Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD




Volledige transcriptie van:

Copie uit de notulen van het verhandelde bij den kleinen raad der vrije kolonien, april 1827


In de kantlijn bijgeschreven: Hier in is niets voor de P.K. aan verplaatsingen van besteedelingen, die kunnen goedgekeurd worden. Alleen, men zou de weezen langzamerhand naar Veenhuizen overplaatsen, hetgeen niet geschiedt.


Zaterdag 7 april 1827

Verschenen heden voor den raad:

1. Vrouw van den Brink, van kol no 2, verzoekende een half voer hooi voor haar eene koe, die niet meer opstaan kon
Haar zal heden achtermiddag eenig hooi verstrekt worden.

2. De wed. Hoogenberg, van kol no 2, ontslag van de kolonie vragende voor hare dochter Mattje, die gediend had en wederom dienen zoude in Holland; alsmede verziocht zij 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Weesperkarspel.
Hetr eerste zal bij den Heer Direkteur worden aangevraagd, en het tweede is onder nadere approbatie van ZWEdGestr. toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur heeft dit verlofgaan geaccordeerd.


3. Vrouw Frankot, van kol no 2, verlangende voor 14 dagen met verlof te gaan naar Gorcum, om rekening te houden met haren ouden voogd. Is onder nadere approbatie insgelijks toegestaan.

4. Vrouw Verra, en
5. Vrouw Kemper, beide van kol no 2, goede huisvrouwen, verzoekende 14 dagen met verlof te mogen gaan, de eerste naar Leyden en de laatste naar Amsterdam, om hare familien eens te bezoeken.
Het verlofgaan dezer vrouwen die, zoo wel als de twee voorgaanden behoorlijk gekleed en van het noodige reisgeld voorzien zijn, is, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geaccordeerd.

.
6. Jan Bakker, van kol no 2, verzoekt voor 8 dagen met verlof te gaan naar Texel, om bij zijne subcommissie het ontslag van de kolonie te bewerken.
Dit verzoek kan niet ingewillid worden, daar Jan Bakker als als wees is geplaatst, hem is geraden dit eerst aan de kommissie te Texel te vragen.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr


Zaterdag 14 april 1827

Zijn in den raad verschenen:

1. Götz, vrijboer van kol no 1, verzoekende voor eenen onbepaalden tijd te mogen gaan werken naar 's Gravenhage; voor redenen hiervan opgevende, dat hij, dit niet doende, nimmer uit zijne schulden kon komen; belovende intuschen iemand op zijn land te zullen laten werken, die alles op orde zal houden.
Daar de leden van den raad niet genoegzaam verzekerd zijn, dat het landgoed van dezen Götz behoorlijk bearbeid, en de vruchten, gedurende zijne afwezendheid tijdig en goed gerooid worden, heeft men dit verlofgaan niet kunnen noch mogen toestaan, maar geeft zulks over aan de uitspraak van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur weigert het verlofgaan van dezen vrijboer regtstreeks, daar het land van denzelven verleden jaar geheel verwaarloosd is.


2. Vrouw de Visser van kol no 3, verzoekenhde voor 14 dagen met verlof te mogen gan naar Dordrecht om hare familie te bezoeken;
3. Vrouw Brand, van kol no 3, verlangenden eenen gelijken tijd met verlof te mogen gaan naar Purmerende;
4. Vrouw van Haften, van kol no 2, verzoekt met verlof te mogen gaan naar Monnickendam, om hare familiezaken waar te nemen;
5. Vrouw Smallenburg, van kol no 1, wijk 3, verlof vragende naar Haarlem, insgelijks voor 14 dagen, om hare familie te bezoeken.

Deze vrouwen die zich wel gedragen, zijn van goede kleeding en het benoodigde reisgeld voorzien, en het gevraagde verlof is haar, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geaccordeerd.

...
5. Vrouw Kuiters, van kol no 2, verlof verzoekende voor haar en haar jonge kind, om hare familiebetrekkingen te Schellinghout, voor 14 dagen te mogen bezoeken.
Dit huisgezin, verleden herfst voor de tweede keer in de kolonie aangekomen en er reeds eenige verlofgangers zijnde, is dat uitgesteld.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr


Zaterdag 21 april 1827

Compareerden heden voor den raad:

1. Van Dalen, van kol no 2, klagende dat zijn buurman van Diest hem, in tegenwoordigheid van den wijkmeester en Thomas Baas, voor eenen moordenaar had uitgekreten, verlangende daarvoor regtverschaffing.
De leden van den raad, met dezen van Dalen geduriglijk wat te doen hebbende, daar hij telkens oneenigheid zoekt, hebben hem in dezen zijne verkeerdheid onder het oog gebragt, en hem aangeraden zich over dit geval, zoo hij meende dat hem onregt geschied was, te vervoegen bij den gewonen regter, daar hij met regtszaken genoegzaam schijnt bekend te zijn.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur adviseert in dezen, dat van Dalen met al zijne klagten, die van geene beteekenis zijn, gaan kan, waar hij goed vindt.

