Naar het overzicht
van stukken over Willempje van der Dooze





De tweede poging om toestemming te krijgen voor een huwelijk tussen Koene Jonker en Geertrui Elisabeth in november 1846

Jantjen Jacobs Huisman, eerst weduwe Muis, daarna weduwe Jonker en tenslotte weduwe de Ruiter, overlijdt op 29 oktober 1846. Haar zoon Koene Jonker kan dan niet op de hoeve blijven wonen, want dat kunnen alleen getrouwde mensen, en hij wordt tijdelijk ondergebracht bij de kolonist Schelte Carper, die is getrouwd met zijn halfzus Klaasjen Muiser.

Hij woont dan eerst op hoeve 85 van Wilhelminaoord (scan 85 van invnr 1356) en na een verhuizing met het gezin van Carper op hoeve 1 van Groot Wateren (scan 99 van invnr 1356 en scan 104 van invnr 1357), in het buitengebied dat bekend staat als Doldersum/Wateren en later als Boschoord.

Tweede poging

Vandaaruit onderneemt hij een tweede poging (zie voor de voorafgaande poging)  om toestemming te krijgen voor een huwelijk met Geertrui Elisabeth Schoolbroek en de oude koloniale hoeve van zijn moeder op hun naam te laten overschrijven. Hij schrijft op 11 november 1846 aan de 'HoogEdele Heere Leede der Permanente Commissie de Maatschappij van Weldadigheid', invnr 330 scan 233:


HoogEdele Heer


Geeft met verschuldigde eerbied onderdanig te kenne Coenraad Jonker, zoon van wijle de Wed. de Ruijter, geboore Jannetje Jacobs de Vries, overleede 29 October ll. en daar ik met toesteming van de Edele Subcommissie ’t Heereveen zijnde toegestaan aan mijn ondergetekende Landhoeve op te drage en door UwHoogedele hun gunstig Besluit dezelve mocht aanvaarde en nu tot mijn leedweeze bij Onze Edele Directie vernoome dat UwHoogedele Heer eenige zwarigheid daarin vond omdat mijn beminde niet van mijn religie is en soms onaangenaamhede zouw verweke met mijn moeder

Dit geeft verandering door haar dood.

Zoo is bij deeze mijn onderdanig en eerbiedig verzoek dat ’t UwHoogedele goedgunstig moge behage om gemelde Landhoeve te vergunne en daar door mijne rampe te verzagte, ’t verlies van mijn moeder, welke nu geen twist meer kan veroorzake, gelieft mijn toestand met mededoge gaade te slaan en over mijn te erbarme en mijn leed te verzagte, door U Hoogedele hun favorabel Besluit om mijn is staat te stelle tot nut der Maatschappij te strekke.

Weshalve ik ondergetekende ootmoedig verzoek dat het UwHoogedele goedgunstig moge behage bovemeld verzoek met een favorabel zal gelieve te beantwoord.
’t Welk doende,
HoogEdele Heere,
Uw onderdanige dsw dienaar,
Coenraad Jonker.
Frederiksoord, 11 Novem 1846

Het advies van de adjunct-directeur

De permanente commissie heeft op de brief geschreven '17 november 1846 N24', wat inhoudt dat ze op haar vergadering van 17 november 1846 bij agendapunt 24 besluit de brief door te zenden naar de directeur der koloniën voor advies. Die geeft het door aan de adjunct-directeur voor de vrije koloniën Coenraad Hulst en die reageert op 24 november 1846, invnr 330 de scans 235 en 236:

Aan den Heer Directeur der Kolonien.

