Drents Archief, toegang 0186, invnr 984
De Permanente Commissie,
Nader gelezen den brief van den Directeur der Kolonien van den 8
January ll. N50, benevens de daarbij kopijelijk overgelegde
missive der Directeur te Ommerschans van den 6 bevorens N4,
betrekkelijk de toepassing van art. 11 en 13 van het
Reglement van Tucht voor bedelaarskolonisten van den 21e Maart
1829.
Gelet op de aanschrijving aan gemelde Directeur van den 29
November ll. N7,
Overwegende dat tot de bijeenvoeging van art. 11 en 13 van gemeld
Reglement tot verlenging van den tijd van
opsluiting, geene vrijheid bestaat, wanneer de schuldigen,
ofschoon dan ook meer dan eene misdaad bedreven hebbende, die
overtreding gelijktijdig met een ander, zwaarder, misdrijf
hebben gepleegd, vermits slechts de zwaarste overtreding behoort
te worden gestraft, en derhalve, de mindere, tegelijktijdig met
de desertie begane feiten, slechts als verzwarende
omstandigheden en niet als afzonderlijke overtredingen behooren
te worden aangemerkt,
Besluit:
De Raden van Tucht bij de bedelaarsgestichten aantebevelen,
dienovereenkomstig, zich bij het opleggen van straffen te
onthouden van, door bijeenvoeging der gemelde art. 11 en 13,
meer dan eene straf van gelijken aard voor verschillende
gelijktijdig begane overtredingen opteleggen, ten gevolge
waarvan mitsdien slechts opsluiting, vergoeding en rietslagen
opgelegd, doch daarbij niet ten tweede male opsluiting zal
kunnen worden toegepast, ten ware daarmede een geheel op
zichzelf staand, voor of na de desertie gepleegd feit gestraft
wierd.
De P. C.