7 februari 1848 N1: Aanschrijving om de Raden van Tucht bij de Gestichten aantebevelen zich bij het opleggen van straffen te onthouden van door bijeenvoeging van art. 11 en 13 van het Reglement van Tucht, meer dan eene straf van gelijke aard voor verschillende gelijktijdig begane overtredingen opteleggen


Drents Archief, toegang 0186, invnr 984


De Permanente Commissie,

Nader gelezen den brief van den Directeur der Kolonien van den 8 January ll. N50, benevens de daarbij kopijelijk overgelegde missive der Directeur te Ommerschans van den 6 bevorens N4, betrekkelijk de toepassing van art. 11 en 13 van het Reglement van Tucht voor bedelaarskolonisten van den 21e Maart 1829.

Gelet op de aanschrijving aan gemelde Directeur van den 29 November ll. N7,

Overwegende dat tot de bijeenvoeging van art. 11 en 13 van gemeld Reglement tot verlenging van den tijd van opsluiting, geene vrijheid bestaat, wanneer de schuldigen, ofschoon dan ook meer dan eene misdaad bedreven hebbende, die overtreding gelijktijdig met een ander, zwaarder, misdrijf hebben gepleegd, vermits slechts de zwaarste overtreding behoort te worden gestraft, en derhalve, de mindere, tegelijktijdig met de desertie begane feiten, slechts als verzwarende omstandigheden en niet als afzonderlijke overtredingen behooren te worden aangemerkt,

Besluit:

De Raden van Tucht bij de bedelaarsgestichten aantebevelen, dienovereenkomstig, zich bij het opleggen van straffen te onthouden van, door bijeenvoeging der gemelde art. 11 en 13, meer dan eene straf van gelijken aard voor verschillende gelijktijdig begane overtredingen opteleggen, ten gevolge waarvan mitsdien slechts opsluiting, vergoeding en rietslagen opgelegd, doch daarbij niet ten tweede male opsluiting zal kunnen worden toegepast, ten ware daarmede een geheel op zichzelf staand, voor of na de desertie gepleegd feit gestraft wierd.

De P. C.