Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD




Volledige transcriptie van:

Copie van de notulen van het voorgevallene en verhandelde in den kleinen raad te Frederiksoord



Zaturdag den 1 october 1825

Zijn voor de raad verschenen:

1e De huisverzorger Willemse uit de Westvierdeparten kol: No 2, zich beklagende over het slechte levensgedrag van de bij hem ingedeelde Mietje de Vrede

2e Johanna Emmers ingedeeld bij de huisverzorger Eise de Graaf, Westvierdeparten, kol: No 2, klagende dat zij niet bekwaam was, op het land door aardappelrooyen den kost, enz te verdienen, als zijnde zwak van ligchaam en eenige ongesteldheid, die zij bij eene kraam, reeds in 's Hage gehouden had, terwijl zij van haren huisverzorger de klagten inbragt, dat hij alle dagen, hoe goed zij ook haar pligt betrachtte, ontevreden was en steeds bromde, en eindelijk gaf zij te kennen slecht gekleed te zijn, en niet van de allernoodwendigste kleedingstukken voorzien was.

Na deliberatie is door de leden van den raad goedgevonden en besloten, de onderscheidene klagten dezer lieden lokaal te onderzoeken, waartoe de aanstaande week is vastgesteld, om dan in de eerstvolgende vergadering, in het een en ander nader te voorzien.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr 


Zaturdag den 8 october 1825

Is in de kleine raad, wiens leden alle present waren, verschenen:

De kolonist van Diest uit kol. No 1, verzoekende
1: voor drie weken met verlof te gaan buiten de kolonie en wel naar zijne kinderen, in de provincie Noordbrabant,
2: om de tweede koe, en bepaaldelijk die van den nu vertrekkenden Moen.
Het eerste is hem, in de drukke dagen van het aardappelrooyen afgeraden, waarna hij zijn voornemen ook gewillig overgaf, het tweede is hem, op de verklaring dat hij voor het voedsel zorgen zoude, geacordeerd, en dit is te gereder geschied, uit hoofde de man voor het vee bijzondere zorg draagt.

Na dit verhandelde is de raad overgegaan tot nadere deliberatie van de klagten, welke ll zaturdag zijn ingebragt. door den huisverzorger Willemse, over het gedrag der bij hem ingedeelde wees Mietje de Vrede, en door de ingedeelde wees Johanna Emmers, nopens slechte kleding, zwakkelijk gestel en ontevredenheid van haren huisverzorger Eize de Graaf.

De Secretaris had in den loop der week de zaken onderzocht, en zijn rapport kwam hoofdzakelijk hierop neder:

Eise de Graaf, een oud man van 65 jaren, zonder eene behoorlijke opvoeding te hebben genoten, vond ik met zijn vrouw alleen te huis, daar de weezen allen op het land waren.
Ik heb een halve dag met hen doorgebragt, en na hen eenigermate met hunne verpligtingen als ouders hoofden der huisgezin en huisverzorgers bekend gemaakt te hebben, hebben zij mij plegtig beloofd zich daarnaar voortaan te zullen gedragen.
Johanna Emmers, zeiden zij, was wel slecht van sommige kleedingstukken voorzien, maar dat waren al hunne weezen.
Zij verlangden zeer naar de kleedinguitdeeling.
De meid kon, indien zij fabrieksarbeid in huis had, wekelijks éénen gulden verdienen, doch nu bij het aardappelrooyen ging het slecht, daar zij zeer weinig verdiende.

Bij Willemse op eenen anderen dag gekomen, vond ik en huisverzorgers en weezen allen te huis.
Ik heb Mietje de Vrede, welke eenen geruimen tijd ook op de school en in de kerk als zedeloos en slecht bekend is, over eenige verkeerde gewoonten op de nadrukkelijkste wijze onderhouden, haar de gevolgen van haar gedrag in geval zij zich niet wilde schikken, voor oogen gesteld, en ben van gedachten, dat wij van deze beide lieden geen klagten meer zullen hooren.

Onderweg naar Willemse heb ik ontdekt, dat de leden van het huisgezin van den huisverzorger Jakobs, in de Oostvierdeparten niet behoorlijk gekleed waren.“

De leden van de kleine raad hebben onder nadere approbatie van den Heer Direkteur der kolonien besloten genoegen te nemen in dit rapport, op de bovengenoemde huisgezinnen een wakend oog te houden, zoodra de gelegenheid zou toelaten de noodige kleedingstukken te doen verstrekken.

In de kantlijn bijgeschreven: Is mede door den Heer Direkteur goedgekeurd.


Vervolgens is gehandeld over het opmaken van een tableau, ingevolge artikel 23 van het PC-besluit van 12 september jl, nopens de meest gepaste wijze van indeeling der weezen, welk stuk den Heer Direkteur ter approbatie moet worden ingezonden.
Dan, de leden van de raad daarover niet gelijk denkende, is besloten het gevoelen van den Heer Direkteur, daaromtrent vooraf te zullen vernemen, om dat werk den eerstvolgende zaterdag te zullen voortzetten.

