Naar het overzicht
van stukken over GENEESKUNDE





Eind november 1828 lijkt het allemaal goed te gaan. Van Steenwijk functioneert goed en de sterftecijfers in Veenhuizen vallen mee

Op 28 november 1828 schrijft de directeur der koloniën Wouter Visser aan de permanente commissie, invnr 94, in een brief waarin ook opmerkingen over de gezondheidszorg in de koloniën:

(...)

Voorts hier nevens te zenden de aanvraag om geneesmiddelen enz voor Veenh. waar bij is gevoegd een afschrift van den inventaris der gereedschappen en geneesmiddelen, door den Heer Sassen te Veenh. overgenomen;

eindelijk nog een brief van ZijnEdl: één en ander tot inzage en lecture van de Perm Komm terwijl het mij voorkomt dat de zaak in de brief behandeld, wel aanleiding tot nadere correspondentie enz zal geven;

terwijl het mij intusschen aangenaam is, hier te kunnen bijvoegen, dat volgens bekomen berigt, zoo wel van de Heer Drijber als de Geus de sterfte in de laatste dagen, niet meer boven het gewoon getal was.

Tenslotte dat de Heer Harloff mij informeerd  dat van Steenwijk te Ommerschans sedert mijn laatste daarzijn, en na ik hem gesproken heb, zich weder volmaakt wel gedraagt, en de zieken aan hem één deelnemend geneesheer hebben.

(...)

Maar met die meevallende cijfers van Veenhuizen is burgemeester Tonckens van Norg het niet eens. En dan begint een jaar vol gedonder en kritiek vanuit de buitenwereld.