Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE





10 juli 1826: Prins Frederik reorganiseert de gezondheidszorg op de Ommerschans en reorganiseert Douwe van Steenwijk weg

Het leek net allemaal lekker te gaan lopen met de gezondheidszorg op de Ommerschans, maar de sterftegetallen blijven hoog en dat leidt bij sommigen tot paniek. De voor het leven benoemd voorzitter van de Maatschappij van Weldadigheid, prins Frederik der Nederlanden, in de wandeling meestal aangeduid als 'het Doorluchtig Hoofd der Maatschappij', mengt zich in de discussie.

Hij blijkt opeens heel veel verstand te hebben van gezondheidszorg, geeft aanwijzingen voor het correct bewaren van geneesmiddelen, waarschuwt voor de stank van mesthopen en... serveert de arts-bedelaar Douwe Petrus van Steenwijk af. Voor zover valt na te gaan staat die al geruime tijd droog, maar eens een drinker altijd een drinker en dus betekent deze brief het eind van zijn werkzaamheden als geneesheer op de schans.

De brief van prins Frederik bevindt zich in invnr 80:

's Gravenhage, den 10 july 1826

Uit de missive der Permanente Commissie in dato 27 Juny jl, heb ik kunnen ontwaren, dat de buitengewone sterfte, welke zedert eenige maanden in het Etablissement aan de Ommerschans heerscht, thans aanmerkelijk verminderd is, en dat de oorzaken derzelver voor het grootst gedeelte gelegen zijn buiten het bereik van de Directie der Maatschappij.

Deze goede tijding heeft mij bijzonder verheugd en ik verzoek de Permanente Commissie om voor die geruststellende en breedvoerige mededeeling mijne dankzegging te ontvangen.

Echter zijn er mij eenige punten voorgekomen, waarop ik de aandacht der Permanente Commissie wenschte te vestigen en dewelke ik zoude verlangen, dat zij bijzonder in consideratie geliefde te nemen.


Het zoude mij niet verwonderen wanneer onder de weinige ambtenaren van het Etablissement welke men wegens pligtverzuim of anderzins genoopt is geweest om te korrigeren, de heelmeester Steenwijk begrepen was.

Reeds zedert eenige tijd ben ik in het denkbeeld dat die geneesheer eene zwakheid voor den drank bezit, en voorzeker zulk een gebrek moet voor de zieke kolonisten de nadeeligste gevolgen te weeg brengen.

Zonder zijne kunde noch zijne bekwaamheid te willen betwisten, blijft immers zoo veel zeker, dat wanneer men zijne geestvermogens door den drank verzwakt, ja zelfs versmoord, die kunen van weinig nut zijn en men, ten minste voor die ogenblikken, mag onbekwaam gezegd worden.

Wanneer dit nu zoo is, dan zou ik van gevoelen zijn dat de Permanente Commissie een bekwaam geneeskundige in de plaats van den heelmeester Steenwijk, en aan het hoofd van den heel en geneeskundigen dienst in de kolonie aan de Ommerschans dient aantestellen, en dat wel op een niet al te gering traktement zoo uit hoofde van de vele en onaangename werkzaamheden, welke aldaar te verrigten zijn, als omdat de kunde verlangt en verdient betaald te worden, terwijl men ook al verder, wanneer men met zuinigheid wilde te werk gaan, men waarschijnlijk geen bekwaam mensch voor dien dienst zoude vinden.


Voorzeker is het van een groot belang, dat een Apotheek voorzien zij van alle de benoodigde artikelen welke in de medicamenten kunnen noodig zijn, en in zoo ver is het zeer goed, dat men in het daaromtrent bestaande gebrek tegemoed is gekomen; echter is het van geen minder belang, dat die ingredientien rein en goed blijven.

Daar nu het lokaal voor de Apotheek zich boven onder de pannen bevindt, twijfel ik nog al of hetzelve voor het bewaren der geneesmiddelen wel geschikt is.
De hitte waaraan bij zomer dagen die kamer blootgesteld is, moet ongetwijfeld eenen ongunstigen invloed op de medicamenten uitoeffenen als de exracten in gisting brengen en vele andere medicamenten bederven, waarvan het eerste en eenvoudig gevolg moet zijn, dat die medicamenten geene of eene nadeelige uitwerking voor de zieken ten gevolge hebben.
Ik vermeen derhalve, dat het niet zonder een groot nut zoude zijn, wanneer de Permanente Commissie de noodige maatregelen in het werk stelde, ten einde een meer geschikt lokaal aan de Apotheek te bezorgen.


Eene zuivere en onbesmette lucht is even noodzakelijk tot het behoud der gezondheid; intusschen is het mij van ter zijde kennelijk geworden, dat dezelve in de zalen der gezonden, in het Etablissement aan de Ommerschans, meestal bedorven en stinkend is, en dat wel speciaal in den manszaal No 8, waar er een zoodanig hevige stank, veroorzaakt door een secreet, de lucht besmet, dat dezelve aldaar onverdragelijk is.

Verder rondom het Etablissement liggen er hopen van excrementen met zand gemengd, tot het voorbereiden van mist.
Voorzeker zijn die preparatien nuttig, ja zelfs noodzakelijk, doch het komt mij voor, dat men dezelve wel zoude kunnen volbrengen op eenen zekeren afstand van het Etablissement, hetgeen misschien wel wat meer moeite zoude kosten;
doch waardoor de lucht, welke zoo vele menschen moeten inademen, niet zoude bedorven worden; want zouden vandaar de rotaardige ziektens niet mede kunnen ontstaan?



Aangenaam zoude het mij derhalve zijn, wanneer ik van de Permanente Commissie mogt vernemen dat zij alle deze punten in overweging genomen heeft, ten einde dezelve te onderzoeken, en dezelve gegrond vindende door krachtdadige middelen tegen te gaan, en ik vlije mij, dat wanneer deze gebreken nog zullen uit den weg geruimd zijn, gedaan zal zijn al wat in ons vermogen is om het welzijn der kolonisten te bevorderen, terwijl wat het overige, en in het bijzonder de buitengewone plagen betreft, welke de Almachtige in zijne diepe wijsheid mag goedvinden om op het Etablissement van de Ommerschans te doen drukken, wij ons met vertrouwen aan de wegen der voorzienigheid moeten onderwerpen.

Ik blijf met ware achting,

Frederik, P.d.N.


De door de permanente commissie gemaakte samenvatting op de achterzijde van de brief: Ontv 11 July 1826 No 523, Z.K.H. Prins Frederik, Bedankt voor de medeeling van den staat der gezondheid te OSchans, met in bedenkinggeving van eenige maatregelen ter bevordering derzelve, Beantw. 5 Aug. 407, Not idem art 48

De brief leidt ertoe dat Douwe Petrus van Steenwijk de laan uitvliegt als arts-geneesheer, maar ook dat er voor het eerst een arts van buiten op de Ommerschans wordt aangesteld: Dirk Rutger Hanzon.