Verzameling van stukken over geneeskunde in de koloniën van weldadigheid

Een verzamelpagina over geneeskunde en gezondheidszorg in de koloniën.  Dat onderwerp is al helemaal uitgezocht: de geweldige dissertatie De gezondheidszorg in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid tussen 1818 en 1859, door Miek Roelfsema-van der Wissel uit 2006. Ik zal daar op deze pagina's regelmatig naar verwijzen als 'Roelfsema'.

Zo volledig als die dissertatie zullen deze pagina's niet worden en daar streef ik ook niet naar. Ik plaats hier slechts de geneeskundige stukken waarvan ik toevallig transcripties heb, aangevuld met de in de loop der jaren verzamelde informatie over de artsen. Ten behoeve van onderzoekers noem ik her en der ook stukken die ik zelf niet gezien heb maar die mij interessant lijken.

Om iets meer te begrijpen van het medisch denken in dit tijdvak heeft Alfred Geerts een korte uitleg geschreven.


Dokter Jan Bloemert Schuurman doet in artikelen in de Star in mei-juni-juli 1822 verslag van het verloop en de bestrijding van de besmettelijke ziekte die de vrije koloniën teistert.
Als september 1822 het bedelaarsgesticht op de Ommerschans opengaat, wordt de geheel ongediplomeerde G. Lipholt aangesteld als 'chirurgijn binnen de Ommerschans'. Dat laat de provinciale geneeskundige commissie niet gebeuren.
Als opvolger van Lipholt wordt per 5 september 1823 als nieuwe geneesheer op de Ommerschans aangesteld Anthony Felix Simon Swart. De provinciale geneeskundige commissie reageert na een maand.
EsculaapHarmen of Hermanus Smit is de eerste geneesheer van Veenhuizen. Aangesteld op de dag dat de eerste weeskinderen arriveren, 19 februari 1824, en in functie tot zijn eigenhandige ontslag op 3 januari 1828.
Dokter Jan Bloemert Schuurman gaat begin maart 1824 kijken waarom er zoveel zieken in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans zijn. Het is ook de eerste vermelding van de activiteiten in de ziekenzaal door arts-bedelaar Douwe Petrus van Steenwijk.
Op 22 maart 1824 doet de directeur der koloniën verslag van zijn bezoek aan de Ommerschans. Alles is nu proper en zindelijk in de ziekenzaal van de Ommerschans, dankzij het werk van Van Steenwijk.
Bij besluit van 31 maart 1824 wordt dokter Anthony Felix Simon Swart ontslagen als arts van de Ommerschans en wordt Douwe Petrus van Steenwijk 'provisioneel' als zodanig aangesteld.
EsculaapDouwe Petrus van Steenwijk komt het gesticht op de Ommerschans binnen als bedelaar, maar begint binnen twee maanden aan een zeer wisselvallige carrière als geneeesheer, eerst op de Ommerschans, later in Veenhuizen.
De provinciale geneeskundige commissie van Overijssel, die al twee maal een geneesheer van de Ommerschans heeft laten wegjagen, open augustus 1824 ook de aanval op Douwe Petrus van Steenwijk, maar nu staat de Maatschappij pal.
Dokter Schuurman wordt beledigd door de Commissie van Toevoorzigt en tot twee keer toe, 20 december 1824 en 4 juli 1825, trekt hij zijn handen af van de kolonie
Douwe Petrus van Steenwijk geeft 23 december 1824 een schrikwekkend overzicht van wat er aan invaliden rondloopt op de Ommerschans (gedeeltelijke transcriptie).
De rekening van dokter Schuurman voor het behandelen van geëmployeerden is keurig voldaan, maar het blijkt niet te verhalen op overleden employés en dan vraagt men het geld december 1825 terug aan de dokter. Daar doet Schuurman niet aan mee!
Op verzoek van directeur der koloniën Wouter Visser gaat dokter Jan Bloemert Schuurman.uit Steenwijk begin mei 1826 weer eens controleren of de arts-bedelaar Douwe Petrus van Steenwijk de vele zieken op de Ommerschans wel volgens de regels der kunst behandelt.
Later in mei 1826 rapporteert Douwe Petrus van Steenwijk over de zieken op de Ommerschans en over de manier waarop hij ze behandelt. Dat verslag is niet zo heel lang als je - zoals ik doe - de Latijnse termen weg laat. Maar de beschrijving van de verschijnselen....!
