Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE
Op verzoek van directeur der koloniën Wouter Visser geeft arts-bedelaar Douwe Petrus van Steenwijk een overzicht van de ziekten, sterften en geneeskundige behandelingen op de Ommerschans. Het merendeel van de door hem gebruikte Latijnse termen is onleesbaar en heb ik amar weggelaten. Er blijft nog genoeg interessants over.
Zoals wat 'kwartierzieken' zijn en 'reconvalessenten'. En de beschrijving van de verschijnselen van de in het gesticht heersende koorts (dat klinkt vrij heftig). Hij houdt het dus voor een 'febris-gastrica catharralis'. Het is een ijzingwekkende beschrijving, maar de Latijnse termen zijn nagenoeg onleesbaar en heb ik verder weggelaten. Dit verslag is (gelijk met een beoordeling van de situatie door dokter Schuurman) gevoegd bij een brief van Wouter Visser aan de permanente commissie van 25 mei 1826, invnr 73:
Ommerschans den 23 mei 1826
Ingevolge UWEG. order, heb ik de eer UWEG. nopens het aantal en den toestand der zieken, welk zoo binnen, als buiten de hier opgerigte infirmerie, thans gevonden worden, het volgende te rapporteren.
Het getal der kwartierzieken, dat is de zulken, welke iederen morgen door de respective zaalopzieners opgeschreven, aan het bureau van den Heer Onderdirecteur nominatif gemeld en door mij indien dezelver ongesteldheid niet oogenblikkelijk van eene ernstigen aard is, of dreigt te zullen worden, in het etablissement zelve, worden bezocht en behandeld, bedroeg op dato dezer 75, van welke 6 in het ziekenhuis zijn opgenomen, als zijnde dezelver indispositie van die natuur, dat ze in de zalen niet wel langer doelmatig konden behandeld worden, terwijl de ongesteldheid der overigen niet zoo erg is, of schijnt vooreerst te zullen worden, dat dezelve eene meer stipte en kunstmatige behandeling, zoo als die in de infirmerie kan plaatshebben, vooralsnog vereischt en noodzakelijk maakt.
Het getal der kranken, welke ten einde weder voor anderen plaats te maken, uit het ziekenhuis naar hunne respective zalen, als reconvalessenten, zijn afgevoerd, bedraagt 46. Deze blijven vooreerst nog in de sterkte van het ziekenhuis en worden ook daaruit gevoed en meer of min genees- of heelkundig behandeld.
Het getal der zich thans werkelijk in het ziekenhuis bevindende kranken beloopt 54, onder dezelve bevinden zich 9, die aan eene diarrhé, 3, die aan de waterzucht, 5 die aan borstkwalen, 4 die aan intermitterende koortsen, 14 die aan rheumatische en gastrische ongesteldheden, uitwendige gebreken en ongemakken, beenzweren, gezwellen enz. enz. enz. en 19 die aan eene koorts laboreren, welker toevallen ik nederschrijven zal, alvorens te bepalen waarvoor dezelve schijnt te moeten gehouden worden.
Bijgeschreven in de kantlijn: bij dit getal komen nog een onderbaas in dienst der Maatschappij en een hoevenaar.
Zij begint met een gevoel van zwaarte, loomheid, matheid door de leden, villing, koude, vliegende hitte, pijn in de rug, door de leden, en in de keel met heeschheid, meer of min benauwde ademhaling met pijn en spanning op de borst, remitterende koorts des avonds zich verheffende, met koude en tegen des morgen aflatende met zweet, wit beslagen en vervolgens gele drooge tong, slijmerige of ook bittere smaak in de mond, drukkende pijn boven de oogen, walging, misselijkheid, neiging tot braken, donkerbruine vuile pis, met een los slijmachtig bezinksel, of een hangende wolk, toenemende zwakte en magteloosheid, slapeloosheid of slaapzucht, pijn in de keel en gezwollen tong, volle vrij schielijke pols; -
gaat de ziekte verder dan ontstaan er teekens van een aangedaan zenuwgestel (febris nervosa) of van eene neiging tot ontmenging(?) en ontbinding (febris patrida); bevende bewegingen, onwillekeurige ontlastingen van pis en drekstoffen, de opslag der oogen wordt dof of glinsterd, de stem is helder of heesch, de lijder schreeuwt van tijd tot tijd plotseling en hevig, de pezen springen op, hij plukt aan de dekens, maakt allerlei bewegingen en gebaarden met de handen, de tong trilt en hij kan dezelve niet of met grote moeite uitsteken, de dorst is soms veel, soms weinig, hij ligt stil te ijlen, of springt wild in het bed op, of ligt onophoudelijk te woelen en is bijna niet in hetzelve te houden, zij uitzigt en voorkomen zijn woest, tong, tanden en lippen zijn met eene zwarte korst bedekt, hij knarst van tijd tot tijd op de tanden, ligt op de rug met opgetrokken knien en van elkander slaande dijen, de pols is veel en klein enz. enz.
