Naar het overzicht
van stukken over Willempje van der Dooze
Het is misschien een beetje ingewikkeld, maar ik zal mijn best
doen het helder te houden. Als Jantjen Jacobs Huisman,
volgens de kolonieadministratie geboren 22 juli 1789, in 1832
vanuit Heerenveen in de kolonie komt, is ze
1) weduwe Muiser, met drie kinderen bij zich uit dat
huwelijk, en
2) weduwe Jonker, met twee kinderen uit dat huwelijk bij
zich, en.
komt ze aan met haar derde echtgenoot, Rinse Michiels Ruiter,
geboren 8 november 1790, met wie ze geen kinderen heeft.
Die laatste echtgenoot, Rinse Michiels Ruiter, overlijdt in 1834
en daarom staat Jantjen Jacobs Huisman op de kolonie bekend als
'de weduwe de Ruiter'. Zijn jullie er nog bij? Ik zal voor het
gemak nog een pagina over dit gezin maken.
Goed, Jantjen Jacobs Huisman schrijft op 29 september 1846 een verzoekschrift aan de permanente commissie, invnr 327 scan 143 met de adressering op scan 144. Daarin deelt ze mee dat een zoon uit haar tweede huwelijk, Koene Jonker, voornemens is om te trouwen met Geertrui Elisabeth en ze vraagt of de hoeve die zij bewoont dan op naam van haar zoon en zijn vrouw kan worden overgeschreven. De volledige brief:
Frederiksoord, 28 Septem 1846
Landhoeve N145 koloni 1 wijk 3
Hoog Edele Heeren
Geeft met onderdanige en verschuldige eerbied te kennen de Wed. R:M: de Ruiter, die door lichaamsgebreeke en ongesteldheid buiten staat zijnde wat te verrichten, en nu haar eenige zoon voorneeme zijnde om in de huwelijk staat te gaan met de kolonistedochter Geertrui Elisabet Scholsbroek en buite zijn hulp niet meer zoude kunne bestaan.
Zoo is bij deeze mijn onderdanig en eerbiedig verzoek dat het Uw HoogEdele Heere goedgunstig moge behage om de landhowve aan bovengemelde mijn zoon Coenraad over te drage op voorwaarde zoo als onze Edele Directie bekend is om voor mijn te zulle zorge zoo lang mijn God 't leeve gund okm alzoo tot hulp van mijn en tot nut der Maatschappij te moge strekke en twijfele niet of Uw HoogEdele Heerezal volgens het ingesloote briefje van mijn Edele Commissie mijn met een favorabel besluit gelieve te veelen 't welk doende
Hoogedele Heere
Uw Hoogedele Heere hun gehoorzaame Dienstwilge Dienares
De wed R:M: De Ruiter
● Koene of Coenraad Jonker is volgens de
kolonieadministratie geboren op 20 april 1822. Hij is
afkomstig uit Oldemarkt, hij is hervormd en op 12 maart 1832
met zijn moeder, haar nieuwe echtgenoot, een broertje, en drie
halfzusjes met de achternaam Muiser, op de kolonie gekomen.
Hij is op 13 mei 1844 van de kolonie gedeserteerd 'om in
de gewone maatschappij werk te zoeken om daar mede in zijn
onderhoud te voorzien', maar is op 3 juni 1844
teruggekeerd 'uit hoofde van berouw zijne moeder te hebben
verlaten'.
Hij moet dan eerst verschijnen voor de raad van toezicht van
Frederiksoord van 17 juli 1844, bijlage 4 op deze pagina, en
daarvan voor de tuchtraad van 25 juli 1844, die hem veroordeelt
tot verbanning voor onbepaalde tijd naar de strafkolonie op de
Ommerschans. Daar komt hij 10 september 1844 aan, zie dit overzicht,
maar hij mag na een jaar, op 12 september 1845, weer terug
naar de vrije koloniën. Hij woont nu weer bij zijn moeder.
Bij haar verzoekschrift heeft de weduwe de Ruiter een briefje
gevoegd van het bestuur van de grietenij Schoterland die haar in
eerste instantie in de kolonie geplaatst heeft, invnr 327 scan
145. Dat briefje is gedateerd 26 september 1846, dus daar
had ze eerder al om gevraagd.
De tekst:
Brenger dezes zijnde de Wed: R: M: de Ruiter zal zich om het geene zij verlangt per requeste behooren te adresseren aan de Permanente Kommissie van Weldadigheid, als wanneer het later in handen gesteld wordende van het Grietenij Bestuur van Schoterland, zal hetzelve Bestuur op de vrouw haar verzoek gunstig adviseren.
Heerenveen 26 Sept 1846
Namens het bestuur
de bode
J.H. Banning
De permanente commissie heeft op het verzoekschrift van de weduwe
de Ruiter geschreven '5 October 1846 N35', wat inhoudt dat ze op
haar vergadering van 5 oktober 1846 bij agendapunt 35
besluit het verzoekschrift door te sturen naar de directeur der
koloniën om er advies over te geven.
Die directeur geeft het weer in handen van de adjunct-directeur
voor de vrije koloniën Coenraad Hulst. Die reageert op 14
oktober 1846, invnr 237 scans 141 en 142 vanuit zijn huis
dat 'Welgelegen' heet::
Welgelegen, den 14 October 1846
Terug zendende de marginale der Permanente Commissie van den 5 dezer maand N35, omtrent het vezoek van overschrijving der hoeve van de gewone kolonist de Wed. de Ruiter op haren zoon Koene Jonker, heb ik de eer te berigten, dat deze overschrijving aan mindere bedenkingen zoude onderhevig zijn, wanneer het meisje, waarmede genoemde hare zoon een huwelijk wenscht aantegaan, niet was van de Hervormde Godsdienst, terwijl de wed. de Ruiter met hare kinderen voor weinige jaren tot de R.C. religie is overgegaan.
Dit meisje, de stiefdochter van den kolonist Haarbrecht, hetwelk den ouderdom van 25 jaren bereikt heeft, staat bekend ter goeder naam en faam.
Koene Jonker, die 24 jaren oud is, gedraagt zich goed, maar is niet zeer schrander en daarbij geen van de ijverigsten.
De wed de Ruiter is een zwakke van geen goede gezondheid jouisserende vrouw, oud 57 jaren, en van een ongemakkelijk humeur.
De adjunct-directeur,
get. C. Hulst
Op 15 oktober 1846 stuurt de directeur der koloniën dit advies door naar de permanente commissie, waarbij hij het verzoekschrift van de weduwe en de mededeling van het grietenij-bestuur retourneert. En in zijn begeleidende brief met nummer N2772, invnr 237 scan 139, merkt hij op:
Zonder bepaald tegen te zijn, moet ik toch aanmerken, dat daar de jongelieden verschillende godsdienst belijden, hij niet van de vlijtigste is en zijne moeder nog wel in staat om het huiswerk waartenemen er weinig termen bestaan, om eraan te voldoen.
De permanente commissie heeft op de brief geschreven '21
Oktober 1846 N7' en die beslissing heb ik niet bekeken, maar
die luidt ongetwijfeld dat gezien de adviezen van de directie ze
geen toestemming geeft voor het huwelijk en voor het overschijven
van de hoeve op naam van Koene Jonker en Geertrui Elisabeth. Het
gaat dus allemaal niet door.
Maar dan is er een ontwikkeling, waardoor er aanleiding is om het
opnieuw te vragen.