Chronologisch overzicht van de crisis rond de gezondheid van de weeskinderen in het derde gesticht Veenhuizen in 1828-1829

In De kinderkolonie is heel hoofdstuk vijf gewijd aan de dramatische gezondheidstoestand van de weeskinderen in het derde gesticht rond en in 1829 en er zijn zoveel stukken en rapporten over dat ik er maar een apart overzicht van heb gemaakt. Via onderstaande zijn al die stukken te bereiken. De ziekte- en sterfterapporten die dokter Sasse wekelijks inlevert, heb ik op een aparte pagina gezet.


Als klokkenluider fungeert de burgemeester van Norg (toen vaak 'Norch') Johannes Tonckens. Hij schrijft op 30 november 1828 aan de gouverneur van Drenthe over de sterfte in het derde gesticht en de maatregelen die daartegen genomen kunnen worden.

De directeur der koloniën meldt op 4 december 1829 dat niet alleen Tonckens langs is geweest, maar dat ook de president van de provinciale geneeskundige commissie J.A. van der Sluis de gestichten heeft bezocht en hij rapporteert over dat bezoek.

Op 9 december 1828 schrijft directeur Visser kort over de sterfte bij Veenhuizen-3, op 10 december meldt hij dat er inlichting gevraagd zijn en hij opdracht heeft gegeven die te verstrekken, en op 13 december blijkt dat hij voor overleg naar Den Haag is geroepen. Dit staat allemaal bij elkaar op één pagina.

Naar aanleiding van de ontvangen berichten heeft de gouverneur van Drenthe ook de 'fungerende HoofdIngenieur van den Waterstaat' in Drenthe naar Veenhuizen gestuurd. Die levert op 16 december 1828 een rapport in.

Ook de president van de geneeskundige commissie Van der Sluis levert op 16 december 1828 een rapport in. Hij beschrijft (in nogal levendige bewoordingen) de ziekte en dringt er bij dokter Sasse op aan om bloedzuigers te gaan gebruiken.

Op 17 december 1828 reageert de permanente commissie op de eerste geluiden van Tonckens en Drenthe. Ze loopt de geschiedenis van de sterfte in Veenhuizen-3 van 1825 tot 1828 langs en beklemtoont er steeds alles aan te doen om de gezondheidssituatie goed te houden. Een dag later reageert ze op een verslag van dokter Van der Sluis, waarvan slechts een samenvatting op dezelfde pagina.

Op die brieven van 17 en 18 december reageert Binnenlandse Zaken op 24 december 1828, waarbij ze meteen weer rapporten doorstuurt waaronder dat van Waterstaat Drenthe. De toon is wat geirriteerd. Er blijkt grote verontrusting in Friesland te zijn.

Op 27 december 1828 is Binnenlandse Zaken er al weer. Ze stuurt een nieuw verslag van dokter Van der Sluis door, waaruit ze opmaakt dat alles komt door de ligging van het derde gesticht. Waarom het ministerie vindt dat de suggesties van Waterstaat Drenthe moeten worden uitgevoerd.

Op 30 december 1828 reageert de permanente commissie op de rapporten van Waterstaat en Van der Sluis. Het merendeel van deze reactie is er in samenvatting.

Januari 1829

Een van de gevolgen van de beroering is dat de directeur heel januari 1829 in zijn brieven steeds rapporteert over de gezondheidstoestand in het derde gesticht. Het komt hem voor dat 'men nog verre af is van het kwaad te zijn te boven gekomen'.

Op 10 januari 1829 geeft de directeur zijn reactie op de voorstellen van Waterstaat. Het kan volgens hem slimmer. Dat wordt uitgevoerd, blijkens een brief van 19 januari. Er is ook sprake van het aanvoeren van wit zand, maar later ziet hij daarin toch grote problemen.

Op 19 januari rapporteert de directeur over andere getroffen voorzieningen: het aanbrengen van 'ventilateurs' en matrassen van zeewier.

Even iets heel anders. Of toch niet? Op 22 januari 1829 herinnert burgemeester Tonckens de permanente commissie eraan dat bij de aankoop van gronden in Veenhuizen was afgesproken dat hij een vergoeding voor zijn bemiddeling zou ontvangen.

Op 27 januari stuurt de directeur twee rapporten naar de permanente commissie. Eentje van de adjunct-directeur van Veenhuizen-2 over 'verwarreming' en de publieke opinie, en eentje van de geneesheer van Veenhuizen: 'De Epidemie als zoodanig is geheel en al opgehouden in het derde gesticht.'