Directeur der koloniën Wouter Visser stuurt eind mei 1826 de twee bovenstaande verslagen naar de permanente commissie in Den Haag. Het lijkt dus nogal mee te vallen. Maar hij zit wel in zijn maag met de wens van dokter Schuurman om de autoriteiten op de hoogte te stellen.
Niet zo lang na bovenstaande stukken maakt prins Frederik op 10 juli 1826 een einde aan de activiteiten van Douwe Petrus van Steenwijk op de Ommerschans. Waar de prins ineens zijn geneeskundige kennis vandaan haalt is een raadsel, maar ja hij is een prins...
EsculaapHeel en vroedmeester Dirk Rutger Hanzon is per 18 augustus 1826 de eerste van buiten aangetrokken arts voor de Ommerschans. Hij blijft niet zo lang, na iets meer dan twee jaar vertrekt hij naar een nieuwe praktijk in Oldemarkt.
EsculaapKorte tijd in 1826 is dokter H. Radijs uit Noordwolde waarnemend arts in de vrije koloniën als dokter Schuurman dat niet wil doen. In de ogen van de koloniale jeugd is Radijs blijkbaar een 'Kromme Donselaar'.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken maakt zich oktober 1826 zorgen dat de 'in de Noordelijke gewesten van dit land heerschende ziekte' ook in het kindergesticht te Veenhuizen zal opduiken.
De directeur doet 11 november 1826 verslag van de gezondheidstoestand in Veenhuizen: rode loop, ontmoediging bij de geneesheer en een amputatie wegens slagaderbreuk.
Met een contract op 23 juni 1827 wordt bepaald dat de Maatschappij een extra vergoeding krijgt voor invalide bedelaars en weeskinderen. Maar dat houdt ook in dat invaliden voortaan welkom zijn in de koloniën.
Alsof het niet erg is 100 jaar op de rest van de samenleving voor te lopen, wordt op 4 december 1827 een verplichte, inkomensafhankelijke ziekteverzekering in het leven geroepen.
EsculaapAls opvolger van dokter Smit wordt op 1 april 1828 Pieter Limes aangesteld als arts voor Veenhuizen. Het duurt niet lang. In september komen er brieven over ziekte en afwezigheid en 1 november 1828 wordt hij alweer ontslagen.
Als dokter Dirk Rutger Hanzon na twee jaar op de Ommerschans te hebben gewerkt naar een nieuwe praktijk in Oldemarkt gaat, wil hij zijn voorganger Douwe Petrus van Steenwijk met zich meenemen. Douwe Petrus voelt daar blijkbaar ook wel voor...
Maar het gezamenlijke vertrek gaat niet door. De Maatschappij kan de post van arts op de Ommerschans niet vervullen en grijpt zich vast 'aan één stroo halm'. Per 1 oktober 1828 kan Douwe Petrus van Steenwijk opnieuw de gezondheidszorg op de schans behartigen.
Douwe Petrus van Steenwijk accepteert 1 november 1828 het aanbod arts op de Ommerschans te worden als hij een tientje per week krijgt. Verder wil hij de zieken minder wijn geven en wil hij zandlopers aanschaffen voor een regelmatiger medicijn-toediening.
EsculaapOok 1 november 1828 verschijnt de derde arts in één jaar te Veenhuizen: Hendrik Frederik August Sasse is nog jong, maar de verwachtingen zijn hooggespannen, omdat hij 'van eene goede reputatie in Groningen jouisseerd'.
Eind november 1828 lijkt het allemaal goed te gaan. Van Steenwijk functioneert goed en de sterftecijfers in Veenhuizen vallen mee. Maar met dat laatste is de buitenwereld het absoluut niet eens en dan wordt het crisis...:

Over de crisis in de gezondheidstoestand van wezen in het 3de gesticht Veenhuizen in 1829 zijn zoveel stukken en rapporten dat ik er een apart overzicht van gemaakt heb.

In een brief van 19 januari 1829 meldt de directeur dat Van Steenwijk op de Ommerschans liever zelf zijn medicijnen maakt en dat is maar goed ook, want de bedelaarskolonist Hubert die dat altijd doet, is ook al aan de drank verslaafd.
Per 28 juli 1829 wordt besloten dat alle geneesheren in alle koloniën wekelijks een ziektestaat moeten inleveren zodat de leiding kan zien hoe het met de gezondheid gesteld is.
Te Veenhuizen worden per 1 juni 1830 de geneeskundige dienst en de heelkundige dienst van elkaar afgescheiden. De eerste is daarbij de superieur van de tweede.
