Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD
Compareerden voor den kleinen raad en verzochten om voor 14 dagen
met verlof naar hunne familien te gaan, de navolgende kolonisten:
1. Verra van kol 2, naar Leyden;
2. Geert van Vals, van kol 3, naar Harlingen;
3. Brouwer van kol 1, naar Wieringerwaard;
4. Elisabeth Klijn, van kol 2, naar 's Gravenhage;
5. Catharina Stuiver, van kol 2, naar 's Hage;
6. Vrouw Hoogmoed, van kol 2, naar Haarlem;
7. Vrouw van der Wulp, van kol 1, naar Dordrecht;
8. Haakmeester, van kol 1, naar 's Gravenhage;
9. Brada, van kol 2, naar Leeuwarden;
10. van Puffelen, van kol 2, naar Oudewater;
11. Grothé, van kol 1, naar Rotterdam.
Onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur, is dezen
kolonisten, als zijnde van reisgeld en goede kleeding voorzien,
het gevraagde verlof toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Dit verlofgaan is door den
Heer Direkteur geaccordeerd, uitgezonderd dat van Geert van Vals,
voorkomend onder no 2, omdat hij wees is en daardoor van zijn
kommissie eerst verlof moet hebben.
12. Vrouw Smid, van kol 2, naar Alkmaar;
13. Vrouw de Vries, van kol 1, naar Amsterdam;
14. Vrouw Puper, van kol 1, naar Sneek;
15. Vrouw van der Brink, van kol 2, naar 's Gravenhage;
16. Adrianus Bolleman, ingedeeld bij Horst, kol 2, naar Groningen,
om zich in Lands dienst te laten aannemen.
De gedane verzoeken dezer laatsten zijn uitgesteld, terwijl Bolleman is verwezen naar de Subkommissie Middelburg, die alleen bevoegd is, hem dat verzoek toe te staan.
Nog verschenen er:
17. Leonhardt, van kol 2, te kennen gevende dat zijne vrouw eerlang staat te bevallen; verzoekende tegen dien tijd eenige hulp en ondersteuning.
18. Vrouw Heinsbergen, van kol 1, verzoekende voor haren ingedeelden Frans Simon, een hemd.
Aan het verzoek der beide laatsten zal door de onderdirecteurs,
zoo veel noodig worden voldaan.
(was get.) J.H. van Wolda
Verschenen voor den kleinen raad en verzochten voor eenige dagen
hunne familien in de navolgende plaatsen te bezoeken:
1. Vrouw Raaphorst, van kol 2, naar Leyden;
2. Vrouw Beun, van kol 2, naar Leyden;
3. Kemper, van kol 2, naar Amsterdam;
4. Toepoel, van kol 2, naar Haarlem;
5. Deems, van kol 2, naar Schiedam;
6. Sabelis, van kol 1 wijk 3, naar Harderwijk, voor
3 dagen;
7. Van der Lugt, van kol 1 wijk 3, naar Vlaardingen;
8. Vrouw Mollenvanger, van kol 1, naar Alkmaar;
9. Westhoff, van kol 2, naar Amsterdam;
10. De wed. Puper, van kol 1, naar Sneek,
allen, zoo zij voorgeven om belangrijkeaangelegenheden waar te
nemen, en zijn van kleeding en reisgeld voorzien.
11. Vrouw Smid, van kol 2, naar Alkmaar, hebbende
dezelfde voorwaarden en vereischten.
Onder nadere goedkeuring des Heeren Direkteurs, is hun het gevraagde verlof toegestaan, de laatste zal echter vooraf hare aardappelen op het land en in den tuin hebben schoon gemaakt.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur heeft dit goedgekeurd, behalve dat van Westhoff, die te dikwijls naar Holland reist.