Burgemeester Tonckens van Norg schrijft 31 januari aan de gouverneur van Drenthe dat hij bij zijn bezoek aan Veenhuizen niet alle gewenste inlichtingen kreeg, dat er gebrek aan turf was, dat de zalen niet warm waren en dat de aardappelen waren bevroren.

Februari 1829

Het ministerie van Binnenlandse Zaken dringt 3 februari aan op een verslag van genomen maatregelen. Hij zendt stukken waaruit blijkt dat het eerder erger dan beter wordt en dat dokter Sasse niet meer doet wat de provinciale arts Van der Sluis zegt.

Volgens een rapport op 6 februari 1829 van directeur Visser, dat elders op de site staat, gaat het iets slechter in Veenhuizen-1, maar iets beter in Veenhuizen-3, waar het water nu gezuiverd wordt en er onder de kachels ijzeren platen zijn gelegd waar kinderen de voeten kunnen warmen.

Op 6 februari schrijft de permanente commissie aan het ministerie dat ze dokter Sasse op zijn plaats hebben gezet en in een andere brief sommen ze op welke maatregelen ze hebben genomen.

Op 10 februari 1829 kan de directeur melden dat er de afgelopen week in Veenhuizen weinig gestorven is en op 12 februari 1829 is er een lange brief van dokter Sasse waarin zijn hartzeer bij het afsterven van zoo veele lijders.

17 februari is de volgende brief van Binnenlandse Zaken. Er blijkt ook in Zeeland grote verontrusting te zijn.

En dan begint burgemeester Tonckens van Norg zijn brood-offensief. Op 18 februari schrijft hij aan de gouverneur van Drenthe, met bijvoeging van een ingepakt koloniebrood en verslagen van zijn inspecties op 16 en 17 februari.

De volgende dag, 19 februari, stuurt de gouverneur van Drenthe het ingepakte en verzegelde brood door naar de burgemeeter van Assen, die het door drie professionele bakkers laat keuren. Hun bevinhdingen stuurt de gouverneur de volgende dag naar het ministerie.

Inmiddels hoort ook de permanente commissie van de brood-inspecties van burgemeester Tonckens. Op 20 februari stuurt de directeur een melding daarvan door de onderdirecteur van het tweede gesticht, vergezeld van zijn eigen notitities over de gezondheidstoestand te Veenhuizen.

Op 23 februari heeft dokter Sasse 'den oorsprong en de geaardheid der ziekte gepoogd te verklaren'. De directeur stuurt dat een paar dagen later door.

Van 26 februari zijn twee brieven: het ministerie stuurt de rapporten over de 'voor de gezondheid schadelijke gebreken' van het koloniale brood door en Waterstaat Drenthe laat weten dat de door de directie genomen maatregelen voor waterbeheersing hen 'niet zoo doelmatig voorgekomen' zijn.

Maart 1829

Op 2 maart reageert de permanente commissie op heet aandringen van Binnenlandse Zaken van 17 februari en de brief van Tonckens over de koude en slechte verwarming van 31 januari. En op 7 maart reageert zij op het broodonderzoek door diezelfde Tonckens.

Diezelfde dag stuurt het ministerie de kritiek van Waterstaat Drenthe op de genomen water-maatregelen. Het ministerie constateert uit de laatste gegeven wel dat het beter gaat in het derde gesticht, iets wat de directeur in een rapport elders op de site van 7 maart ook vaststelt.

Als de directeur op 12 maart wat stukken doorstuurt (waarbij ook blijkt dat hij instructies heeft gehad hoe met Tonckens om te gaan) klinkt het al minder positief en op 17 maart meldt hij 'dat de hoop van de ziekte te zijn te boven gekomen, weder geheel vervlogen is'.

Blijkbaar wordt overwogen een tweede arts in Veenhuizen te plaatsen en de directeur geeft 27 maart zijn mening over Waterstaat Drenthe. Op 28 maart 1829 schrijft de voorzitter van de provinciale geneeskundige commissie Van der Sluis een verslag waaruit geringe medewerkingsbereidheid van de kant van Sasse blijkt. Intussen knutselt de adjunct-directeur van het derde gesticht voortdurend aan de waterzuiverings kuipen.

