Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD
In de kantlijn bijgeschreven: Hier in is niets voor de
P.K. aan verplaatsingen van besteedelingen, die kunnen goedgekeurd
worden. Alleen, men zou de weezen langzamerhand naar Veenhuizen
overplaatsen, hetgeen niet geschiedt.
Verschenen heden voor den raad:
1. Vrouw van den Brink, van kol no 2, verzoekende een half
voer hooi voor haar eene koe, die niet meer opstaan kon
Haar zal heden achtermiddag eenig hooi verstrekt worden.
2. De wed. Hoogenberg, van kol no 2, ontslag van de
kolonie vragende voor hare dochter Mattje, die gediend had en
wederom dienen zoude in Holland; alsmede verziocht zij 14
dagen met verlof te mogen gaan naar Weesperkarspel.
Hetr eerste zal bij den Heer Direkteur worden aangevraagd, en het
tweede is onder nadere approbatie van ZWEdGestr. toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur heeft dit verlofgaan geaccordeerd.
3. Vrouw Frankot, van kol no 2, verlangende voor 14 dagen
met verlof te gaan naar Gorcum, om rekening te houden met haren
ouden voogd. Is onder nadere approbatie insgelijks toegestaan.
4. Vrouw Verra, en
5. Vrouw Kemper, beide van kol no 2, goede huisvrouwen,
verzoekende 14 dagen met verlof te mogen gaan, de eerste naar Leyden
en de laatste naar Amsterdam, om hare familien eens te
bezoeken.
Het verlofgaan dezer vrouwen die, zoo wel als de twee voorgaanden
behoorlijk gekleed en van het noodige reisgeld voorzien zijn, is,
onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geaccordeerd.
.
6. Jan Bakker, van kol no 2, verzoekt voor 8 dagen met
verlof te gaan naar Texel, om bij zijne subcommissie het
ontslag van de kolonie te bewerken.
Dit verzoek kan niet ingewillid worden, daar Jan Bakker als als
wees is geplaatst, hem is geraden dit eerst aan de kommissie te
Texel te vragen.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Zijn in den raad verschenen:
1. Götz, vrijboer van kol no 1, verzoekende voor eenen
onbepaalden tijd te mogen gaan werken naar 's Gravenhage;
voor redenen hiervan opgevende, dat hij, dit niet doende, nimmer
uit zijne schulden kon komen; belovende intuschen iemand op zijn
land te zullen laten werken, die alles op orde zal houden.
Daar de leden van den raad niet genoegzaam verzekerd zijn, dat het
landgoed van dezen Götz behoorlijk bearbeid, en de vruchten,
gedurende zijne afwezendheid tijdig en goed gerooid worden, heeft
men dit verlofgaan niet kunnen noch mogen toestaan, maar geeft
zulks over aan de uitspraak van den Heer Direkteur der kolonien.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur weigert het verlofgaan van dezen vrijboer regtstreeks, daar het land van denzelven verleden jaar geheel verwaarloosd is.
2. Vrouw de Visser van kol no 3, verzoekenhde voor 14
dagen met verlof te mogen gan naar Dordrecht om hare
familie te bezoeken;
3. Vrouw Brand, van kol no 3, verlangenden eenen gelijken
tijd met verlof te mogen gaan naar Purmerende;
4. Vrouw van Haften, van kol no 2, verzoekt met verlof te
mogen gaan naar Monnickendam, om hare familiezaken waar te
nemen;
5. Vrouw Smallenburg, van kol no 1, wijk 3, verlof vragende
naar Haarlem, insgelijks voor 14 dagen, om hare familie te
bezoeken.
Deze vrouwen die zich wel gedragen, zijn van goede kleeding en
het benoodigde reisgeld voorzien, en het gevraagde verlof is haar,
onder nadere approbatie van den Heer Direkteur toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geaccordeerd.
...
5. Vrouw Kuiters, van kol no 2, verlof verzoekende voor
haar en haar jonge kind, om hare familiebetrekkingen te
Schellinghout, voor 14 dagen te mogen bezoeken.
Dit huisgezin, verleden herfst voor de tweede keer in de kolonie
aangekomen en er reeds eenige verlofgangers zijnde, is dat
uitgesteld.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Compareerden heden voor den raad:
1. Van Dalen, van kol no 2, klagende dat zijn
buurman van Diest hem, in tegenwoordigheid van den
wijkmeester en Thomas Baas, voor eenen moordenaar had
uitgekreten, verlangende daarvoor regtverschaffing.
De leden van den raad, met dezen van Dalen geduriglijk wat te doen
hebbende, daar hij telkens oneenigheid zoekt, hebben hem in dezen
zijne verkeerdheid onder het oog gebragt, en hem aangeraden zich
over dit geval, zoo hij meende dat hem onregt geschied was, te
vervoegen bij den gewonen regter, daar hij met regtszaken
genoegzaam schijnt bekend te zijn.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer
Direkteur adviseert in dezen, dat van Dalen met al zijne klagten,
die van geene beteekenis zijn, gaan kan, waar hij goed vindt.
