29 juli 1843 N3: Bepaling dat de raad van tucht over kolonisten die ter ontwijking van straf zijn ontvlugt, geen uitspraak zal doen voor hunne terugkomst in de kolonien; dat aan onzedelijke omgang zich schuldig gemaakte en ontvlugte kinderen van kolonisten, niet willekeurig in de kolonie mogen terugkeeren


Drents Archief, toegang 0186, invnr 981


De Permanente Commissie

Gelezen het door den Directeur der Kolonien bij brief van den 14 Junij ll. N1658, overgelegd Proces Verbaal van den Raad van Policie en tucht in de gewone Kolonien van den 3e dier maand, behelzende onder andere verwijzing van de huisgezinnen van

P. Middelham
J. Rutten en
P. van Bree

naar Veenhuizen ter plaatsing als arbeiders gezinnen en van

H. Matena

naar de Strafkolonie de Ommerschans als mede naar dezelfde Kolonie van de kolonisten kinderen

Paulus Jansen
Geertje van Galen
Maria Elisabeth Adee en
L. de Jongh

de twee eerstgemelden, wanneer zij van hunne desertie terug mogten komen

en naar Veenhuizen van
Antonius Bolkenstein,

zoodra hij van zijn 3/m verlof in de kolonien zal zijn terug gekeerd, zijnde de drie eerstgenoemden en de laatst gemelde schuldig bevonden aan onzedelijken omgang

Besluit

1 de etc.

2. te bepalen, dat wanneer kolonisten zich aan eenig misdrijf hebbende schuldig gemaakt, de Kolonien, ter ontwijking van de straf, ontvlugten voor dat hunne zaak aan den raad van policie en tucht zal zijn onderworpen, deze daarover geen uitspraak zal doen zoo lang de ontvlugten niet in de Koloniën zullen zijn terug gekeerd.

3. vast te stellen, dat kinderen van Gewone kolonisten, schuldig aan onzedelijken omgang, doch zich, door eigendunkelijke verwijdering uit de Koloniën, aan de op het misdrijf gestelde straf onttrekkende, niet meer vrijwilliglijk in de kolonien zullen kunnen terug keeren.