April 1829

Het hiervoor genoemde relaas van dokter Vander Sluis wordt op 1 april 1829 vanuit Drenthe naar het ministerie en op 8 april 1829 door het ministerie naar de permanente commissie doorgestuurd. Diezelfde dag al neemt het ministerie het intitiatief voor een onderzoek - op voorstel van de permanente commissie - door de presidenten van de geneeskunidige commissie van Groningen, Drenthe en Overijssel....

Op 15 april 1829 zijn er twee reacties op het rondgezonden koloniale brood. Een kattebelletje van Johannes van den Bosch en een scheikundige rapportage van de lector Beets uit Haarlem.

De directeur er koloniën doet af en toe verslag en is op 24 en 25 april 1829 aanwezig bij de inspectie door de drie presidenten van de geneeskundige commissies.

Mei 1829

Op 3 mei legt dokter Sasse weer zijn zieleleven bloot: 'Gegen das Heimweh helfen keine Tropfen.' Op 14 mei reageert de permanente commissie op de laatste brief van Waterstaat Drenthe en is men van mening het toch beter gedaan te hebben dan de voorstellen van Waterstaat. Maar alles en iedereen wacht op:

Het hoogtepunt van de geneeskundige woelingen rond Veenhuizen-3: het uitgebreide rapport op 31 mei 1van de drie voorzitters van de provinciale geneeskundige commissies van Groningen, Drenthe en Overijssel. Met daarbij gevoegd:
Bijlage A: Burgemeester Tonckens van Norg grijpt gretig zijn kans om de bovengenoemde commissie te bestoken met zijn opvattingen over wat er niet deugt bij dit gesticht.
Bijlage B: De Hoogleraar in de Scheikunde aan de Hogeschool te Groningen Sibrandus Stratingh heeft op verzoek de drie soorten water die in het gesticht gebruikt worden onderzocht.
Bijlage C: Een door burgemeester Tonckens van Norg gemaakt staatje met de sterfte in Veenhuizen in vergelijking tot die in de rest van zijn gemeente.

Juni 1829

Op 5 juni bespreekt dokter Sasse de karakters van Friezen en Zeeuwen en op 15 juni zendt de president van de provinciale geneeskundige commissie in Drenthe Van der Sluis zijn aparte verslag in.

Op 25 juni zijn ze op het ministerie klaar met het overschrijven van alle rapporten en gaat het naar de permanente commissie, vergezeld van enkele opmerkingen die suggereren dat ze uit Den Haag naar de kolonie moeten om hun employés op het rechte pad te brengen.

Juli 1829

Terwijl de permanente commissie alle zeilen bijzet om op de rapporten te reageren, schrijft dokter Sassa regelmatig brieven aan de nieuwe directeur. Op 8 juli luidt het 'Met elke verbetering droom ik het groote doel nader te komen, dat ik eens niet meer nuttig zijn kan'. Op 18 juli rapporteert hij toch weer honderd op de ziekenzaal met 'Netelroos of Netelziekte' en op 31 juli sluit hij de maand af met zijn formulering van wishfull thinking: 'Wat men zoo gaarne gelooft daar voor zoekt men zoo gretig overtuigings gronden'.

Augustus 1829

De ziekte- en sterfterapport zijn weer zeer ongunstig, meldt het ministerie op 8 augustus en ze dringt aan op antwoord op het geneeskundig rapport. Voor dat antwoord verzamelt het naar de kolonie afgereisde lid van de permanente commissie een rapport van de adjunct-directeur van het derde gesticht, waarbij een aantal verklaringen gevoegd zijn, en een brief van die van het tweede gesticht.

Alles leidt tot het officiële antwoord door de permanente commissie van 20 augustus op het geneeskundig rapport. Er is niets van waar! Maar daarna worden er in allerijl besluiten genomen op grond van het rapport:
- de zaalopziener Bolman wordt ontslagen (dit komt op de pagina Bolman),
, er komt omwille van de zindelijkheid een apart waschhuis,
- er komt een extra arts voor het derde gesticht,
- alle geneesheren in alle koloniën moeten wekelijkse ziektestaten inleveren,
- er wordt gewerkt aan betere verwarming van de zalen,
- er komt bestrating op het binnenplein van het derde gesticht, de wallen worden afgebroken, er mogen geen mestbulten meer zijn er komt een lamp onder de luchtpijpen en zieke kinderen krijgen voortaan een borstrok. en
- bij dit rijtje diverse besluiten blijkt er ook een apotheek in het eerste gesticht te komen (zie puntje 6).

Om terug te keren naar de geneeskunde-pagina's klik hier en voor de verzameling van stukken over de weeskinderen klik hier.