12. Hazeloop, van kol 1, verzoekende dat zijn zoon Paulus,
die, volgens zijn getrokken nummer in den dienst der Nat. Mil.
valt, voor 8 dagen met verlof mogt gaan naar 's Hage, ten
einde, zoo mogelijk, zijnen ouderen broeder, ook in dienst, doch
nu ontslagen wordende, te bewegen, een jaar voor hem te dienen.
Is toegestaan.
13. Franke, van kol 1, Verzoekt met verlof te gaan naar Leyden;
14. Goudsblom, ingedeeld bij de wed. Gunther, verlangende
naar Alkmaar te reizen.
Het verlofgaan der beide laatsten is insgelijks eenigen tijd
uitgesteld.
15. Vrouw Spoelstra, van kol 2, verzoekende een hemd en
linnen broek voor haren zoon, die verzonden is naar de Ommerschans,
alsmede vraagt zij om het linnen en de doeken, bij de vorige
kleeding te goed gehouden.
Dit verzochte zal haar, zoo spoedig mogelijk verstrekt worden.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Directeur verlangt, dat dezen zoon niets gegeven worde.
16. Vrouw Doodhagen, van kol 2, huisverzorgster, te kennen
gevende, dat hare koe, sedert 2 jaren gekalfd, genoegzaam droog
was, zij verzoekt eerbiediglijk, dat haar eene tweede, zijnde eene
melkkoe, mogte worden toegevoegd.
Zal aan den Heer Direkteur worden gevraagd.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur had aan de onderdirekteurs reeds last gegeven, om de benoodigde koeijen aan te koopen.
17. Vrouw Kampstra, van kol 1, verzoekende om het bij hare
aankomst ontbrekende goed, dat zij nog niet ontvangen had.
De onderdirekteur Faaken belooft haar dit binnen 8 dagen te zullen
verschaffen.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Directeur laat de
onderdirecteurs weten, dat, zoo zij wederom verzuimen mogten, de
nieuw aankomende kolonisten, dadelijk in het bezit te stellen van
datgene waarop zij regtmatig aanspraak hebben, daarvan
afzonderlijk aan de Permanente Kommissie zal worden gerapporteerd.
18. Vrouw Zoutebier, en
19. Vrouw Leloux, beide van kol 1, vragende om eenige
kleeding voor hare kinderen.
De onderdirekteur Faaken zal in de behoefte dezer beide
huisgezinnen voorzien.
20. Van der Berg, en
21. Vrouw Smallenburg, beide van kol 1 wijk 3, zich
beklagende, de eerste, dat men zijne dochter, en de tweede, dat
men hare dochter niet had willen verschoonen van op het land te
werken; de eerste had de zijne noodig om in en bij huis te werken,
en de tweede de hare om het huiswerk te doen en op de kinderen te
passen. - De wijkmeester De Jong had deze week aan beide
huisgezinnen het brood onthouden.
Men heeft hun te kennen gegeven, dat de aardappels schoon gemaakt
moesten worden, hun belovende echter den Heer Direkteur over dit
een en ander nader te zullen spreken.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Directeur heeft
bevolen, dat geene der jonge lieden, van dezen arbeid verschoond
zullen blijven, dus ook deze niet.
(was get.) J.H. van Wolda Secr.
Verschenen voor den raad en verzochten voor 14 dagen met verlof
te gaan, de navolgende kolonisten:
1. De wed. van den Bosch, van kol 1 wijk 3, naar 't eiland
OverFlakkee;
2. Nicolaas Oosterbaan, ingedeeld bij IJdema, wijk 1, met
consent van zijne besteders, naar Harlingen;
3. Goudsblom, ingedeeld bij de wed. Gunther, kol 1, met
gelijk consent, naar Alkmaar;
4. Vrouw Visser, van kol 3, naar Dordrecht;
5. Vrouw Heemstra, van kol 3, naar Harlingen;
6. Scheffer, van kol 1, naar Bergen op Zoom;
7. Vrouw Lagerwei, van kol 2, naar Wijk bij Duurstede,
allen met oogmerk hunne familien en betrekkingen te bezoeken, zijn
van kleeding en reisgeld voorzien.
Onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur, is dit verlofgaan geaccordeerd.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur
geapprobeerd.
Nog verzochten om met verlof te gaan:
8. De wed. van der Kleij, van kol 3, naar 's
Gravenhage;
9. De wed. Broekman, van kol 3, naar Schiedam;
10. Hertzkamp, van kol 1, naar 's Gravenhage;
11. de Graaf, van kol 1, naar Holland;
dat eenigen tijd is uitgesteld geworden.
Laatstgenoemde kolonist is vóór 10 weken van Veenhuizen hier
gekomen, verzoekende om eene koe.
Dit zal bij den Heer Direkteur worden aangevraagd.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur heeft de
onderdirekteurs reeds last gegeven de noodige koeijen aan te
koopen.
12. Groenewoud, van kol 3, verzoekende ten
vriendelijkste, dat zijne dochter Neeltje, oud 18 jaren,
voor 3 maanden mag gaan dienen in Monnickendam, bij zijne
familie.
Dit verzoek is den vader van dit wel oppassende en vlijtige
meisje, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur,
toegestaan.
In de kantlijn bijgeschreven: Is ook door den Heer Direkteur goedgekeurd.
13. Vrouw van Diest, van kol 2, verzoekende reisgeld voor
hare dochter Josina, die met ontslag vertrekt naar Antwerpen.
De kleine raad gelooft hiertoe geene vrijheid te hebben, doch zal
hetzelve voorstellen aan den Heer Direkteur der kolonien.
In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur zegt, dat
daar in niet kan worden getreden.
(was get.) J.H. van Wolda Secr.
Verscheen voor den raad:
1. Jakob de Vos, ingedeeld bij den ouden Vos, in kol 1,
verzoekende van daar verplaatst te worden, wijl de oude lieden,
waarvoor hij alles doen moet, hem dagelijks mishandelden en met
stokken sloegen.
De onderdirecteur Faaken stelt hierop aan de raad voor, of de oude
kolonisten van Steenwijk, de Vos en zijne vrouw, die niet
meer in staat zijn eenig werk op het land te verrigten, en waarbij
geene weezen het kunnen uithouden, niet van hunne goede hoef mogen
afgenomen en in een ledig huis geplaatst worden waar slechts
tuingrond en geen land bij is.
Dit komt den kleinen raad goed en verkiesselijk voor.
De eenige wees kon verplaatst, de goede hoef en koeijen aan
werkzame menschen gegeven, de oude Vos en zijne vrouw, die
afgeleefd zijn, behalve de voordeelen van eenen tuin, op eene
matige wijze, door de Maatschappij, onderhouden worden.
De kleine raad neemt alzoo de vrijheid, den heer Direkteur en de
Permanente Kommissie deze omzetting en verandering voor te
stellen, te meer omdat de oude Vos in de kolonie nimmer een
liefhebber van den arbeid geweest is.
Verzochten om voor 14 dagen met verlof te gaan:
2. Vrouw Kok en
3, Elisabeth Walbloem, ingedeelde bij Dijkstra, beiden van
kol 3, naar Amersfoort. De laatste heeft permissie van
haar besteders;
4. Karst Kremer, ingedeeld bij Leeuwe, kol 3, met
toestemming zijner kommissie, naar Dockum;
5. de wed. Beets, van kol 1, naar Purmerend;
6. Vrouw Doodhage, van kol 2, met toestemming harer
kommissie, naar Texel;
7. Willem Pereijn, anders genaamd Rikmond, naar Vlissingen;
8. Vrouw Götz, van kol 1, verzoekende voor haren zoon
Kornelis, om te mogen gaan naar 's Hage;
9. Franke, van kol 1, naar Leyden;
10. Vrouw Heinsbergen, van kol 1, naar 's Gravenhage,
allen met oogmerk om hunne aanverwanten te bezoeken, zijn van
kleeding en reisgeld voorzien.