2. Vrouw Stuiver, en
3. Vrouw Leonhardt, beide van kolonie no 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar 's Gravenhage, om oude bloedverwanten en familie te bezoeken.
Zijn van goede kleeding en het vereischte reisgeld voorzien. Dit verlofgaan is haar beiden onder nadere approbatie van den Heer Direkteur toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.


4. De wed de Koning, verlangende eenige dagen met verlof te gaan naar 's Hage.
Deze vrouw. hebbende twee kinderen, is bij eenen anderen ingedeeld, en wordt beschouwd als bestedeling; daarom is haar geraden, zich in dezen vooraf te adresseren bij hare besteders.

5. Vrouw Smid
6. Vrouw Kuiters, beide van kol 2 (Doldersum), vragende voor 14 dagen met verlof te mopgen gaan naar Alkmaar om hare familien te bezoeken.

7. Vrouw de Braun, van kol no 2, verzoekende om 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Deventer om de familie te bezoeken.

8. Kornelis van Leeuwen, ingedeeld bij Bohle in kol no 2, verzoekende voor 8 dagen met verlof te mogen gaan naar Delft, waar de goederen zijns ooms verkocht zouden worden.

Het verlofgaan der kolonisten voorkomende onder nr 5, 6, 7 en 8, is uitgesteld, heen ter tijd de aardappelen gepoot zullen zijn.


9. Penning en
10. Hazeloop, timmerlieden in kol no 1, wijk 3, verzoekende dat hun betaald moge worden, het, verleden herfst verdiende arbeidsloon, aan het huis van de wed. van Driel.
Deze post, op 1e november 1826, onder de oude schulden, opgegeven zijnde, is hun gezegd, dat de betaling wel spoedig zorgen zoude.

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr


Zaterdag 28 april 1827

Verzochten heden om voor 14 dagen met verlof buiten de kolonie te mogen gaan, de navolgende kolonisten:

1. Vrouw van Eijsden, van kol no 3, naar Dordrecht,
2. Vrouw Duiker, van kol no 1, wijk 3, naar Workum. De laatste om de erfenis harer overledene moeder met andere aanverwanten te regelen.
Het verlofgaan dezer twee vrouwen, die van kleeding en reisgeld voorzien zijn, is, onder nadere approbatie van den Heer Direkteur toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur geaccordeerd.


3. Jan Husen, ingedeelde wees bij Lutgering, in kol no 2, verlangende zijn geboortestad en familie betrekkingen in Holland te bezoeken.
Dit verlofgaan is, als boven, insgelijks toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur geaccordeerd.

4. Vrouw Hertzkamp, van kol 1, wijk 3, verlangende voor 14 dagen met verlof te gaan naar 's Hage.
Haar is aangeraden, haar huis en huisselijke zaken, van nu af aan, zindelijk en zorgvuldig te mainteneren, daar men dan zien zoude wat men in dezen doen kan.

Daarna is de raad overgegaan tot het opmaken van de navolgende voordragt van het bij kolonisten indelen der weezen tot hiertoe geplaatst bij de nu vertrekkenden huisverzorger Eise de Graaf, in kol no 2, die instantelijk verzocht hebben in de vrije kolonien te mogen blijven, als:

1. Dirkje Stellinga, in de kolonie wees geworden, bij Bohle, op hoef no 1, kol 2,
2. Stoffel Wijnands, bij den vrijboer van Haften in kol no 2, hoef no 72,
3. Johannes Emmens, oud 34 jaren, bij Kahlbi op hoef no 53. kol no 2,
4. Maria de Zwenke, bij de wed. Groen, hoef no 89, kol no 1, wijk 3,
5. Leendert Houtman, bij Goosens op hoef no 25, kol no 2.

In de kantlijn bijgeschreven: Deze indeeling wordt door den Heer Direkteur goedgekeurd.


Voorts is, na overwogen te hebben dat de ingedeelde wees van Blijdestein en dien van Mulder, in kol no 2, op verzoek dezer kolonisten, en ten voordeele der weezen, dienden verplaatst te worden, goedgevonden voor 4 dagen, en te verzoeken, dat
a. Het goede weesmeisje Johanna Horemans, ingedeeld bij Blijdestein, geplaatst moge wprden bij Dikker op hoef no 88, kol no 2,
b. Den bij Mulder in kol no 2 geplaatste jan Flanken in te deelen bij den kolonist Smallenburg op hoef no 103 kol no 3

(get.) M. Bersma Pres.
J.H.van Wolda secr


Voor copie conform
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda


Bijgeschreven: De vrijboer Götz is zonder het antwoord van den ondergetekende af te wagten weggegaan en daarom als deserteur beschouwd,
De dir. der kol.
Visser