Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





25 september 1826, Brief van Jan Hessels van Wolda aan de permanente commissie over de salarissen van de onderwijzers

Deze brief van Van Wolda aan de permanente commissie bevindt zich bij de besluiten die Johannes van den Bosch en Jeremias Faber van Riemsdijk op 26 september 1826 te Frederiksoord nemen, invnr 961, het mapje met opschrift 1826 (daarvan zijn geen scans). Wat Van Wolda heeft onderstreept of groter geschreven, heb ik vet gemaakt.


Frederiksoord den 25 september 1826

HoogWelGeb.Gestrenge Heer!

Ingevolge de vereerende last, mij door UHWGebGestr. opgedragen, heb ik de eer UHWGG. hiernevens in te zenden, een staat, bevattende de namen en het traktement van zoodanige schoolonderwijzers en ondermeesters, in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, wier bestaan eenige verbeterinbg behoeft.

Ik waag het, HoogWelGGetr. Heer! het lot dezer onderwijzers, waarvan er 4 kolonisten zijn, aan UHWGG christelijke wijsheid aan te bevelen. Zij allen zullen het weldadige, dat noodig is, hier bewezen te worden, met warm gevoel van dankbaarheid, erkennen en in hunne werkzaamheden toonen, dat zij getrouwe dienaren der eerbiedwaardige Maatschappij zijn.

In de stille hoop, dat UHoogWelGebGestr. waarop wij ons allen veilig en kinderlijk verlaten, met goedgunstigheid over het vak van Onderwijs der jeugd moge beschikken, verblijd ik mij in het voorregt, mij, met de meeste hoogachting te mogen noemen

HoogWelGeborenGestrenge Heer!

UwHoogWelGebGestr ootmoedige gehoorzame dienaar

J.H. van Wolda


Bijlage bij de brief:

Nominatieve Staat van zoodanige onderwijzers en ondermeesters in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, wier traktement eenige verhooging noodig hebben.

1. Hajo Hoogstra, aan de Ommerschans, heeft wekelijks ƒ 6-, verrigt zijn werk met vlijt en ijver en doet alles allιιn.

2. Harm Berends Otten, 1e onderwijzer te Willemsoord, heeft ƒ 5-50. legt zich met al zijn krachten toe op de verbetering van het onderwijs.

3. Pieter van der Koog, deszelfs ondermeester, geniet per week ƒ 1-50 aan koloniale munt, geeft daarvan aan zijne huisvader voor kost en inwoning ƒ 1- houdt dus over om zich van alles te voorzien 50 centen.

4. Hendrik de Nekker, bijschoolhouder in de Oost4parten, bezit den 3e rang, en heeft een inkomen ƒ 3-50, waarvan hij ƒ 2- kostgeld geeft

5. Jakob Remm Booij, 1e onderwijzer van kol no 2, heeft ƒ 6-. Sedert eenen geruimen tijd beijvert deze zich bijzonder op de beschaving en het onderwijs der jeugd.

6. Dirk Joh Smith, deszelfs ondermeester, geniet per week ƒ 1-50. Met dezen is het eveneens gesteld als met P. van der Koog, onder no 3 hiervoor voorkomend

7. Jakob Korn. Mulder, 1e onderwijzer in kol no 1, heeft per week ƒ 5-50, en hoewel de kleinste school hebbende beloopt hier het getal leerlingen 210

8. Martinus Uhl, onderwijzer van het 2e gesticht te Veenhuizen, geniet ƒ 3-50, is bijzonder ijverig in zijn vak en geeft zeer goed onderwijs.

Hierbij dient aangemerkt te worden, dat de laatstgenoemde dit traktement tot aan juli jl in de voormalige 6e kolonie heeft genoten, dat voor dezen in plaats is gekomen Steph Molewijk, ondermeester van kol no 1, en voor deze laatstgenoemde provisioneel onder nadere approbatie der P. Kommissie is aangesteld Gerrit Muijen, een kolonistenzoon, op een wekelijks traktement van ƒ 1-50, daar er voor dien tijd aan den onderm van kol 1 betaald wierd ƒ 2-50, zoodat er wekelijks bespaard werd ƒ 1- welke ik gaarne verdeeld zoude gezien hebben onder Otten en Mulder, waardoor de traktementen der hoofdonderwijzers in de vrije kolonien gelijk zouden gestaan hebben.

Het bestaan van Steph Molewijk en Gerrit Muijen heeft vooralsnog geen verbetering noodig gehad.

25 sept 1826

J.H. van Wolda