Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
De Permanente Commissie
Overwegende de nuttigheid om de bezoldiging van de schoolonderwijzers op eenen vasten voet te brengen, volgens eene klassificering der scholen welke zij waarnemen, of van hunne rangen, die zij in de waarneming hebben, en om verder al wat daartoe betrekking heeft te regelen.
Overwegende de noodzakelijkheid, om tevens eenige algemeene verpligtingen van de schoolonderwijzers hun opzettelijk voorteschrijven.
Gelet op de voorstellen, en aanmerkingen, van den
Adjunct-Directeur voor het schoolonderwijs daaromtrent ontvangen.
Besluit:
Art. 1
De bezoldiging der schoolonderwijzers in de kolonien en gestichten
wordt bepaald volgens de klasse der scholen welke zij bedienen of
waartoe hunne rangen, die zij daarin bekleden, worden gebragt.
Art. 2
De scholen van de eerste klasse zijn de twee voor de Weezen in het
1e en 3e Gesticht te Veenhuizen aan welker waarneming eene
bezoldiging van vierhonderd gulden 's jaars wordt verbonden.
Art. 3
Die van de tweede klasse zijn de hoofdscholen van de 3 vrije
kolonien en de scholen te Ommerschans en in het 2e Gesticht te
Veenhuizen aan welker bediening drie honderd vijftig gulden 's
jaars wordt verbonden.
Art. 4
De tweede onderwijzer in de school voor de weezen van het 1e
Gesticht te Veenhuizen wordt in rang tot de derde klasse gebragt
en hem als zoodanig eene bezoldiging van twee honderd vijftig
gulden 's jaars toegekend.
Art. 5
Van de vierde klasse zijn: 1. de twee bijscholen te Doldersum en
in de Oostvierdeparten in kolonie no 2, welke beiden echter
slechts als ééne school wordt beschouwd, en 2. de bijschool van
kolonie no 3 in de Steggerder vierde parten, aan de bediening van
welke scholen eene bezoldiging van twee honderd gulden 's jaars
wordt verbonden.
Art. 6 Alle ondermeesters worden in rang tot eene vijfde klasse gebragt en hunne bezoldiging op twee en vijftig gulden 's jaars bepaald en op een honderd vier gulden wanneer hun op geen andere wijze vrije voeding en inwoning van wege de Maatschappij kan worden bezorgd, door de P.C. in elk geval nader te bepalen.
Art. 7
Aan genen der onderwijzers kan immer eene vermeerdering der
bezoldiging te beurt vallen, anders dan bij opklimming, in eene
hoogere klasse, welke opklimming echter, hun bij voldoende
geschikt- en bevoegdheid ingeval van open komende plaatsen van de
P.C. verzekerd wordt.
Art. 8
Gelijk alle scholen onder het onmiddellijk toezigt van den
Adj-Directeur voor het schoolonderwijs staan, zoo wordt ook
bepaaldelijk aan al de hoofdonderwijzers de verpligting opgelegd,
om van alle schoolboeken en schoolbehoeften, die hun ingevolge het
Besluit van den 22 October 1827 N19 door den Adj-Directeur voor
het onderwijs worden verschaft, aan denzelven zoodanige
verantwoording te doen als hij zal noodig achten, ter volbrenging
van de zorg hem daaromtrent aanbevolen.
Art. 9
In de gewone kolonien zal een schoolonderwijzers gezelschap
bestaan uit al de onderwijzers dier kolonien en hunne
ondermeesters met den Adjunct-directeur voor het onderwijs aan het
hoofd, waarbij ook nog zoodanige jongelingen in of buiten de
kolonie woonachtig kunnen worden toegelaten, die eene goede aanleg
bezitten en tot schoolonderwijzers wenschen gevormd te worden;
welk gezelschap de strekking hebben moet, om door onderlinge
mededeeling het onderwijs in de kolonien bevorderlijk te zijn.
Hetzelve zal iedere laatste zaturdag der maand, des nademiddags
ten één uur, ten huize van den Adjunct-Directeur bij een komen,
zullende het aan geen der leden vrij staan die bijeenkomsten
anders dan om gewigtige redenen, ter beoordeling der
Adj-Directeur, natelaten.