Bijgeschreven in de kantlijn: De scheiding der ziekte volgt na den vijftiende dag door zweet en pis met een roodachtig naar baksteen gelijkend bezinksel; de krachten komen langzaam terug en de nakuur wordt met amaratonica besloten.
Dit zijn nagenoeg de verschijnselen, welke bij sommigen mensen meerderen, bij ander in eenen minderen graad worden waargenomen en uit deze symptomen komt het mij niet onwaarschijnlijk voor, dat de ziekte, behoudens beter oordeel, te houden zij voor eene febris-gastrica catharralis, welke bij ene verderen voortgang met tekooy(?) van zenuwen en rotkoorts vergezeld gaat.
De daar door aangetaste individus zijn van bederlei sekse en van eenen middelbaren ouderdom.
Bij de behandeling dezer ziekte begin ik gewoonlijk met een braakmiddel of met eene pohoermetico-calhars.
No 1: allemaal Latijnse termen in het eerst twee en vervolgens alle ?? uur een lepel vol
No 2: allemaal Latijnse termen om het uur een kopje of ook na bevind van zaken met een aparent Caxa(?)
No 3: allemaal Latijnse termen om het uur rijkelijk twee lepels
De eerste wegen een geronate(?) gezuiverd zijnde geef ik het volgende
Volgt nog een hele bladzijde met allemaal Latijnse termen.
Om te drinken alsmede van tijd tot tijd een glas wijn, of ook gerstenat, met oxy? simplex. Mijne interondige(?) middelen bestaan in ??, ??; koude omslagen om het hoofd, watteren(?) met azijn, en ag:vegetomine(?) tegen en bij het doorliggen enz enz.
De dieet bestaat in goede boullon, karnemelkspap, grutten, rijst, een en eenig versch vleesch, wittenbrood, beschuit, thee met melk enz enz.
Aanmerkingen
Bij alle de aangestaste individu's zijn niet alle sympthomen, of ook niet in even denzelfden trap en mate aanwezig; bij sommigen is weinig, bij eenige veel pijn en spanning op de borst met een klein, droog hoestje gepaard, zoodat ik tot ampla vesicantia, zelden echter tot een lating, mijne toevlugt nemen moet.
Bij eenigen blijft de ziekte gastrisch-catharraal, zodat No I, II en IV of III en IV schier voldoende zijn, om de genezing te bewerken, terwijl bij sommigen V, VI en VII en bij ettelijken, zoals bij den roomsche geestelijke en anderen No Viij wel degelijk moet worden aangewend.
Bij eenigen gaat de ziekte al spoedig, bij anderen langzaam in feb. nervosa of putrida over; sommigen ijlen stil in zich zelven en liggen bijna zonder beweging, anderen raaskallen, tieren, schreeuwen, woelen hevig en springen woest in het bed op of er uit, zoo hun zulks niet belet werd.
Van de 21 zieken welke thans onder mijne behandeling zich bevinden, zijn twee zoo goed als genezen, 5 op den weg van herstel, 2 geven goede hoop, doch van de overigen laat zich nog niets met zekerheid bepalen. Het getal der aan deze ziekte overledenen bedraagt tot nu toe slechts een; zijnde eene vrouw van ongeveer 30 jaren, die daarenboven asthmatisch was.
Hiermede aan UWEG. orders hopende voldaan te hebben, heb ik de eer mij met veel respect te noemen
WelEdeleGestrenge Heer UWEG. onderd. dienaar
VSteenwijk