Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Besluit permanente commissie 8 februari 1830 N15: Instructie houdende nadere bepalingen nopens het schoolonderwijs in de kolonien


Drents Archief, toegang 0186, inventarisnummer 968

De Permanente Commissie

Nader gelet op de sub 12 November ll N12 in advies gehouden missive van den directeur der kolonien van den 29 noktober ll N368

Overwegende, dat de bestaande bepalingen, inzonderheid in het besluit van 18 December 1827 vervat, niet voldoende zijn bevonden ter verzekering van het gezet ter schoole gaan van al de kinderen en jonge lieden in de vrije kolonien, welke onderwijs behoeven en in de gelegenheid zijn hetzelve te ontvangen

En willende daarin voorzien

Heeft goedgevonden en verstaan te nemen het navolgende besluit:

Artikel 1
Alle kinderen van 5 tot 12 jaar oud, zullen gezet de dagscholen moeten bijwonen, daarvan uitgezonderd de kinderen van 10 tot 12 jaren gedurende de maanden Mei, September & Oktober, als wanneer dezelve tot het poten en royen van aardappelen zullen mogen worden gebezigd, zullende voorts van den 1e April tot den 1e November, één kind uit ieder huisgezin, die tot koehoeden noodig is, mede in de uitzondering zijn begrepen, des echter dat hetzelve bij aldien er een tweede kind uit tot koehoeder in het huisgezin mogt worden gevonden, bij afwisseling met dit slechts een halven dag van de school zal mogen worden gehouden.

Artikel 2
Al de jonge lieden, boven de 12 jaren oud, die nog schoolonderwijs behoeven, zijn verpligt om den anderen avond, de ene voor de jongens, de andere voor de meisjes, gezet de avondscholen bij te wonen, welke nimmer zullen mogen stilstaan, zonder bepaalde toestemming van den Directeur der kolonien.

Artikel 3
De Onderdirecteurs zullen binnen veertien dagen tijds, aan den onderwijzers der kolonie eene naamlijst moeten afgeven van al de kinderen van 5 tot 12 jaren oud, in iedere kolonie met vermelding van den dag hunner geboorte. Op den 1e van iedere drie maanden zullen zij eene gelijke lijst aan de onderwijzers uitreiken van de kinderen, welke den ouderdom van 5 jaren bereikt hebben en van die welke in de afgeloopen drie maanden in de kolonien zijn opgenomen waaronder ook die, boven de 12 jaren oud, voor zooverre dezelve nog niet genoegzaam zijn onderwezen. Den onderdirecteurs wordt het ernstig aanbevolen, hieraan stiptelijk te voldoen, als zullende bij nalatigheid of verzuim hierin, het ongenoegen van de Permanente Commissie daarover ondervinden.

Artikel 4
Den Adjunct-directeur voor het schoolonderwijs wordt opgedragen, na te gaan, welke jonge lieden boven de 12 jaren oud, thans nog schoolonderwijs behoeven, (die welke reeds ter school gaan niet uitgezonderd), ten einde daarvan eene volledige naamlijst optemaken en die aan iedere onderwijzer uittereiken.

Artikel 5
De onderwijzers zullen van al de naamlijsten, die zij ingevolge de voorafgaande artikkelen ontvangen, eene alfabetische naamlijst aanleggen en bijhouden en daarop telkens afschrijven, diegenen welke de kolonien verlaten of als genoegzaam in het onderwijs gevorderd, van het schoolonderwijs zijn ontslagen.

Artikel 6
Het ontslag van de school wordt door den adjunct-directeur gegeven, zullende geen kind of jongeling zonder zoodanig een ontslagbrief, door den onderwijzer, de wijkmeesters of den onderdirecteur, als van de school ontslagen mogen worden beschouwd.

Artikel 7
De onderdirecteurs worden gelast te zorgen, dat zoo wel de kinderen als jonge lieden, behoudens de gemaakte uitzondering,gezet ter school komen; zij zullen de ouders en pleegouders gedurig moeten onder het oog brengen, dat zij wanneer hunne kinderen van de school blijven, daarvoor noodwendig bestraffing zullen moeten ondergaan, en wel: de pleegouders, door als ongeschikt voor hunne betrekking tot ontslag te worden voorgedragen en de overige door inhouding van een gedeelte der wekelijksche verstrekking van brood, door weigering van verlof of door zoodanige andere maatregelen, als welke bevonden zullen worden tot het oogmerk dienstig te zijn.

Artikel 8
De schoolonderwijzers zullen iederen schooltijd de namen van den afwezige leerlingen der alphabetische lijst moeten opteekenen en daarvan wekelijks opgave moeten doen aan den Adjunctdirecteur, welke opgave zal moeten bevatten: de namen en het getal schooltijden , die door ieder kind zijn verzuimd geworden, benevens de gegronde redenen die daarvoor zouden kunnen hebben bestaan en welke door hen, zoo veel mogelijk behooren te worden onderzocht, vermeenende de Permanente Commissie dat deze redenen alleen kunnen gelegen zijn in ziekten of ook wat de kleine kinderen betreft, in de ruwheid of ongunstige gesteldheid van het weder.
Een koehoeder, éénen schooltijd 's daags te huis gebleven zijnde, zal zulks niet gerekend worden doch zoo hij die beide dagscholen afwezig is geweest, zal daarvan opgave moeten geschieden.
Afwezigheid in de maanden Mei, September & Oktober, van kinderen van 10 tot 12 jaren, behoeft mede niet te worden opgegeven.
Deze opgaven moeten bepaaldelijk des zaturdagsavonds bij den Adjunctdirecteur zijn ontvangen en zullen overigens volkomen met de waarheid overeenkomstig moeten zijn, zullende nalatigheid, onnaauwkeurigheid, of onvolledigheid hierin voor stellig pligtverzuim van den onderwijzer worden aangemerkt, en daarvan aan den Permanente Commissie verslag worden gedaan.

Artikel 9
De Adjunctdirecteur voor het schoolonderwijs zal die opgaven onderzoeken en ten aanzien van de opgegevene redenen van afwezigheid moeten nagaan, in hoeverre dezelve voor gegrond te houden zijn.
Hij zal vervolgens eene lijst opmaken van die schoolkinderen, welke zonder wettige redenen bij overtreding van deze bepalingen te huis zijn gebleven, en dezelve uitreiken aan den Onderdirecteur van de kolonie alwaar zij wonen, ten einde de ouders ingevolge art. 7 over hun pligtverzuim te onderhouden.
Dezelfde kinderen in eene volgende week of kort daarop wederom op de lijsten van den schoolonderwijzer vindende, zal hij daarvan opgave doen aan den Directeur, die alsdan zal overgaan tot de toepassing van die dwangmiddelen, als welke noodig zullen worden bevonden om de nalatige ouders of pleegouders tot hunnen pligt te brengen.

Artikel 10
Noch wijkmeester noch Onderdirecteur of eenig ander ambtenaar wie hij ook zij, mag zich bevoegd rekenen eenig kind of jongeling of meisje van de school te houden.

Artikel 11
Alle vroegere bepalingen omtrent dit onderwerp, voor zoo verre die door de voorafgaande niet zijn gewijzigd, blijven van kracht.