Naar het overzicht
van stukken over FENNER





Bijlage 1 bij brief Fenner van 2 december 1823: een tuchtreglement voor de Ommerschans dat blijkbaar vanaf 25 november 1821 gegolden heeft

Dit stuk is een bijlage bij een brief dd 2 december 1823, zie hier voor de brief, en bevindt zich in invnr 67 de scans 422-424. Dit is de enige vermelding dat dit reglement bestaan heeft. Het zal van kracht geweest zijn tot de invoering van het reglement van 28 februari 1829.

Eenige voorloopige bepalingen aangaande de inwendige polisij in de dwang­kolonie de Om­merschanz

Art: 1
Er zal worden angesteld een raad onder de naam van raad van toezigt. Dezelve zal be­staan in den Heer Ond: Direct: President, den boekhouder schreiber, den fongerenden Ond: Directeur van No. 5, den opziender Seijl en Evers leeden.

Art: 2
Voor deze raad zullen worden gebragt, alle de kolonisten welke zich hebben schuldig gemaakt aan eene misdaad, die meer dan tweemaal 24 uuren cachot behoort te worden gestraft.

Art: 3
Misdaden van eener minderen aart, kunnen door den Heer Ond: Directeur allen naar zijn goedvinden, overeenkomstig de billijkheid en omstandigheeden worden gestrafd.

Art: 4
De raad van toezigt zal eenen schuldigen de straf van 4 dagen, met of zonder verzwaaring kunnen opleggen en doen ondergaan; nog zwaarder opgelegde straffen, zullen alvorens die uit te voeren, worden opgezonden aan den Directeur, die daar over zijne orders zal zenden.

Art: 5
De misdaaden kunnen zijn brutaliteit tegen den Ond: Directeur of opzichters, het niet behoorig afwerken hunner opgelegden taak; slordigheid in kleeding, onbetaamelijk gedrag tegen andere kolonisten, pogingen om zich uit de kolonie te verwijderen, verkoop van kleedigen enz.

Art: 6
Het is als eene vaste regel te beschouwen dat geene verstrekking an kleding nog voed­zel word gedaan, dan het geen door arbeid word verdient. Hiervan kan alleen uitzonde­ring worden gemaakt, in geval van ziekte of te jonge jaaren op het niet behoorlijk arbei­den, t volgd dus van zelfs de eerste straf in vermindering van voedzel.

Art: 7
Alle de mannelijke kolonisten zullen zoo veel hunne jaren en kragten toelaat­en, tot de veld­arbeid in de kolonie no.5 worden gebruikt; egter zal men in anmerking nemen dat dit ook gevaarlijk voor de goede ordre en de ontvlug­ting kan worden.

De bovenstaande artikelen zullen als vaste bepalingen worden beschouwd en striktelijk naargekoomen, tot dat aangaande de inrig­ting in t generaal der dwang-kolonie door de Permanente Kommissie zelven, vaste bepaal­ingen zullen zijn gegeven. Mogte in de uit­voering hier van, eenige zwaarigheeden wor­den gevonden, zal het den Heer Ond: Direc­teur vrijstaan, daaromtrent een voorstel te doen

De Ommerschanz den 25 november 1821
De Directeur der kolonien
Visser