EsculaapJohannes Hermanus Josephus le Roux is de volgende arts van het kindergesticht Veenhuizen-1. Hij begint 1 augustus 1832, maar net als zijn voorganger is het van korte duur. Hij overlijdt 5 maart 1833.
Dokter le Roux noemt hem februari 1833 'krankzinnig', de directeur denkt dat Van Steenwijk ''door voortdurend misbruik van sterken drank hoe langer zoo meer van zinnen verward raakt'.
Dokter Amshoff doet verslag van de staat der gezondheid en ziekte in de kolonie Veenhuizen in de maanden april, mei en juni 1834. Met gedetailleerde beschrijvingen van de lijkopeningen.
Juni 1834 stromen bij de directeur de klachten binnen over de geneesheer van het eerste gesticht Huët, waarop de directeur de arts op 2 juli 1834 een laatste waarschuwing geeft..
Het gaat door over dokter Huët. Op 24 september 1834 gooit dokter Amshoff al zijn gal over Huët eruit. Kruiwagens vol medicijnen worden de arme weeskinderen gevoerd.
Er wordt een halve maand loon bij dokter Huët ingehouden en op 30 oktober 1834 laat hij weten dat men hem vanuit het verkeerde oogpunt beschouwt.
Fragmenten uit een verslag van dokter Amshoff over juli, augustus en september 1834 in de kolonie Veenhuizen. Veel onbegrijpelijks maar ook heel veel sneren naar dokter Huet.
EsculaapChristiaan Jacob Teil Schindler is slechts zeven maanden arts in het kindergesticht te Veenhuizen. Hij begint op 1 februari 1835 en neemt ontslag per 1 september van dat jaar. Hier komen wat notities over hem.
De apotheker van Veenhuizen Steenmeijer voelt zich bedreigd door dokter Amshoff en doet 31 maart 1835 een boekje over hem open. Amshoff steelt van de kolonie en bedriegt.
Schurft moet als 'eene algemeene plaag, in het 1e gesticht heerschende' beschouwd worden, aldus een rapport van de arts van dat etablissement, dokter Schindler, op 1 april 1835
Ook op 1 april 1835 laat directeur Van Konijnenburg weten dat het niet goed gaat met de gezondheidszorg in Veenhuizen en dat er enige veranderingen nodig zijn.
● In een algemeen verslag over de kolonie Veenhuizen van 3 juni 1835 maakt de directeur op het eind ook enige opmerkingen over de controverse tussen Amshoff en apotheker Steenmeijer.
EsculaapEmilius Carolus de Könnigh begint 13 oktober 1835 als arts van het eerste of wezengesticht in Veenhuizen. Bij zijn aanstelling is hij tevens fungerend chef voor de hele geneeskundige dienst in Veenhuizen.
Het vermoedelijk eerste verslag door dokter De Könningh over Veenhuizen in december 1835, met de apotheker die met teveel morfine een levensbedreigend medicijn heeft gemaakt.
'Ziekenrapport over de drie gestichten der Kolonie Veenhuizen voor de maand Januarij 1836' door dokter De Könningh. Niet altijd goed te lezen, zeker niet, maar veel valt te ontcijferen.
● Per 1 juni 1836 opgemaakte lijsten door de artsen en adjunct-directeuren van het eerste en derde gesticht te Veenhuizen van invalide weeskinderen die voor handarbeid ongeschikt zijn.
Op 8 april 1837 doet de directeur der koloniën verslag van zijn onderzoek naar weeskinderen met bevroren tenen en de geneeskundige (en sociale) behandeling die ze gekregen hebben.
De artsen in Veenhuizen krijgen per 22 november 1837 toestemming om als het nodig is de hulp in te roepen van de stadsdokter van Assen, dr. Folmer. Met vaststelling van het tarief.
● 'Rapport over de gezondheidstoestand en over de ziekten in de kolonie Veenhuizen gedurende de maanden november en december 1837', door dokter de Könningh.
Diezelfde arts heeft op 21 maart 1838 het verontrustende bericht dat diverse kinderen mogelijk aan de kinderpokken lijden, ondanks het feit dat ze daar tegen gevaccineerd zijn.
Hoewel hij december 1838 al ontslag genomen heeft, laat dokter Emilius Carolus de Könningh op 9 april 1839 weten dat hij onder bepaalde voorwaarden misschien wel zou willen blijven.
EsculaapDe opvolger van dokter De Könnig als arts van het eerste of wezengesticht te Veenhuizen is Koenraad Johannes Schünlau. Hij begint op 1 juli 1839 en komt na enkele maanden met een opzienbarend voorstel (zie hieronder).
Ter bestrijding van de 'Rheumatische ziekten' bij jongenswezen in Veenhuizen sluit dokter Schünlau zich 9 oktober 1839 aan bij de roep om het verschijnsel onderbroeken in te voeren.
Veel medische rapportages laten zich lezen als een weerbericht. Zoals het op 5 september 1841 ingeleverde verslag over Veenhuizen. Met ook een gewonde in de stoomfabriek.
In het geneeskundig verslag over Veenhuizen in de maand januari 1842 verhaalt dokter Schunlau over een ongeluk in de 'rogmolen', wat waarschijnlijk tot een amputatie zal leiden.
Het volgende geneeskundige verslag over Veenhuizen betreft februari 1842 en dit keer zijn het de weeskinderen die in de stoomfabriek werken die het moeten ontgelden. Vier ongelukken.
Dokter Hodenpeil gaat augustus 1842 naar de Asser kermis met de directeur van de stoomspinnerij en dat is link. Hier de verhaalvorm en hier de bijbehorende archiefstukken.
● Dokter Dobber van der Velde moet 3 februari 1843 bij de adjunct-directeur voor de vrije koloniën Hulst komen nadat die door kolonist Kniesenburg met een mes is gestoken.
● De permanente comissie wil graag op de hoogte gehouden worden hoe het verder gaat met het in een rechte hoek vergroeide linkerbeen van de wees Frans Blanke, meldt zij 28 juli 1843.
De bewijsjes dat een koloniebewoner de koepokvaccinatie heeft gehad, schijnen zoek te raken. Nieuwe maatregelen op 10 januari 1845 moeten dat voorkomen.
Even een andersoortig klusje voor dokter Dobber van der Velde op 6 maart 1845. Een jong stel wil een veroordeling wegens onzedelijke omgang voorkomen door zijn hulp in te roepen.
Dokter Koenraad Johanes Schunlau werkt snel. Al op 2 januari 1846 heeft hij het 'Verslag over den jare 1845 van ziekten, herstelden en overledenen in de Kolonie Veenhuizen' klaar.
Vrouw Lensink hoort juni 1846 van dokter Dobber van der Velde dat haar dochter zo dik wordt vanwege 'de zucht'. Waarna haar dochter ineens bevalt (zie bijlage 4)..
● Een 4 juni 1846 gedateerde lijst van weeskinderen bij het eerste gesticht Veenhuizen met dusdanige, nader omschreven gebreken dat ze ongeschikt zijn voor koloniaal werk.
● Het 30 januari 1847 gedateerde 'Verslag van de Ziekten en Sterften in de kolonie Veenhuizen Over het jaar 1846' van dokter Schünlau is zo lang dat ik er tussenkopjes in gezet heb.
Maar liefst 85 artikelen telt het op 25 januari 1848 vastgestelde Reglement op de Geneeskundige Dienst. Met omschrijvingen van nagenoeg alles wat de geneeskunde betreft.
Bij zijn inspectiereis naar Veenhuizen in april 1849 besteedt de Chef der geneeskundige dienst Ranneft bijzondere aandacht aan het afschuwelijke kwaad der zelfbevlekking.
Besluit 26 april 1849 N3, invnr 984 GEEN TRANSCRIPTIE
Toegestaan om in bijzondere gevallen geneesmiddelen in de nabuurschap der Kolonien aantekoopen, doch bedenking gemaakt om te dier zake tot eene wijziging van het Reglement op de geneeskundige dienst over te gaan.
Juli 1849 breekt in het eerste of kindergesticht te Veenhuizen de cholera uit. In de eerste geluiden van de staf en doktoren klinkt enige paniek door.
In 1852 wordt op door de Gecommitteerde der Regering discussie aangezwengeld over de oogziekten en verkrommingen der ledematen van wezen. Slechts zeer beperkte transcriptie.
● Een fragment uit november 1854 waarbij de chef van de geneeskundige dienst Ranneft noteert welke hoeveelheden levertraan door de artsen in Veenhuizen voorgeschreven wordt.
● Twee krankzinnige bedelaars moeten uit de Ommerschans weg, schrijft dokter Hamer november 1855, omdat er hier 'volstrekt geene gelegenheid tot behoorlijke verpleging bestaat'.
● Het Geneeskundige verslag der Kolonien en Gestichten van de Maatschappij van Weldadigheid over het dienstjaar 1857' is geschreven door Jan Jacob Willem Voorhorst.