Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
NB: Op dit formulier zijn gedeelten voorgedrukt, maar die zijn
gewoon in de tekst opgenomen
Pro Justitia
No. 9
Op heden den tienden Maart achttien honderd drie en veertig is
voor mij Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbank te
Assen, Provincie Drenthe, geadsisteerd door den Griffier bij
genoemde Regtbank, geëxploiteerd door den deurwaarder C.F.Poulie
wonende te Meppel verschenen de persoon gedagvaard onder den naam
van C. Hulst, dewelke, na in onze handen te hebben afgelegd de
belofte van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen
zeggen, des gevraagd heeft geantwoord te zijn Coenraad Hulst, oud
41 jaren, van beroep adjunct-directeur, wonende in de gewone
koloniën te Vledder, dat er geene dienstbetrekking, noch
bloedverwantschap of aanhuwelijking bestond tusschen hem
getuige en den beklaagden J.H.Kniezenburg en die verder op
de daartoe gedane vragen heeft verklaard hetgeen volgt:
Nadat aan den getuige duidelijk was voorgelezen zijne verklaring
afgelegd voor de Heer Burgemeester der gemeente Vledder, dat hij
daarbij blijft en dat dezelve eene volledige opgave bevat van het
voorgevallene tusschen hem getuige en Kniezenburg;
terwijl getuige nog dienaangaande gevraagd
bijvoegt dat hij het er stellig voor houdt dat de wonden hem zijn
toegebragt binnen ’s huis en niet daarbuiten hoezeer hij moet
erkennen het juiste tijdstip waarin hem dezelve zijn toegebragt
niet te hebben opgemerkt.
Dat Kniezenburg onmiddelijk nadat hij door
getuige buiten de deur was gedrongen zich naar de half geopende
deur met het mes in de regterhand had vertoond terwijl hij met
zijne linkerhand de bedoelde deur vasthield.
Dat op het gezigt van het mes de getuige ook
onmiddelijk de luiwagen van de muur had gegrepen en dat dit één en
ander alles het werk van een oogenblik was.
Dat Kniezenburg op het oogenblik dat hij de
luiwagen zag in de hand van getuige onmiddellijk en zonder eenig
verwijl de vlugt had genomen en door getuige was achtervolgd
blijvende hij Kniezenburg steeds vooruitloopen, zonder dat hij
getuige gezien heeft dat hij zich in de loop heeft omgekeerd.
Dat naar getuige’s beste weten Kniezenburg van
hem een slag met de luiwagen heeft ontvangentoen hij dwars door
een hegje of haagje liep waarmede gedeeltelijk zijn pomp is bezet,
terwijl hij een gelijke slag heeft ontvangen toen zijne loop
gestuit werd door de berkenheg die de tuin van getuige van die van
Kolkers scheidt, terwijl getuige zich ook nog herinnert eene schop
onmiddelijk ter hoogte van de wal aan hem te hebben toegebragt.
Dat getuige zich herinnert dat hij eerst
bemerkt had gewond te zijn aan zijn hoofd op het oogenblik dat hij
de tuin van Kolkers dwars overliep en dat hij eerst bij zijn
tehuiskomst had bemerkt dat hij aan zijne linkerhand was verwond
geraakt.
Voorts verklaart getuige nog desgevraagd dat
hij door de bedoelde verwonding niet is verhinderd geworden zijne
gewone werkzaamheden te verrigten, dat hij wel naar zijn beste
onthoud gedurende een veertien dagen in huis is gebleven maar dat
hij dit meer heeft verrigt om geene vertraging in het heelen der
wonden te veroorzaken, dan wel uit hoofde het gebiedend wierd
gevorderd.
Eindelijk verklaart nog de getuige desgevraagd
dat Kniezenburg bekend was van een wrevelig humeur te zijn en dat
hij zeer kwaadaardig is, en als zoodanig bij de Administratie
staat aangeschreven.
Na voorlezing blijft de getuige hierbij en en bekomt taxe.
ƒ 3.54½
w.g. C.Hulst
J.H.Westra
C.E.Oosting