Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD
Compareerden voor den kleinen raad:
1. Vrouw Spoelstra, van kol no 2, klagende dat zij dezer
dagen te weinig voor het huisgezin aan winkelgeld ontving;
verzoekende dus dat zij minder op de kleeding mogt gekort worden,
vraagt eindelijk voor haren oudsten zoon, te Noordwolde bij eenen
smid wonende, het ontslag van de kolonie.
De korting der kleeding zal voor vrouw Spoelstra, die in alles
zuinig en oppassend is, op eene billijke wijze worden geregeld; en
het ontslag voor haren zoon zal bij den Heer Direkteur worden
aangevraagd.
In de kantlijn bijgeschreven: Voordragt afwachten, not 22 maart 1827 art 12, vK.
2. van den Hoef, van kol no 1, verzoekende voor 10 dagen
met verlof te mogen gaan naar Amersfoort, waar hij nog
eenige zaken te vereffenen had.
Onder nadere approbatie van den Heer Direkteur is dat verzoek van
den Hoef toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.
3. Limbroek, van kol no 2 (Doldersum), vragende
inlichting over de administratie, in zijn boekje voorkomende,
alsmede redenen waarom een ander huisgezin, even sterk als het
zijne, bij de aankomst in de kolonie meerder stoelen had ontvangen
dan hij.
De administratie in zijn boekje, is hem uitgelegd, en de
ontbrekende stoelen zoude hij nog ontvangen, daar derzelve bij
zijn aankomst er niet geweest waren.
4. Elisabeth Kwaak, ingedeeld bij IJdema in kol no 1,
vragende om een paar kousen, wekelijks te breiden.
Aangezien twee der ingedeelde jongens bij IJdema, dagelijks in het
vlas werken en er wekelijks een pond vlas gesponnen wordt, kan aan
dit verzoek niet voldaan worden.
5. Wijhl, van kol no 1, verzoekende de vrijheid,
aardappels te mogen verruilen voor één schepel boekweit, aangezien
zijne vrouw iederen dag stond te bevallen.
Kan niet worden ingewilligd, doch zal er in het laatste geval in
de behoeften der vrouw voorzien worden.
6. Mollevanger, van kol no 1, verzoekende eenig hooij voor
zijne koeijen.
Daar Mollevanger algemeen goede verdiensten heeft, is hem dit niet
toegestaan, maar geraden, hij zou zelf hooi aankoopen.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Compareerde heben door den kleinen raad:
van Dalen, van kol no 2, klagende dat de kolonisten hem
onregtvaardig beschuldigden van niet eerlijk geleefd te hebben met
Maria Ketner, te voren bij hem ingedeeld; en verzoekende voorts
dat hem wederom een ander weesmeisje mag worden toegevoegd daar
hij anders niet in staat is, met zijne vrouw, voor zijn huisgezin,
bestaande uit 6 zielen, de kost te winnen.
Het eerste zal men trachten te verbeteren; doch van Dalen geene
weesmeid wedergeven; dan zou het beter zijn, dat men hem eenen
jongen gaf.
In de kantlijn bijgeschreven: Ook de Heer Direkteur is
van hetzelfde gevoelen.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Compareerde heden voor den kleinen raad:
1. Vrouw Olie, van kol no 1, vragende om 4 paar klompen en
een jak en rok voor hare dochter, op voorschot. Zij verklaart
wegens de veelheid harer kinderen, niet in staat te zijn, deze
dagen, het noodige voor de kleeding te verdienen. In het voorjaar,
kan haar dit goed, van de betere verdienste worden afgetrokken.
De raad vindt in dit billijke voorstel, geene zwarigheid, en staat
het alzoo toe, onder approbatie van den Heer Direkteur.
2. vrouw Goossems, van kol no 2, klagende niet in staat te
zijn de benoodigde turfbrand, hoewel reeds aangekocht zijnde, te
huis te krijgen; haar man, noch hare kinderen konden dit doen.