De werkzaamheden en derzelver regeling worden aan den
Adj-Directeur, als voorzitter van het gezelschap, geheel
overgelaten, onder gehoudenheid echter, om in de eerste maand van
elk afgeloopen jaar aan de P.C. van de van de verrigtingen des
gezelschaps een afzonderlijk verslag te doen met vermelding van de
op elk gezelschap aanwezig of afwezig geweest zijnde leden.
Art. 10
Door den Adjunct-Directeur voor het schoolonderwijs zal aan elken
hoofdonderwijzer worden ter hand gesteld een schrijfboek, bestemd
tot het houden van behoorlijke aanteekening van de namen der
leerlingen die tot de school behooren en van alle dagelijksche
belangrijke voorvallen als het aantal aanwezige scholieren op elke
les, - het aankomen van nieuwe leerlingen en het vertrek van
scholieren, - het uitreiken van nieuwen leerboeken, - het
verplaatsen naar hoogere klassen of afdeelingen, - buitengewone
vorderingen en uitstekende goede of kwade gedragingen van
scholieren, - vacantie dagen of weken, veranderingen of
verbeteringen in het onderwijs of de orde der school daargesteld;
alles overeenkomstig een daarvan door den Adj-Directeur te geven
model, welk boek steeds behoorlijk zal moeten worden bijgehouden
en telkens aan den Adjunct-Directeur en aan den Directeur der
kolonien bij hunne bezoeken, vertoond, blijvende hetzelve
overigens tot eenen voortdurende inleggen in de school bewaard.
Art. 11
De onderwijzers zullen elke zaturdag morgen eene lijst inzenden,
in de gewone kolonien bij den kleinen raad en in de Gestichten bij
den Adjunct-Directeur van het gesticht, van alle scholieren, die
in den loop der week het schoolonderwijs niet behoorlijk hebben
waargenomen, of zich bij hetzelve kwalijk hebben gedragen.
Art 12
Aan geene kolonisten zal door den Kleinen Raad in de vrije
kolonien verlof worden verleend, wanneer door hunne kinderen, of
indien ze zelve zich nog in de leerjaren bevinden, door hen
zelven, geen goed gebruik van de school wordt gemaakt. Ook de
Adjunct-Directeuren van de Gestichten zullen van de bij hen
ingekomen lijsten kennis behooren te nemen, en zich met de
onderwijzers te vereenigen ter bevordering van het getrouw opkomen
der scholieren en derzelver gedrag in de scholen.
Art. 13
Geen onderwijzer zal zijn schooldienst, hoe groot of klein het
getal van leerlingen ook zij, mogen opzeggen, of aan eenen ander
ter waarneming overgeven, zonder daartoe vooraf de vergunning
verzocht en verkregen te hebben van den Adj-Direct voor het
schoolonderwijs en bij deszelfs afwezigheid in de Gestichten van
den Adj-Direct van het Gesticht.
Art. 14
Den schoolonderwijzers wordt uitdrukkelijk de verpligting
opgelegd, om zich, overigens, in alles wat de inrigting hunner
scholen en de manier van onderwijzen aangaat, te gedragen naar de
voorschriften en bevelen van den Adjunct-Directeur voor het
onderwijs, als welke met de uitvoering van de bijzondere
bedoelingen en begeerten der P.C. dienaangaande is belast.
Art. 15
De Adjunct-Directeur voor het onderwijs, zal zich steeds in staat
houden, ingevolge de hem aanwezene betrekking, aan de P.C. behalve
het algemeen jaarlijksch verslag – hetwelk voortaan in de maand
janyary zal moeten ingezonden worden, alle inlichtingen en
bijzonderheden mede te deelen, die voor het onderwijs belangrijk
kunnen worden geacht.
Art. 16
Aan onderwijzers die zich zulks door door eene voorbeeldige
waarneming van hunne werkzaamheden waardig maken, zullen door de
Perm. Comm. vereerende getuigschriften worden uitgereikt, die
jaarlijks, wanneer daartoe allezins voldoende redenen bestaan, van
nieuws weder zullen bekrachtigd worden.
Art. 17
De uitvoering van dit besluit zal met 1e january 1828 eenen
aanvang nemen.