Drents Archief, toegang 0186, invnr 398 (een verkorte versie
met alleen de artikelen 1, 2, 3 en 4 staat in invnr 970)
13. Nader 10 Maart ll N8 & 16 Junij 1831 N22
-> Besluit houdende ontslag, bevordering en aanstelling van
Koloniale geemployeerde.
-> Binnenl. Zaken ontslag vragen voor den bed. kol J.J. de
Jong.
N13. zie ook 17 Jan 1832 N4 & 15 feb 1832 N32, zie verder den
ampliatie van den 29 Maart N19
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID
Nader gelet op de voordragt van den Direct. der Kolonien van den
27 feb ll. N342 gehouden in advies den 10 dezer N18
Gelet op de met den Onderdirect binnen, van het 1e Gesticht te
Veenhuizen, thans in dienst als kapitein bij de
uitgetrokkene Geldersche Schutterij gehoudene briefwisseling
Besluit:
Te bepalen hetgeen volgt:
Art. 1.
Aan den onder directeur binnen van het 1e Gesticht te V. J.H.
Textor wordt, tegen den 1 April aanstaande, behoudens
deszelfs verantwoordelijkheid ontslag verleend uit de dienst der
Maatschappij, zullende zijne woning tegen dien tijd moeten zijn
ontruimd.
Art. 2.
De posten van boekhouder bij het 2e gesticht en van boekhouder
binnen bij het 1e Gesticht te V. worden opgeheven.
Art. 3.
De onder direct. van het 2e Gesticht aldaar wordt met behoud
zijner bezoldiging overgeplaatst naar het 1e Gesticht, als onder
directeur binnen, tevens belast met de boekhouding, behoudens
zijne verpligting tot het sluiten van eenen borgtogt van ƒ 1000.--
ingevolge het besluit van den 9 Julij 1831 N3.
Art. 4.
De boekhouder van het 2e gesticht, J.F. Krieger wordt
benoemd tot onderdirecteur van dat gesticht, tevens belast met de
boekhouding op de aan de betrekking van onderdir. verbondene
bezoldiging, behoudens zijne verpligting tot het stellen van eenen
borgtogt van ƒ 1000.-- , ingevolge het besluit van den 9 Julij
1831 N3.
Art. 5.
De fungerend boekhouder binnen van het 1e Gesticht T.F. Bergh
wordt voorloopig benoemd tot boekhouder buiten bij dat gesticht,
op de bezoldiging aan die betrekking gehecht; wordende de
fungerende boekhouder buiten bij gen. gesticht C.J. Buhler
als zoodanig ontslagen.
Art. 6.
De adsistent van den boekhouder binnen bij het 1e Gesticht L.
Coelen blijft met zijne tegenwoordige werkzaamheden belast
onder den titel van adsistent bij de boekhouder binnen van het 1e
Gesticht.
Art. 7.
De zaalopziener en winkelier te Ommerschans M. Mensink
wordt als zaalopziener ontslagen, blijvende hij uitsluitend als
winkelier in dienst op de gewone bezoldiging.
Art. 8.
De adsistent van den boekhouder binnen bij het 3e gesticht van
den Tempel wordt benoemd tot zaalopziener te Ommerschans
in vervanging van M. Mensink op het gewone salaris.
Art. 9.
De ontslagen fungerende boekhouder buiten op het 1e Gesticht C.J.
Buhler wordt in plaats van van den Tempel benoemd
tot adsistent van den boekhouder binnen bij het 3e Gesticht
op eene bezoldiging van ƒ 4.-- ‘s weeks.
Art. 10.
De voorgedragene benoeming van den bedelaars kolonist S.J. van
den Ploeg tot adsistent bij de boekhouder van het 2e
gesticht wordt gehouden in advies.
Art. 11.
De ontslagen bed. kol. J.M.W Meijer wordt, ter vervulling
der op handen zijnde vacature en in zoo verre benoemd tot
adsistent bij de boekhouding van het 2e Gesticht, tevens belast
met het schrijfwerk des Magazijnmeesters op een salaris van ƒ 3.--
‘s weeks.
Art. 12.
Alle bij dit besluit gemaakte bepalingen zullen eerst met den 1
April aanstaande van kracht en verbindelijk zijn.
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Directeur der Kolonien
ter uitvoering, bij brief ten geleide, zullende gelijk afschrift
worden uitgewerkt aan den Verificateur ter kennisgeving en
extracten wat het 1e lid betreft worden gezonden aan den Heer Textor,
wat het 1 en 3 aangaat aan den heer Kluvers en wat het 3
en 4 betreft aan den Heer Krieger, den eersten tot
kennisgeving en de twee andere om te strekken tot commissie.
Aan den Directeur der Kolonien te schrijven als volgt:
Bij dezen hebben wij de eer UWEd. te doen toekomen een afschrift
van ons besluit van heden N13.
Ingevolge de bij Art. 3 bepaalde overplaatsing van den
Onderdirecteur van het 2e naar het 1e Gesticht, zou die ambtenaar
een nieuwe akte van borgstelling moeten doen opmaken.
Ter besparing van kosten zullen wij echter genoegen nemen met
eene, in behoorlijken vorm opgemaakte akte, waarbij de door hem
gestelde personele borg verklaart voor denzelven, in zijne nieuwe
betrekking, gelijke verpligting op zich te nemen als waartoe hij
zich bij akte van den 20 feb ll. heeft verbonden.
Naar aanleiding van het bepaalde bij Art. 4 verzoeken wij UWEd.
voorts den daarbij benoemden Onderdirecteur uittenoodigen zich te
verklaren nopens het stellen van reelen of personelen borgtogt; in
het eerste geval zullen wij de daarvan op te maken akte van UWEd.
tegemoet zien, terwijl wij in het tweede geval de vereischte
voordracht van UWEd. verwachten.
U Edele zal wijders ontwaren dat bij het 10e Art. de benoeming van
den bed. kol. van der Ploeg in advies is gehouden; zulks
is geschied, omdat wij eerst wilden inwachten, dat thans daar is
voorgedragen, hebbende wij hem niet in onze jongste jaarl.
voordragt opgenomen.
Aan ZE den Minister van Binnenl. Zaken te schrijven als volgt:
Den bed. kol. J.J. v d Ploeg N591, welke voor
administrative werkzaamheden veel geschiktheid bezit en daarbij
van een goed gedrag is en het vertrouwen der koloniale directie
zich heeft waardig gemaakt, met een plaatsing in den dienst der
Mij wenschende te begunstigen, hebben wij de eer UE. bij dezen
zijn ontslag voortestellen, ons vleijende dat eene zoodanige
bevordering UE. niet ongevallig zal zijn.
Deze kolonist heeft geene schulden, maar integendeel eenig tegoed
overgewonnen.