Welgelegen, den 24 November 1846

Met terugzending der bij UwEds brief van den 21e dezer maand N3141, in mijne handen gestelde Marginale der Perm. Comm. dd 17 bevorens N24, om rapport, aangaande het hernieuwd verzoek van C. Jonker om met de Hoeve zijner nu overledene moeder begunstigd te worden, na aangegaan huwelijk met de voordochter van den Kolonist Harbrecht, moet ik zo vrij zijn UwEd te doen opmerken, dat alle bezwaren, die ik tegen de inwilliging, van zijn vorig gedaan verzoek bij mijnen brief van den 14 der vorigen Maand N528 in het midden bragt, door het sterven niet opgeheven zijn en mijns inziens wel een der belangrijkste niet, namelijk dit, dat het meisje, waarmede hij zich in het huwelijk wenscht te begeven, tot de Gereformeerde en hij tot de Roomsche kerk behoort.

Wanneer er tusschen die jongelieden, dat verschil van godsdienst niet bestond, dan zou ik er minder tegen opzien, nu het bezwaar met opzigt tot de Wed. de Ruiter is uit den weg geruimd, het verzoek eenigermate te ondersteunen, kunnende ik het echter niet ontveinzen, dat ik zeer huiverig ben voor gemengde huwelijken;

immers de ondervinding leert ons dagelijks, dat de goede verstandhouding, tusschen de leden dier huisgezinnen, maar al te dikwijls, of door hen zelven of door bestookers van buitenaf, niet alleen geschokt, maar zelfs geheel ondermijnd wordt, en daar ik vrees, dat ook de inwilliging van het onderhavige verzoek onaangenaamheden zoo voor de Directie als voor de betrokkene personen zelf, ten gevolge zal hebben, zou ik niet dan schroomvallig, wanneer mijn advijs gevraagd wierd, het nemen eener gunstige dispositie door de Permanente Commissie durven aanraden.

De Adjunct-Directeur, C. Hulst.

De mening van de directeur

Op 26 november 1846 stuurt de directeur dit advies door naar de permanente commissie, waarbij hij ook het verzoekschrift van Coenraad Jonker retourneert, en in zijn begeleidende brief met nummer N3206, invnr 330 scan 231, schrijft hij:

Frederiksoord, 26 November 1846

Ik heb de eer UwHEdG. hiernevens aantebieden het rapport van den AdjunctDirecteur voor de Gewone Kolonien, ingewonnen op het bij Marginale van den 17e dezer Maand N24 ontvangen, en hiernevens teruggaande, verzoekschrift van den voorzoon Coenraad Jonker der onlangs overledene Wed: De Ruijter om, na aangegaan huwelijk met eene voordochter van den Kolonist Harbrecht, met de hoeve zijner moeder begunstigd te worden.

Indien die bedenking dat de jongelieden, van verschillende Godsdienstbelijdenis zijn, de voldoening van het verzoek in den weg staat; (bij de Koloniale Directie zijn er geen andere), dan verzoekt de suppliant daarvan kennis te mogen dragen, om dan, zoo het schijnt, van dit huwelijk aftezien.

De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg

Uit bovenstaande brieven wordt geciteerd op de pagina's 242-243 van De strafkolonie.

Van het huwelijk afzien

Een lid van de permanente commissie heeft In de kantlijn bijgeschreven: 'En dan was hij ook niet van de vlijtigsten', daarmee teruggrijpend op een eerder commentaar van Hulst, en er is opgeschreven '8 December 1846 N10', op welke datum de commissie ongetwijfeld besluit geen toestemming te geven.

Waarna Koene Jonker zoals aangekondigd zal besluiten 'van dit huwelijk aftezien'. Zonder toestemming van de permanente commissie krijgt hij geen hoeve en dat vindt hij blijkbaar erg belangrijk. Hij moet ook van de kolonie af, maar daar vindt hij wat op.
Hij weet de subcommissie van weldadigheid Heerenveen over te halen om een zogenaamd E-contract af te sluiten waardoor hij als ingedeelde op de kolonie kan wonen. Zie een uitleg over E-nummers op deze pagina, waarbij Koene Jonker staat bij fictief contractnummer E213a.
En vervolgens lukt het hem toch een hoeve te krijgen. Hij trouwt 21 juni 1848 met de kolonistenweduwe Johanna Heijman, weduwe van Johannes van Dam, en dan wordt die hoeve op naam van Koene Jonker overgeschreven.