Het stelsel komt er op neer dat het officiële geld grotendeels
verdwijnt en wordt vervangen door speciaal geslagen muntjes en
zogeheten 'winkelkaartjes', gedrukte kaartjes met een bedrag erop.
Zowel die muntjes als die winkelkaartjes hebben alleen waarde in
de koloniale winkels.
LET OP: Als er bij de Maatschappij sprake is van
'koloniale munt' bedoelen ze daarmee normaliter OOK papieren
winkelgeld en niet alleen muntstukken.
De situatie rond het koloniale geld verschilt per kolonie, is erg
ondoorzichtig en is nooit eerder helemaal uitgezocht. Op deze
pagina's probeer ik samen met numismaticus Wiebe Nijlunsing het
geheel in kaart te brengen. Voor zover dat lukt, want we komen een
heel eind, en verder dan ooit iemand eerder is gekomen, maar er
blijven vooralsnog enkele onduidelijkheden.
Hoewel dat geen betaalmiddelen zijn, nemen we op deze pagina's
herdenkingspenningen en aan kolonisten uitgereikte medailles ook
mee.
Het onderstaande is chronologisch en bevat Everything you
always wanted to know about koloniegeld, maar voor mensen
die het graag even kort en zakelijk op een rijtje hebben, is er
ook een pagina met samenvattingen.
● Ter herdenking van de oprichting maart 1818 van de
Maatschappij is een penning gemaakt. Zie de informatie over die penning
en de plaatjes ervan.
● Hardwerkende en brave kolonisten in de vrije koloniën krijgen
medailles uitgereikt. Alles wat we over die medailles weten inclusief
afbeeldingen ervan.
Aan de medaille-uitreikingen (1820 en 1824) zit een jaarlijks
geldbedrag vast. Dat leidt diverse malen, zoals in 1828 en 1830,
tot verwarring en een behoorlijk gepuzzel.
● De eerste geluiden dat de Maatschappij eigen betaalmiddelen wil
zijn in februari en mei 1821. Vanaf dan zijn er bepaalde groepen
vrije kolonisten die hun loon ontvangen in 'eene papieren munt, die alleen
gangbaar is bij den winkelier in de kolonie'. Maar slechts enkele
vrije kolonisten krijgen daarin betaald.
De bedelaarsopvang in de Ommerschans begint september 1822 en
daar is er WEL vanaf het begin alleen maar koloniale munt voor
alle bedelaars.
● De officiële
regelingen bepalen dat er 'lootjes' zijn die elke werkdag aan de
bedelaarskolonisten wordt gegeven voor het werk dat ze hebben
verricht. Volgens ons zijn dat de op deze pagina afgebeeld blikken
muntjes.
● Daarnaast
zijn er op de Ommerschans 'kaartjes', gangbaar bij de winkelier.
Er is er geen één van teruggevonden, maar er is bewijs dat ze wel
bestaan hebben!
● En tenslotte
zijn er twee series munten, een serie van koper en een serie van
gegoten ijzer, die naast het papieren geld, tot 24 december 1830
in gebruik blijven.
● Voor de adjunct-directeur van de Ommerschans, de hoogste
functionaris ter plekke, levert de koloniale munt steeds heel veel
ellende. Zie de gruwelijke
ervaringen van de eerste drie adjunct-directeurs.
Net als bij de Ommerschans is er ook in Veenhuizen vanaf het
begin alleen maar koloniaal geld.
● Om te beginnen zijn er ook hier 'lootjes', want die worden
zowel in het reglement voor de weeskinderen als in het reglement
voor de bedelaars genoemd. En ook hier denken we dat het de
blikken muntjes zijn.
Daarnaast circuleren er tegelijkertijd papieren en metalen
betaalmiddelen.
● Van het papier zijn alleen winkelkaartjes bewaard gebleven van
het eerste gesticht te
Veenhuizen met de naam van adjunct-directeur Jannes Poelman er op.
● De metalen munten zijn van roodkoper en messing (of geelkoper)
en al met al is het een volslagen onoverzichtelijk
gedoe.