Onder nadere goedkeuring en de volgende voorwaarden is hun het
gevraagde verlof toegestaan,
a. dat Franke zorgen zal dat zijn zoon Gerrit, die
thans buiten werkt, wederom geheel in de kolonie blijve,
b. dat vrouw Heinsbergen hare gebrokene glazen
vóór dat verlofgaan laat maken,
c. dat vrouw Doodhage, gelijk hare kommissie
schrijft, zich van het noodige reisgeld, heen en terug, voorzie.
In de kantlijn bijgeschreven: Het verlofgaan dezer lieden
is door den Heer Direkteur geaccordeerd, met uitzondering van
vrouw Heinsbergen, die reeds eenige maanden zwanger en niet
zindelijk genoeg op hare zaken is.
Nog verschenen voor den raad:
11. de oude Westhoff, van kol 2, verzoekende wederom met
verlof te mogen gaan naar Amsterdam, waar zijne zuster
overleden was.
Dit verlofgaan was voor 14 dagen door den kleinen raad toegestaan,
maar door den Heer Direkteur afgekeurd. Men heeft Westhoff
geraden, zoo hij meende volstrekt in Amsterdam te moeten zijn,
zijne belangen in dezen aan den Heer Direkteur voor te stellen.
12. Willem Ladru, zoon van de kolonist Ladru, kol 1,
verlangende met verlof te gaan naar Amsterdam.
Deze Willem is wel gezond, maar geen beminnaar van den arbeid; men
heeft hem beloofd, dat hij na 4 weken vlijtig gewerkt te hebben,
ook met verlof zal gaan.
13. Manenberg, van kol 3, verzoekende dat zijne vrouw voor
14 dagen met verlof mag gaan naar Haarlem.
Is eenigen tijd uitgesteld.
14. Vrouw Nienkemper, van kol 1, verzoekende een
vrouwenpak voor hare dochter, die aanstaanden zondag tot lidmaat
zoude worden aangenomen.
Daar er nog meer zoodanige jonge lieden zijn, is den Heeren
onderdirecteurs van kol 1 en 2, opgedragen en aanbevolen, in dezen
naar behooren te zorgen.
15. van Diest, van kol 2, verzoekende zijne dochter Josina
naar Antwerpen te mogen brengen, hij vreesde dat zij anders eene
verkeerde reis zoude doen.
De onderdirekteur van kol 2 maakt hierin zwarigheid, hoewel van
Diest een man is, die in de kolonie weinig verdient. Men zal dit
vragen aan den heer Direkteur der kolonien.
In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur toegestaan.
16. Roelof Kleinman, van kol 1, verzoekende zijn ontslag
van de kolonie, omdat zijn oude vader zoo knorrig en verdrietig
begon te worden.
Men heeft Roelof dit voornemen, om voldoende redenen, afgeraden,
en hem beloofd zijnen ouden vader hierover te zullen spreken.
17. De weduwe Rikmond, van kol 1, zich beklagende over de
handelwijze van hare buurvrouw de Wals, die haar op de 25 dezer,
in tegenwoordigheid van vrouw Althoff, had uitgemaakt voor dief en
hoer. Zij meent geene van beiden te zijn, en verlangt derhalve,
dat deze zaak onderzocht en haar hare eer wedergegeven worde.
De kleine raad zal dit onderzoeken, en zoo mogelijk de verschillen
vereffenen, waarover dan den heer Direkteur nader zal worden
berigt..
(get.) J.H. van Wolda Secr.
Voor eensluidend afschrift
De secretaris van den kleinen raad
J.H. van Wolda
In de kantlijn bijgeschreven: Goedgekeurd door de Perm.
Komm. van Weld. den 23 July 1828, vK.