Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
Den Weldelzeergestrenge Heer
Den Heer President
van den Rechtbank te Assen
Weledelgestrenge Heer,
Met gepaste eerbied geeft bij deze Johannes Hermanus Kniesenburg,
kolonist wonende in de kolonie Frederiksoord, van beroep arbeider,
oud drie en vijftig jaren, getrouwd zijnde, reeds twee en twintig
jaren met Maart e.v. in genoemde kolonie, geboren te Utrecht,
hebbende zich altoos onbesproken gedragen.
De reede van deze aanklagt is het volgende verhaal van het
gepasseerde op den derde dezer maand
dat hij, Suppliant, zich bij den Directeur beklaagd had dat hij te
wijnig voor zijn arbeid betaald was, dat de genoemde Directeur hem
heeft verwezen naar den Adjunct Directeur, genaamd Hulst om
zijne te kort komende penningen uit te keere, doch in plaats van
hem zijn redelijk loon te geven met vervloekingen heeft beantwoord
en bij den kraag genomen en hem de deur zijner schuur heeft
uitgeworpen onder gedurige slagen met een luiwagen waardoor hij,
den Suppliant, vol met blauwe plekken geslagen en mishandeld is
waar voor hij ?? getuigen kan produceren welke dit met ??
eden kunnen betuigen van de barbaarsheid van genoemde Adjunct
Hulst en daar het hem, Suppliant, laat zien dat hij, Adjunct, hem
wilde verwonden.
Zo nam hij, Suppliant, de vlugt doch met genoemde luiwagen
vervolgd wordende en onder gedurige slagen, zodat hij, Suppliant,
gedwongen was op lijfsverdediging te letten door alle deze
mishandelingen maar ?? hij, Adjunct, zig helemaal schuldig
maakt tegen de kolonist, dan om zijn leven niet te verliezen hij,
Suppliant, genoodzaakt was zijn mes te trekken en hem eene snede
op de wang heeft toegebracht, om tegen die dolle oplopendheid te
verzetten hetwelke dan ook zo veel te weeg bragt dat hij hem
genoemde Adjunct Hulst ontslagen ??
De getuigen van de genoemde zaak zijn Heijntje Kinkelaar, Adrianus
Veldmeijer en Nikolaas ??, Auke de Vries, Lubertus Schaick(?),
alle kolonisten in de genoemde kolonie en om berigte aan te
brengen dient ter bevestiging hoe een barbaar hij, genoemde
Adjunct, is door mishandelinge gepleegd aan den fabrieksbaas
Kolkers, Doris Kinkelaar en een dochter van Augusteijn, welke alle
kunnen getuigen over de mishandelinge hen aangedaan en hun
wil wensch en begeerte is om opentlijk getuigenis af te leggen
tegen die genoemde barbaar !!! die het in de kolonie door
afgrijselijke macht zo ver brengt dat elk redelijk mensch voor hem
ziddert.
Zo ?? hij, Suppliant, zijn billijke klacht voor
UEdelgestrenge Rechtbank om hij, Suppliant, dadelijk na het
gebeurde zich heeft vervoegd tot aangifte der zaak bij de
Burgemeester te Vledder maar deze, dan niet thuis zijnde of ??
zijne zaak hoe rechtvaardig ook niet tot proces verbaal wilde
brengen zo het scheen om de Directie meer te helpen dan een arme
kolonist en niet ingenomen zijnde om zijne vrijheid te verliezen
door hem na de Ommerschans te verplaatsen, zo bid hij nederig om
de bescherming van de Rechtbank waarbij hij, Suppliant, zich
bereids in ?? Arrest totdat zijn rechtmatige zaak zal ??
zijn.
Smekende spoedig door UwEdelgestrenge tot ?? zijnde te
worden gedagvaard.
Het welke is dienende
Frederiksoord, den 6 Feb. 1843
J.H. Kniesenburg