Naar het overzicht
van stukken over Kniesenburg
NB: Op dit formulier zijn gedeelten voorgedrukt, maar die zijn
gewoon in de tekst opgenomen
Pro Justitia
No. 12
Op heden den tienden Maart achttien honderd drie en veertig is
voor mij Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbank te
Assen, Provincie Drenthe, geadsisteerd door den Griffier bij
genoemde Regtbank, geëxploiteerd door den deurwaarder C.F. Poulie
wonende te Meppel verschenen de persoon gedagvaard onder den naam
van Frederik Heintz, dewelke, na in onze handen te hebben afgelegd
de belofte van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te
zullen zeggen, desgevraagd heeft geantwoord te zijn genaamd
Frederik Karel Heintz, oud twintig jaren, van beroep
smidsknecht, wonende te Frederiksoord, dat er geene
dienstbetrekking, noch bloedverwantschap of aanhuwelijking bestond
tusschen hem getuige en den beklaagden J.H.Kniezenburg, en die
verder op de daartoe gedane vragen heeft verklaard hetgeen volgt:
Wij hebben den getuige duidelijk voorgelezen zijne verklaring
afgelegd naar den Heer Burgemeester der gemeente Vledder op den
zesden February 1800 drie en veertig en hebben den getuige
gevraagd of hij bij deze zijne verklaring verblijft.
De getuige antwoordt dat deze verklaring juist
inhoudt hetgeen hem van de zaak bekend is.
Gevraagd of hij ook bepaald gezien heeft waar
ter plaatse de Heer Hulst bloedde?
Aw.: Ja, uit de wang en op eene der handen.
Voorts desgevraagd dat hij moet terugkomen van
zijne verklaring dat de Heer Hulst een stok in de hand had gehad,
maar dat het een luiwagen was geweest.
Voorts desgevraagd dat Kniezenburg niet in de
smederij was gekomen en over het voorgevallene zich had
uitgelaten.
Eindelijk desgevraagd dat hij niet weet bij te
brengen in hoeverre Kniezenburg vooraf het plan zoude beraamd
hebben te handelen in voege is geschied.
Na voorlezing blijft getuige bij deze zijne verklaring, bekomt
taxe en teekent met ons en den substituut-Griffier
3.54˝
w.g.
D.H. Westra, C.E. Oosting, F.K. Heintz