De vrije koloniën gaan als laatsten volledig aan het koloniale
geld per 1 juni 1825.
● Dat is een gevolg van een besluit van 10 mei 1825 dat de vrije koloniën eigen winkels krijgen.
● Uit een later gemaakt overzicht
van de data waarop de koloniale munt (papier en koper) voor de
vrije koloniën wordt aangemaakt, blijkt dat op 2 juni 1825 het
nieuwe geld, bestaande uit kaartjes én muntjes, gereed is.
● Van de eerste papieren koloniale munt zijn twee kaartjes bewaard
gebleven, met daarop de handtekening van de algemeen boekhouder.
● Van de metalen
munten in de vrije koloniën zijn er meer voor het nageslacht
bewaard. Het zou zomaar kunnen dat die munten heel lang, bijna
twintig jaar, in gebruik zijn gebleven.
● In de collectie van museum De proefkolonie bevinden zich een aantal onbegrijpelijke kaartjes die wel met het geldsysteem in de vrije koloniën te maken hebben. Maar de vraag is hoe.
Vanaf nu zijn alle bewoners in alle koloniën onderworpen aan het
koloniale geldsysteem. Enkele zaken gelden dan ook voor alle
koloniën:
● De permanente commissie heeft (tot 1837) geen bemoeienis met
het koloniale geld. De directeur der koloniën in Frederiksoord regelt alles.
Maar hoe? Hoe?
● In het dagelijks leven van koloniebewoners speelt de koloniale
munt een belangrijke rol. Een overzicht
van alles wat we er over tegenkwamen bij de kleine raad voor de
gewone koloniën en bij de tuchtraden in alle koloniën.
● Ook de koloniale ambtenaren ontvangen vanaf 1 juni 1825 een
deel van hun salaris in
koloniale munt. Af en toe komt het voor dat eentje daar niet
helemaal gelukkig mee is.
● Een inkijkje in het geldverkeer van het tweede gesticht te
Veenhuizen leveren de bewaard gebleven journaals van oktober en
november 1827.
● Hoe verhoudt de koloniale munt zich tot het gewone geld?
Bijvoorbeeld als iemand de kolonie verlaat en nog koloniaal geld
heeft? Alles over omwisselen.
● Er is regelmatig gedonder met kassen met koloniale munt die
niet zouden kloppen, wat dan vaak leidt tot ruzie tussen de
Maatschappij en een (gewezen) employé. Een pagina vol gedonder.
● In maart 1826 besluit de permanente commissie het ingewikkeld
te maken door de instelling van TWEE
soorten winkelkaartjes, het Winkelgeld en het Broodgeld.
● Sommige van die in maart 1826 genoemde kaartjes zijn
bewaard gebleven. Een pagina met afbeeldingen. Kaarten
met rare afgeknipte hoekjes.
● Vanaf 22 september 1830 zijn er in de vrije koloniën nieuwe winkelkaartjes met daarop de handtekeningen van directeur Van Konijnenburg en boekhouder Van Marle erop, waarvan een paar bewaard zijn.
● Dan de Ommerschans: op 24 december 1830
worden alle oude betaalmiddelen hier ingenomen en komt er een
nieuwe serie munten waarvan niemand weet hoe ze er uit gezien
hebben.
● De geldstromen worden gescheiden. Alle boekhouders en
boekhouding bijhoudende adjunct-directeuren en onderdirecteuren
moeten vanaf 1 januari 1831 een kas met gewoon geld en een kas
koloniale munt bijhouden, met bijbehorende afdelingen in hun kasboeken. Onderaan
deze pagina staat een berekening over de verhouding koloniale munt
en Rijksmunt in januari 1842.
● Die gescheiden kasboeken geven ook de kans om te kijken welke
zaken met Rijksmunt en welke met koloniale munt betaald worden, en
hoe zich een en ander tot elkaar verhoudt. We hebben dat
uitgezocht:
■ Op de Ommerschans
■ In het eerste gesticht te
Veenhuizen
■ In het tweede gesticht te
Veenhuizen
■ In het derde gesticht te
Veenhuizen met over de twee maanden dat de kasboeken van
héél Veenhuizen bewaard zijn gebleven, een aparte pagina over het
koloniale geld in de hele kolonie
Veenhuizen.
