Drents Archief, toegang 0186, invnr 984
De Permanente Commissie
Besluit:
aan den Directeur der koloniën te schrijven als volgt:
Volgens de bij UwEd missive van den 12 October ll. N2973 onder
anderen ingezonden Notulen van den Raad van Tucht te Ommerschans
van den 4 September ll. zijn onder meerdere, de
bedelaarskolonisten W. Romijn en P. Haijer
schuldig bevonden, de eerste aan ontvlugting voor de tweede maal
met medeneeming van een kantschop; de andere aan ontvlugting voor
de eerste maal met medeneeming van een kantschop.
Deswege zijn zij veroordeeld:
W. Romijn ingevolge Artikel 11 van het Reglement van Tucht tot 14 dagen opsluiting, om den anderen dag te water en brood, dertig rietslagen en het dragen van een distinctief pak gedurende 4 maanden; mitsgaders nog ingevolge Artikel 13 tot 8 dagen opsluiting om den anderen dag te water en brood en dubbele vergoeding a f 3,50;
P. Haijer ingevolge Artikel 11 met 14 dagen opsluiting
om den anderen dag te water en brood en het dragen van een
distinctief pak gedurende 4 maanden, mitsgaders nog ingevolge
Artikel 18 tot 8 dagen opsluiting om den anderen dag te water en
brood, en dubbele vergoeding a f 3,50.
Hierop valt aan te merken dat de op W. Romijn ingevolge
Artikel 11 toegepaste straf niet is de straf op eenvoudige
ontvlugting voor de tweede maal, maar de zwaardere straf op
ontvlugting voor de tweede maal met verzwarende omstandigheden;
dat de verzwarende omstandigheid bestond in het medenemen
van een kantschop;
dat echter wegens dit laatste feit, als eene ontvreemding
op hem is toegepast, de straf bepaald bij Artikel 13 en dat hij
derhalve voor het medenemen van die kantschop te veel is gestraft.
Immers indien eenig misdrijf is gestraft volgens zekere bepalingen
der wet, kan het niet nogmaals worden gestraft bij toepassing van
zekere andere bepaling.
Zodoende gaat men te ver en wordt onregtvaardig.
Hetzelfde is, mutatis mutandis ten aanzien van Haijer van
toepassing.
Wij verzoeken UwEd het bovenstaande den Raad van Tucht te
Ommerschans onder het oog te brengen, en wijders op dit
punt, ook wat Veenhuizen aangaat, UwEd aandacht gevestigd
te houden, ten einde, wanneer men op dit stuk andermaal in dwaling
mogt vervallen, daarop onmiddellijk eene teregtwijziging te doen
volgen.