Drents Archief, toegang 0186, invnr 984
De Permanente Commissie,
Nader gelezen den brief van den Directeur der Kolonien van den 13 October ll. N2730, betrekkelijk de voordeelen welke de zaalopzieners trekken uit de waarneming der koffijhuisjes te Veenhuizen.
Nader gelezen diens brief van den 23 April ll. N1092. omtrent het verkoopen van koffij aan Kolonisten door de zaalopzieners te Ommerschans.
Overwegende dat er in het minst geene termen bestaan om de zaalopzieners in het genot te laten blijven van zulke belangrijke voordeelen, als thans gebleken zijn uit de bediening der koffijhuisjes voorttevloeijen.
En willende de waarneming van die koffijhuisjes in het algemeen
aan vaste bepalingen onderwerpen,
Besluit:
Artikel 1.
De bediening der koffijhuisjes te Veenhuizen wordt op den voet,
als bij Besluit van 6 Juny 1838 N1 is vastgesteld, aan de
huisgenooten der zaalopzieners overgelaten.
Artikel 2.
De waarneming van het waterhuisje te Ommerschans blijft aan een
daartoe geschikt kolonist opgedragen.
Artikel 3.
De toelagen in geld en verstrekking van turf, die tot dusverre
voor de bediening dier huisjes genoten werd, worden ingetrokken.
Artikel 4.
De verstrekking van kokend water aan den kolonist zal steeds om
niet plaatshebben en hem te dier zake nimmer iets mogen worden
gerekend.
Artikel 5.
De gezette koffij welke in die huisjes verkrijgbaar zal worden
gesteld zal moeten bestaan voor een keteltje van een kan water
uit:
½ lood koffij
½ lood chicoreij
½ maatje zoete melk.
Artikel 6.
De Directie is gehouden gestrengelijk toetezien, dat de
huisgenoten der zaalopziener en de kolonist die met de waarneming
van het waterhuisje te Ommerschans is belast, op de daartoe
daarvoor te bepalen, gezette tijden, de kolonisten in de
gelegenheid stellen zich van koffij en kokend water te voorzien,
voor zoo veel de koffij betreft tegen een cent het keteltje.
Artikel 7.
De voorschreven bepalingen worden gerekend in te gaan met den 1
January 1850.
Afschrift dezes enzovoort.