Naar het overzicht
van de
KLEINE RAAD




Volledige transcriptie van:

Copie uit de notulen van het verhandelde in den kleinen raad der vrije kolonien, over de maand Maart 1829


Zaturdag den 7 maart 1829

Verschenen voor den kleine raad:

1. Vrouw Bremer,
2. Vrouw Visser en
3. Spier, Israelieten van kol. 3, verzoekende voor 14 dagen met verlof te gaan naar Amsterdam, ter oorzake van het aanstaande Paaschfeest.
Is, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien, toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Geapprobeerd door den Heer Direkteur der kolonien.


4. Götz, van kol. 1, verzoekende verlof om zijnen zoon Kornelis, oud 17 jaren, voor 3 maanden te mogen laten dienen bij eenen boer buiten de kolonie.
Is mede, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien, toegestaan.

In de kantlijn bijgeschreven: Als boven.

(get.)  J.H. van Wolda, secr.


Zaturdag den 14 Maart 1829

Verschenen voor den kleinen raad:

1. Goudsblom, van kol. 1, te kennen gevende, dat het, voor 8 dagen bij zijne huismoeder, de wed. Gunther, ingedeelde weesmeisje Antonia Meijer, komende van van Dijk, uit kol. 2, noodzakelijk hebben moest: één hemd, één boezelaar en één jak.
Uit hun huisgezin was ook gekleed moeten worden, het van daar naar kol. 2 verplaatste weesmeisje Frederika Opzomer.
Zal vooraf onderzocht worden, en zoo zulks noodzakelijk zijn mogt ook verstrekt worden.

In de kantlijn bijgeschreven: Op voorstel en het verlangen van den Heer Direkteur der kolonien, is de toestand der kleeding van Antonia Meijer, door den President en secretaris van den raad plaatselijk onderzocht, en haar dien ten gevolge, op rekening van van Dijk, het gevraagde verschaft, benevens nog een paar kousen, die zij ook noodig had.

2. Wijhl,
3. de wed. Hoofien, uit kol. 1, verzoekende voor 14 dagen met verlof te gaan naar Amsterdam, om het Paaschfeest.
Is toegestaan, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

4. Vrouw Smallenburg, van kol. 1, verzoekende de vrijheid om hare dochter Alida Margarethe, oud 17 jaren, voor 3 maanden te mogen laten dienen bij haar mans broeder te Vinkeveen.
President en secretaris stemmen er voor, de twee overige leden tegen; de beslissing zij aan het oordeel van den Heer Direkteur overgelaten.

In de kantlijn bijgeschreven: Is door den Heer Direkteur toegestaan.


5. Westhoff, van kol. 2,
6. Jansen en
7. Vrouw Timmermans, van kol.3, verzoekende allen om voor 14 dagen met verlof te mogen gaan, de eerste om te erven in Amsterdam, de tweede naar Nijkerk en de derde naar Nijmegen, om de familie te bezoeken.
Is toegestaan, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: Geapprobeerd door den Heer Direkteur der kolonien.

(get.)  J.H. van Wolda, secr.



Zaturdag den 21 Maart 1829.

Verschenen voor den kleinen raad:

1. Vrouw Winkelhuis, van kol. 1, verzoekende voor 14 dagen met verlof te mogen gaan naar Amsterdam;

2. Leentje Hoffmann, van kol.1, voor acht dagen naar Amsterdam;

3. Vrouw Cohen, van kol.1 voor 14 dagen met de Paasch naar Amsterdam;

4. Geersema, van kol. 2, voor 8 dagen naar ’s Hage, om zijn pensioen, ad f. 78,- te halen.

Is toegestaan onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: Goedgekeurd door den Heer Direkteur der kolonien.


5. Franke, van kol. 1, verzoekende dat het voor eenige dagen provisioneel bij hem ingedeelde weesje, Jan van den Dollard, bij hem blijven mogte.
Is genadelijk toegestaan.

6. Goosems, van kol. 2, verzoekende voor eenige tijd te mogen uitgaan te kleermaken, naar Kolderveen, 3 uren van hier, --
Goosems is zwak, heeft een zeer been en kan op het land niet werken.
Het verzoek is hem afgeraden, doch tevens beloofd, dat hij meer fabrijkswerk in huis zal hebben.