Is overlegd, dat de onderdirekteur Bosma hiervoor zorgen zal,
kunnende daartoe eener zijner voerlieden gebruiken, die het heden
niet zeer druk hebben.
3. du Mortier, van kol no 2, verzoekende voor zijne vrouw eenen
rooden rok, teneinde dezelve bij hare aanstaande bevalling te
gebruiken.
De vrouw, in dat geval, den rok noodig hebbende, is zulks
geaccordeerd, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Verschenen voor den kleinen raad:
1.Vrouw Fahrenkamp, van kol no 1, wijk 3, te kennen
gevende, dat zij niet in staat was, bij de tegenwoordige
verdiensten, voor de leden van haar huisgezin, klompen aan te
koopen, te minder nog daar zij thans voor ieder een paar noodig
heeft.
Is goedgevonden dit huisgezin thans van klompen te voorzien uit
haar tegoed hebbende kleedingfonds, zoo de Heer Direkteur zulks
mogt goedvinden.
2. Vrouw Hertzkamp, en
3. Vrouw Cohen, beide van kol no 1, verzoekende eenige
kleeding voor haar zelve en de kinderen.
Deze huisgezinnen hebben deze en gene kleedingstukken noodig en
zoo veel mogelijk is, zal aan haar verzoek voldaan worden.
4. Johannes Lammers, ingedeeld bij de wed Kuijpers in kol
no 3, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Groningen,
om zijne familie te bezoeken.
De raad hierin geene noodzakelijkheid ziende, hebben dit afgeraden
en eenigen tijd uitgesteld.
5. Blokland, van kol no 2, verzoekende om een ingedeeld
weesmeisje, dat hem de huishouding kan in orde houden; is
weduwnaar en heeft twee kinderen.
De raad oordeelt dit verzoek belangrijk en zal daaromtrent nadere
voordragt doen.
6. Maartje Verberne, oud 38 jaren, koloniste in kol no 1,
wijk 3, met twee kinderen, waarvan de oudste negen en de jongste
vijf jaren oud is, gezonden door de SubKommissie van Texel; en
7. David Schouten, oud 25 jaren, bij dezelve ingedeeld,
bestedeling van de subkommissie van Alkmaar, beide R.K. verzoeken
verlof om te mogen trouwen.
De kleine raad ziet hierin geene zwarugheid, vraagt ten dien einde
hieromtrtent de definitive beslissing van de Permanente Kommissie
en den Heer Direkteur der kolonien.
In de kantlijn bijgeschreven: Toestemming gegeven, not 22 maart 1827 art 12, vK.
Geene kolonisten meer opkoomende, is de raad overgegaan tot het
opmaken van de volgende indeeling en verplaatsing der weezen:
a. Willem la Croix, ingedeeld bij Kuiters in kol no 2, waar hij naar zijn eigen verhaal en het gevoelen van den raad niet behoorlijk behandeld wordt, te plaatsen bij de wed. van Driel, huisverzorgster in kol no 1, wijk 3, waar slechts drie weezen geplaatst zijn, en waar men beter in staat is, de doorgaande behandeling van het kind gade te slaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Verplaatsing goedgekeurd, mits la Croix bij de wed. Driel als eigen kind worde beschouwd, zoo als hij bij Kuiters is ingedeeld geweest, not 22 maart 1827 art 12, vK.
b. Thomas Sinooi, sedert eenige weken ingedeeld bij van
Hall, in kol no 2, waar hij, zoo het schijnt, niet gaarne wil
wezen, terwijl van Hall en de vrouw hem niet kunnen hebben,
althans zij verzoeken dringend van denzelven ontslagen te worden,
in te deelen bij den vrijboer van Ham in kol no 2, die reeds
menigmaal om eenen wees verzocht, en ook om dezen jongen gevraagd
heeft. Van Ham zal naar onze gedachten met de jongen Sinooi te
regt komen.
In de kantlijn bijgeschreven: Toegestaan, not. 22 maart
1827 art 12, vK.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda