de Gestichten N2 en 3 geene wijkmeesters voor de buitenbewoners benoodigd zijn, maar de werkzaamheden van hun, die als zoodanig tot hiertoe zijn gebezigd geworden, gevoegelijk kunnen worden waargenomen, gedeeltelijk door de wijkmeesters buiten, en gedeeltelijk door de Onderdirecteur binnen.

Overwegenede dat te dezen opzigte alle mogelijke bezuiniging voor de Maatschappij behoort te worden in acht genomen.

Gelet op de voordragt van den Directeur der kolonien van den 31 Januarij ll. no.128.

Besluit:

Artikel 1.
H. Veldkamp, tot hiertoe, voorman en arbeider bij het 1 Gesticht te Veenhuizen, wordt tot hoevenaar aangenomen op het gewone salaris, in de plaats van den kolonist Vos, die uit hoofde van ongeschiktheid voor die betrekking als arbeider kolonist wordt teruggebragt.

Artikel 2.
De opzieners J. Dijk en J. Starken (of Harken) worden als zoodanig en op het door hen genoten wordende salaris van f 4.80 ’s weeks aangesteld, met bepaling echter dat dezelve bij de eerste gelegenheid als hoevenaars bij hetzelfde gesticht zullen moeten invallen.

Artikel 3.
Tot wijkmeesters over de drie wijken bij het 2e Gesticht buiten worden op het gewoon salaris van f 5.20 ’s weeks aangesteld als: voor de 4e wijk Hendrik van Lemel, voor de 5e Egbert Hagendoorn en voor de 6e Jan Lammert Hovingh, tot hiertoe als zoodanig gefungeerd hebbende.

Artikel 4.
Jippe Jacobs Jagt, wordt tot opziener in de turfveenderij bepaaldelijk aangenomen, met uitdrukkelijk verbod, om nu langer een of meer kolonisten tot dat opzigt te bezigen.

Artikel 5.
Dirk Veldbrugge, fungerende als wijkmeester over de buiten bewoners bij het 2e Gesticht, wordt tegen den 1 Mei aanstaande uit de dienst der Maatschappij ontslagen, ten zij er zich vóór dien tijd gelegenheid opdoe, hem des geschikt zijnde, tot wijkmeester in de gewone Kolonien overteplaatsen.

Artikel 6.
De arbeiderskolonist Rutte, tot hiertoe als wijkmeester over de buiten bewoners bij het Gesticht N3 geemployeerd, wordt uit die betrekking ontslagen en als arbeiders kolonist terug geplaatst.

Artikel 7.
De werkzaamheden van Veldbrugge zullen gedeeltelijk door de drie overige vaste wijkmeesters, en overigens gelijk mede die van den genoemden Rutte door den Onderdirecteurs binnen bij de genoemde Gestichten respectivelijk moeten worden waargenomen, wordende aan dezelve uitdrukkelijk opgedragen, om de huisgezinnen en derzelver belangen behoorlijk nategaan en in acht te nemen.

Artikel 8.
Bij de eerste vacature bij het 2e Gesticht zal de opziener bij de landbouw P.K. van Gemert na het voltrekken van zijn huwelijk tot hoevenaar bij dat Gesticht worden aangenomen.

Artikel 9.
W.L. Heideman, tot hiertoe opziener en voerman bij hetzelfde Gesticht en tevens de werkzaamheden van hoevenaar waarnemende, wordt als hoevenaar bij dat gesticht bepaaldelijk aangenomen.

Artikel 10.
De vreemde arbeider L. Siepel bij het 2 Gesticht wordt tegen den 1 Junij 1831 uit de dienst der Maatschappij ontslagen.

En zal afschrift dezes etc