7. Jan Grosman, oud 15 jaren, verzoekende te mogen blijven bij Renke Bosma, waar hij eenige dagen schapen gehoed had, en het hem wel beviel.
Is in den kleinen raad begrepen, dat men geene vrijheid had, zoodanige weezen buiten de kolonie, te laten wonen, althans niet zonder voorkennis en toestemming van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur wil, dat deze wees dadelijk tot de kolonien, en bij Thomas Baas waar hij behoort, te rug keert. Hiervan is den onderdirekteur van kol. 2 kennis gegeven.


8. Vrouw Volkering, van kol 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te gaan, om hare kinderen en verdere familie, binnen Rotterdam, te bezoeken.
Dit huisgezin is in den verledenen jare ontslagen geweest, doch ook opnieuw wederom opgezonden.
Is eenigen tijd uitgesteld.

(get.)  J.H. van Wolda, secr.



Zaturdag den 28 maart 1829.

Verschenen voor den kleinen raad:

1. Vrouw Berkenkamp, van kol. 3, klagende dat de wijkmeester de Nekker haar 30 mandjes aardappelen meer wilde afnemen dan hij haar verleden herfst gezegd en beloofd had, af te moeten geven.
Is goed gevonden dit nader te zullen onderzoeken, een haar de aardappelen worden afgehaald.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur verlangt dat dit ten spoedigste onderzocht – en van den uitslag in de eerstvolgende notulen melding gemaakt wordt.


2. Vrouw Nieuwenhuis, verzoekende voor 14 dagen met verlof te gaan naar Amsterdam;
3. Vrouw Grothé, van kol. 1, en
4. Vrouw Gaal, van kol. 3 beide naar ’s Gravenhage alle van hare familien te bezoeken.
Is toegestaan, onder nadere goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: Dit verlofgaan is door den Heer Direkteur goedgekeurd.


5. Johanna Emmers, van kol. 2, verlangende naar `s Hage te gaan om hare papieren te halen, die zij nog noodig heeft ter voltrekking van haar huwelijk;

6. Vrouw Schouten, van kol. 2, verzoekende voor 14 dagen met verlof te gaan naar Hoorn.

Het verlofgaan der beide laatsten is eenigen tijd uitgesteld.

7. De wed. Wolfs, huisverzorgster van kol. 3, klagende dat zij te weinig geld ontving om de kinderen te kunnen onderhouden.
Bij het nazien der betaalstaat over den afgeloopene week  is bevonden, dat bij vergissing 10 stuivers voor zakgeld in spaarbank der weezen is gebracht, dat aan het huisgezin had behooren uitgebetaald te worden.
Dit zal verbeterd worden, en tevens is haar gezegd, dat er nu wederom wekelijks, iets moest worden verdiend, waardoor de in de wintermaanden gemaakte schulden eenigermate vergoed konden worden.

8. Sabelis, van kol. 1, verzoekende voor zijn vertrek van de kolonie nog te ontvangen voor hem, zijn vrouw en kinderen eene geheele uitrusting van kleeding en het noodige reisgeld.
Wijl deze Sabelis den geheelen winter in Haarlem geweest – en er door het huisgezin, voor het kleedingfonds weinig of niets verdiend is, zoo vindt de kleine raad het niet geoorloofd, dit huisgezin, geheel van alle kleeding te voorzien, zonder goedkeuring van den Heer Direkteur der kolonien.

In de kantlijn bijgeschreven: De Heer Direkteur oordeelt dat aan dit huisgezin, hetwelk zich geheel striijdig met de verordeningen der M. gedragen heeft, behalve het noodzakelijke reisgeld geene kleding meer gegeven moet worden, dan voor die som, welke daartoe door het huisgezin zelf is verdiend geworden.

(get.)  J.H. van Wolda, secr.


Voor copie conform:
De secretaris van den kleinen raad,
 J.H. van Wolda

Goedgekeurd door de Permanente Kommissie van weldadigheid
Den 25 april 1829, Van Konijnenberg  Czn, Secr.