■ In de vrije koloniën.
■ En bij de restcategorie, te weten de algemene directie, het Instituut te Wateren en de stoomkatoenspinnerij.
● Van 24 tot en met 26 november 1831 rauzen de directeur en zijn
boekhouder door de kolonie Veenhuizen, ze nemen alle oude
betaalmiddelen in en vanaf dat moment zijn er geen metalen munten
meer maar papieren winkelkaartjes.
● Eind december 1836 stuurt de directeur der koloniën desgevraagd
de overgebleven 'gedrukte
vellen koloniale munt' (= winkelkaartjes) naar Den Haag.
● Daarop wordt op 10 januari 1837 besloten de directeur voor de administratie een advies te laten uitbrengen over de toekomstige organisatie van het koloniegeld.
● Naar aanleiding van dat advies besluit de permanente commissie
op 23 januari 1837 het aanmaken van de koloniale munt (dus en
kaartjes en munten) voortaan zelf
te regelen.
● Bovendien wordt bij dit besluit bepaald welke handtekeningen er
voortaan op de winkelkaartjes staan, wat informatie geeft voor de
datering van een afgebeeld winkelkaartje.
● Daarna is alles anders. De directeur der koloniën beperkt zich
voortaan tot het plaatsen van bestellingen
bij de permanente commissie.
● En het maken van de metalen munten
wordt door de permanente commissie voortaan opgedragen aan de
firma G. van Maanen & Zoon te 's Gravenhage. In eerste
instantie alleen voor de Ommerschans.
● Als gevolg daarvan krijgt de Ommerschans op 8 februari 1838 een
nieuw soort munten, met een uiterlijk dat daarna ook in de andere
koloniën wordt ingevoerd.
● Twee pogingen tot valsemunterij in 1840 door bedelaars bij het tweede gesticht te Veenhuizen luiden het einde in van het gebruik van winkelkaartjes in Veenhuizen.
● De gestichten in Veenhuizen krijgen per 20 april 1841 (het
tweede gesticht) en 11 mei 1841 (het eerste en het derde gesticht)
metalen munten met het
uiterlijk dat de munten in de Ommerschans al vanaf februari
1838 hebben. Maar met een andere achterkant.
● De permanente commissie besluit 11 oktober 1841 welke waarde de munten in de gestichten hebben. De munten van 2 cent, 15 cent en 20 cent verdwijnen dan.
● Daarna volgen de vrije of gewone koloniën op 28 december 1842
na een 'onverwachts en zeer schielijke' operatie het voorbeeld van
Veenhuizen, zodat vanaf dat moment alle metalen koloniale munten
een uniform
uiterlijk hebben.
● Nu zijn de munten in alle koloniën gelijk (de voorkant althans) en dat zal tot 1859 zo blijven. We proberen op een rijtje te krijgen hoeveel van die munten hebben bestaan:
■ Op de Ommerschans
■ In het eerste gesticht
te Veenhuizen
■ In het tweede gesticht
te Veenhuizen
■ In het derde gesticht te
Veenhuizen
■ In de vrije koloniën.
● Na de dood van Johannes van den Bosch op 28 januari 1844 worden
door Pieter Otto van der Chijs herdenkingspenningen
uitgegeven in zilver en brons.
● Diezelfde Pieter Otto van der Chijs vraagt in 1849 of men hem
medailles en in omloop zijnde koloniale munten wil toezenden.
● Ook een leuk intermezzo is als door de overplaatsingen van
kolonisten van de ene kolonie naar de andere, ook de koloniale
munt zich verplaatst en
men daar in 1853 een einde aan wil maken.
● Eind 1859 neemt de Staat de gestichten te Veenhuizen en
Ommerschans (dit is Deel 5)over van de Maatschappij van
Weldadigheid. Dat heeft gevolgen
voor het koloniale geldstelsel.