2. Vrouw Stuiver, en
3. Vrouw Leonhardt, beide van kolonie no 2,
verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar 's
Gravenhage, om oude bloedverwanten en familie te bezoeken.
Zijn van goede kleeding en het vereischte reisgeld voorzien. Dit
verlofgaan is haar beiden onder nadere approbatie van den Heer
Direkteur toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.
4. De wed de Koning, verlangende eenige dagen met
verlof te gaan naar 's Hage.
Deze vrouw. hebbende twee kinderen, is bij eenen anderen
ingedeeld, en wordt beschouwd als bestedeling; daarom is haar
geraden, zich in dezen vooraf te adresseren bij hare besteders.
5. Vrouw Smid
6. Vrouw Kuiters, beide van kol 2 (Doldersum),
vragende voor 14 dagen met verlof te mopgen gaan naar Alkmaar
om hare familien te bezoeken.
7. Vrouw de Braun, van kol no 2, verzoekende om 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Deventer om de familie te bezoeken.
8. Kornelis van Leeuwen, ingedeeld bij Bohle in kol no 2, verzoekende voor 8 dagen met verlof te mogen gaan naar Delft, waar de goederen zijns ooms verkocht zouden worden.
Het verlofgaan der kolonisten voorkomende onder nr 5, 6, 7 en 8, is uitgesteld, heen ter tijd de aardappelen gepoot zullen zijn.
9. Penning en
10. Hazeloop, timmerlieden in kol no 1, wijk 3,
verzoekende dat hun betaald moge worden, het, verleden herfst
verdiende arbeidsloon, aan het huis van de wed. van Driel.
Deze post, op 1e november 1826, onder de oude schulden, opgegeven
zijnde, is hun gezegd, dat de betaling wel spoedig zorgen zoude.
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Verzochten heden om voor 14 dagen met verlof buiten de kolonie te mogen gaan, de navolgende kolonisten:
1. Vrouw van Eijsden, van kol no 3, naar Dordrecht,
2. Vrouw Duiker, van kol no 1, wijk 3, naar Workum.
De laatste om de erfenis harer overledene moeder met andere
aanverwanten te regelen.
Het verlofgaan dezer twee vrouwen, die van kleeding en reisgeld
voorzien zijn, is, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur
toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.
3. Jan Husen, ingedeelde wees bij Lutgering, in kol no 2,
verlangende zijn geboortestad en familie betrekkingen in Holland
te bezoeken.
Dit verlofgaan is, als boven, insgelijks toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer
Direkteur geaccordeerd.
4. Vrouw Hertzkamp, van kol 1, wijk 3, verlangende voor 14
dagen met verlof te gaan naar 's Hage.
Haar is aangeraden, haar huis en huisselijke zaken, van nu af aan,
zindelijk en zorgvuldig te mainteneren, daar men dan zien zoude
wat men in dezen doen kan.
Daarna is de raad overgegaan tot het opmaken van de navolgende
voordragt van het bij kolonisten indelen der weezen tot hiertoe
geplaatst bij de nu vertrekkenden huisverzorger Eise de Graaf, in
kol no 2, die instantelijk verzocht hebben in de vrije kolonien te
mogen blijven, als:
1. Dirkje Stellinga, in de kolonie wees geworden, bij
Bohle, op hoef no 1, kol 2,
2. Stoffel Wijnands, bij den vrijboer van Haften in kol no
2, hoef no 72,
3. Johannes Emmens, oud 34 jaren, bij Kahlbi op hoef no
53. kol no 2,
4. Maria de Zwenke, bij de wed. Groen, hoef no 89, kol no
1, wijk 3,
5. Leendert Houtman, bij Goosens op hoef no 25, kol no 2.
In de kantlijn bijgeschreven: Deze indeeling wordt door den Heer Direkteur goedgekeurd.
Voorts is, na overwogen te hebben dat de ingedeelde wees van
Blijdestein en dien van Mulder, in kol no 2, op verzoek dezer
kolonisten, en ten voordeele der weezen, dienden verplaatst te
worden, goedgevonden voor 4 dagen, en te verzoeken, dat
a. Het goede weesmeisje Johanna Horemans, ingedeeld
bij Blijdestein, geplaatst moge wprden bij Dikker op hoef no 88,
kol no 2,
b. Den bij Mulder in kol no 2 geplaatste jan Flanken
in te deelen bij den kolonist Smallenburg op hoef no 103 kol no 3
(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr
Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda
Bijgeschreven: De vrijboer Götz is zonder het antwoord van
den ondergetekende af te wagten weggegaan en daarom als deserteur
beschouwd,
De dir. der kol.
Visser