In de kantlijn bijgeschreven: Den Heer Direkteur heeft in dezen de noodige eloucidatie gegeven.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr



Zaturdag den 15 october 1825

Nadat de raad behoorlijk vergaderd was, verscheen voor denzelve:

1. vrouw Schuts van kolonie 3, wil 6 dagen naar Groningen, alwaar zij dacht de noodige informatien in te winnen omtrent zekeren persoon, waarmee zij voornemens was te trouwen. Zij had gehoord dat deze man voor eenige jaren tot slechtheden was vervallen,  en zo dit in waarheid bestond, wilde zij afstand van hem doen.
De vrouw, als zijnde huishoudster of huisverzorgster van weezen en kan volgens de raad niet weg dus verzoek wordt van de hand gewezen.

In de kantlijn bijgeschreven: Dit verzoek is ook door den Heer Direkteur geweigerd.


2. De kolonist Smit van Willemsoord, te kennen gevende, dat zijne huisvrouw, wegens het verlies van naauwe bloedverwanten gaarne voor 14 dagen met verlof zou willen gaan naar Texel, van waar zij herkomstig waren. Hij voor zich zelve verlangde nimmer weer in zijne plaats te koomen.
Deze is geraden nog 14 dagen met dat verlof te wachten, dewijl het thans zo druk was, waarin hij genoegen nam.

3. Franken van kol 1, verzoekende voor zich zelven met 14 dagen verlof te gaan naar Leyden. Zijn zoon woonde dáár, zou in het huwelijk bevestigd worden, en het was noodig dat hij deze gelegenheid bijwoonde. Hem is insgelijks geen verlof verleend, zal dus eenigen tijd geduld hebben.

Is vervolgens door den secretaris voorgesteld:

a. De noodzakelijkheid dat het huisgezin van Dammers, in de Oostvierdeparten, hetwelk zich begint tot den veldarbeid te schikken, nu, ter verdere aanmoediging eenig fabriekswerk krege, en daar zulks hier zoo noodig was als bij één huisgezin, en er toch in dezen tijd huisgezinnen waren, die het niet zoo noodig hadden, welke wekelijks fabriekwerk ontvingen;

b. Dat het huisgezin van de Bruin in kol 1, bij deszelfs komst in de kolonie geene drie bedden met toebehooren, zoo als zij had moeten ontvangen, gekregen had, maar slechts twee. Indien dit waarheid was, of dan de kolonist de Bruin nog niet in de mogelijkheid zoude zijn, het derde te bekomen.

c. Het verzoek van vrouw de Rohde, uit Amsterdam, voor eenige dagen reeds ontslagen en waarvoor geen ander huisgezin is aangekomen, om den aanstaanden winter in de kolonie te mogen verblijven.

Overwegende de noodzakelijkheid dat het aardappelrooyen met alle kracht doorgezet, en tevens in de kolonien alle regtmatigheid in het oog gehouden worde;
dat de Bruyn bij zijne aankomst niet meer dan 2 bedden verlangd had, en naderhand wel om het derde verzocht, doch zulks niet anders dan op de 16-jarige schuld wilde nemen, hetgene onmogelijk was;
dat het huisgezin van Amsterdam, hetwelk voor vrouw de Rohde was bestemd, intusschen was aangekomen,

Is, onder nader approbatie, besloten:

1. Het huisgezin van Dammers krijgt geen fabriekwerk, en anderen, welke zulks hebben, en hetzelve kunnen ontberen, zal ook in den aardappeloogst, het fabriekwerk onthouden worden.

In de kantlijn bijgeschreven: Deze door den Heer Direkteur goedgekeurd.

2. vrouw de Bruin kan wel een bed krijgen, maar niet op 16-jarige schuld, alleen op het kleedingfonds.

In de kantlijn bijgeschreven: Den Heer Directeur hierover anders oordeelend, heeft last gegeven, dat het derde bed aan vrouw de Bruin op harer 16-jarige schuld zal worden afgegeven.


3. Den Heer President neemt aan de Heer Directeur te verzoeken of vrouw de Rohde dit jaar, onder bescherming der Maatschappij, in de kolonie mag overwinteren.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Bersma heeft aan zijnen last voldaan, doch vrouw de Rohde kan niet overblijven en moet vertrekken.


En is eindelijk, na de noodige inlichtingen van den Heer Direkteur gevraagd en bekomen te hebben, besloten:

4. In de aanstaande week zullen worden opgemaakt:
a. Eene lijst van indeeling der weezen in de koloniën, overeenkomstig art. 23 van het reglement der Permanente Commissie dato 12 september 1825;
b. Een uittreksel uit den nieuwen staat der verdiensten, behelzende slechts de namen van de hoofden der huisgezinnen, en de bepaalde sommen voor fabriekarbeid, ten behoeve van den Heer Adjunkt-Direkteur der fabrieken.
c. Een lijst of uittreksel uit gemelden staat, betreffende de sommen, welke voor kleeding moeten worden ingehouden, ten gebruike der onderscheidene boekhouders.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr



 Zaturdag den 22 oktober 1825

Verscheen voor den kleinen raad:

1. K. Nieuwenhoven, van kol no 2, verzoekende voor twee dagen met verlof te gaan naar Groningen, alwaar zijn zoon, in 's lands dienst, ziek lag, en gaarne zijn vader wilde spreken.
Na deliberatie is door de leden van den raad, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur, goedgevonden dit verzoek, hetwelk alleszins billijk scheen, en de kolonist van kleeding en reisgeld voorzien was, in te willigen.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geakkordeerd.


2. vrouw Westhoff, huisverzorgster in kol no 2, verzoekende een verlof voor den bij haar ingedeelde wees Leendert Waasdijk, ten einde voor 14 dagen te mogen gaan naar zijne geboorteplaats Delft, en alzoo zijne familie te bezoeken.
De drukte van het aardappelrooyen nog niet gedaan zijnde, is deze huisverzorgster onder 't oog gebragt, dat zulke werkende jongens als Waasdijk, in deze tijd onmogelijk gemist konden worden. Met 14 dagen kon zij haar verzoek aan den raad andermaal voordragen.

In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur niet geakkordeerd.
 

3. Vrouw Steenhuizen, verzoekende een briefje aan den Docter van Noordwolde voor haren zwakken en lijdenden zoon.
De toestand van dit huisgezin zal heden ten dage, door eene kommissie, bestaande uit B.J. Bosma en J.H. van Wolda worden onderzocht, en daarin naar bevind gehandeld.

4. Catharina Berenvanger, ingedeelde wees bij Hendrik Koops, klagende dat de goederen van de overleden kolonist Hille, voor welke Koops in de plaats was gekomen, niet alle waren overgegeven aan Hendrik Koops, maar een gedeelte derzelve door de weduwe Hille, thans hertrouwd met Bolle, in kol no 1, waren medegenomen.
Tot het naauwkeurig onderzoek dier zaak is eene kommissie benoemd, bestaande uit de onderdirecteurs Faaken en Bosma, om daarvan in de eerstvolgende vergadering nader verslag te doen.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr


Zaturdag den 29 oktober 1825

De huisverzorger Gansinga in kol no 1, den 27 dezer overleden zijnde, is door den raad goedgevonden, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur, de aldaar ingedeelde vier weezen, te verplaatsen en wederom in te deelen, als volgt:
Kornelis de Meyer bij van Diest kol 2
Johanna Engelbert bij Gunther kol 1
Maria Ketner bij van Dalen kol 2
Adriaan Bolleman bij Kolbe kol 2.
 
Bij den raad is ingekomen een briefje van Baade, uit kol no 1, houdende verzoek of zijne dochter Naatje met verlof mogt gaan naar Holland.
Het reglement is voorschrijvende dat degene, die met verlof wil gaan, persoonlijk voor den raad moet verschijnen en daarbij aantoonen van het noodige reisgeld en behoorlijke kleeding voorzien te zijn, alsmede is in overweging genomen, de moeite welke men steeds had, om deze meid in den drukken tijd aan het veldwerk te krijgen. Om welke redenen besloten is, in het gedane verzoek te difficulteren, gelijk geschiedt bij dezen.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur denkt in dezen met den raad gelijk.

 
Zijn in den raad verschenen:

1. de Bruin van kol no 3, verzoekende daar hij nu zijn land behoorlijk bearbeid en in orde gebragt heeft, van het noodige reisgeld en goede kleeding voorzien is, voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Utrecht.

2. Franke uit kol no 1, voorzien als voren en verzoekende 14 dagen te mogen gaan naar Leyden.

Aan den eerstgemelden is, onder nadere approbatie, vergund om aanstaanden woensdag - en den laatstgemelden om heden over 8 dagen, de kolonie voor 14 dagen te verlaten.

In de kantlijn bijgeschreven: Door den Heer Direkteur geakkordeerd.


Eindelijk is er gevraagd naar den afloop van het onderzoek der kommissie wegens de vermiste goederen van wijlen den kolonist Hille.
Dan, de onderdirecteurs verklarende daaraan nog niet gedaan te hebben, maar in de volgende week te zullen doen, is deze zaak uitgesteld tot aanstaande zaterdag, terwijl de andere kommissie, den haar opgedragenen last bij Steenhuizen heeft volvoerd.
Vrouw Steenhuizen zou dien zelfden avond bij Bosma komen om een briefje aan den Docter, betrekkelijk haren zoon, doch is in de na verloopene 8 dagen nog niet gekomen.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr

Voor copie conform
J.H. van Wolda secr.